Een gevulde Kerst (III, slot)

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Consigliere
Berichten: 14
Lid geworden op: di 02 apr 2013, 00:21
Vul het getal in: 123

Een gevulde Kerst (III, slot)

Bericht door Consigliere » di 25 dec 2018, 00:37

Na de begroetingen verplaatste het hele gezelschap zich naar de woonkamer. Nog een rondje koffie werd voor sommigen alvast een borrel. Maurits wilde bier, Joris ook wel, mijn vader en moeder dronken wijn. Chantal en Margot hielden het bij koffie. Ik hielp met uitserveren en ook Mischa stak zijn handen uit de mouwen, zonder dat hem iets gevraagd was. Toen iedereen zat en voorzien was, verontschuldigde ik me en ging de keuken weer in. Naar Mischa gebaarde ik mee te komen.

Ik zorgde ervoor zowel de deur van de woonkamer als die van de keuken achter ons te sluiten. Direct draaide ik me naar Mischa. „Wat vind je ervan?”

Hij schoot in de lach. „Van je familie, bedoel je? Nou, je hebt twee leuke zussen. Hun mannen zeggen niet zo veel, kan ik nog niet veel van vinden. Die kleine Hugo is wel een heerlijk joch. En je vader en moeder kende ik al… iets beter.” De lach verdween. „Dat zijn… geweldige mensen.” Het leek of hij een brok in zijn keel had.

Ik moest het snel weer luchtiger maken. „Nou, ik denk dat je de eerste ronde wel gewonnen hebt. Maar nu moet ik aan het werk, dat eten kookt zichzelf niet.” Ik knoopte een schort om.

„Kan ik iets doen?” vroeg Mischa, een beetje verloren nog altijd bij de tafel staand.

‘Ja, je kleren uitdoen en mooi wezen,’ dacht ik. „Misschien wil je die wortels snijden,” wees ik en zorgde voor het nodige gereedschap.

De rest van de middag gleed in sneltreinvaart voorbij. Ik had het ook te druk met alles wat er bij het koken kwam kijken om ergens anders over na te denken. Mischa was een enorm goede hulp, vroeg hulp of uitleg als hij niet zeker wist hoe iets moest. Bij de meeste dingen die we klaarmaakten zei hij dat hij ze nog nooit gegeten had. Dat weerhield hem echter niet van het proeven en we hadden de grootste lol.

Hij kwam niet terug op de kennismaking met mijn zussen en de familie liet ons gelukkig met rust, afgezien van Hugo die om het kwartier kwam kijken. Mijn vader kwam een paar keer om wijn en bier te halen, mijn moeder kwam niet vaker dan één keer vragen of wij het met z’n tweeën redden of dat we hulp nodig hadden. Dat hadden we beslist niet, verzekerden we haar en halfluid lachend verliet zij de keuken weer.

Om half zes was het meeste werk wel gedaan. Nu hadden wij ook wel iets verdiend, vond ik. „Wil je ook een glas wijn?” Voor mezelf schonk ik een glas wit in. Van mijn ouders mocht ik alleen thuis alcohol drinken. Bij het eten kreeg ik zo nu en dan, meestal op zondag, een glas en op bijzondere dagen als deze was het ook geen probleem.

Mischa haalde zijn schouders op. „Nooit gehad. Mag ik eens proeven?” Bij de eerste slok trok hij precies zo’n gezicht als ik zelf gedaan had bij mijn eerste kennismaking met het gefermenteerde druivensap. Nu kon ik erom lachen.

„Het wordt beter, geloof me.” Mischa keek me vreemd aan en heel vaag, ergens op de achtergrond, meende ik dat dat niets te maken had met de wijn. Ik kon er geen aandacht aan besteden, Mischa besloot een half glaasje in te schenken. „Hier, doe er een beetje water bij. Dan is de smaak niet zo sterk.” Dankbaar keek hij me aan en ging me toen voor door de keukendeur, op weg naar de woonkamer.

Daar heerste een bijzonder gezellige sfeer. Zelfs de stijve Maurits was kennelijk ontdooid, want die zat met mijn vader een spelletje schaak te spelen. Mijn zussen en moeder waren druk met elkaar in gesprek, Joris zat een boek te lezen. Hugo was even nergens te bekennen. De lichtjes in de kerstboom brandden, mijn moeder had kaarsen aangestoken, op de achtergrond hoorde ik de bekende muziek en teksten van Händels Messiah en het was hier, net als in de keuken, aangenaam warm. In de deuropening greep ik in een opwelling van puur geluk even naar Mischa’s hand. Hij keek glimlachend opzij en kneep even in mijn vingers. Meteen werd ik me bewust van de situatie en liet los. Verontschuldigend glimlachte ik naar Mischa, hij knikte alleen maar terug. Met zijn eigen eeuwige glimlach.

„Ha, daar zijn de koks! Hoe gaat het?” Mijn moeder had al twee glazen wijn op, zo te horen.

„Goed, we nemen even pauze. Over een klein uur kunnen we aan tafel. Tenminste, als die gedekt is…” De eettafel in de serre was in de verste verte nog niet klaar om het kerstdiner te herbergen.

Alsof het afgesproken werk was – en achteraf denk ik dat het dat inderdaad was – stonden Chantal en Margot op. „Dat gaan wij doen! Gaan jullie maar even rustig zitten. Jullie hebben genoeg gedaan.”

Voor een moment trok ik wantrouwend mijn schouders op, toch liet ik ze maar begaan. Mischa was verder de kamer ingelopen en stond naast de tafel waar mijn vader en Maurits zaten te schaken. Hm, kon hij dat ook? Dat zou voor mijn vader een pluspunt zijn, ik bakte er niets van.

Zelf liep ik naar mijn moeder, die nu alleen voor zich zat uit te staren. „Hallo, aarde aan mama!” Ik wapperde met mijn hand voor haar ogen. Ze schrok werkelijk en was dus diep in gedachten verzonken geweest. Dat was ook weer niet mijn bedoeling. „Sorry,” fluisterde ik en gaf haar een zoen op de wang.

Ze herstelde zich snel en glimlachte naar me. „Geeft niet. Ik moest even aan mijn vader… aan opa denken.” Tja, die was inderdaad twaalf jaar geleden overleden, drie weken voor de Kerst. Mama had altijd geweigerd dat als een schaduw over onze kerstviering te laten vallen, toch moest ze er af en toe wel aan denken. Dat kon ik alleen maar goed begrijpen en ik ging dicht naast haar zitten, mijn hand op haar been. Ze glimlachte lief naar me.

Haar vader, mijn opa: dat was de laatste grootouder die overleed. De ouders van mijn vader had ik nooit gekend, die waren vijf jaar voordat ik überhaupt geboren werd bij een auto-ongeluk overleden. Mijn andere oma was ook al dood. Vredig in haar slaap overleden, toen ik drie was. Mijn peinzende, dwalende blik viel op Mischa. Hij had gisteravond verteld dat twee van zijn grootouders ook waren overleden, de andere twee woonden in Canada en durfden tegenwoordig niet meer te vliegen. Die kwamen niet meer over voor de Kerst en zijn ouders hadden nooit tijd gehad of willen maken om daarheen te reizen.

Nog voordat ik echt met mijn moeder had kunnen praten, stak Margot haar hoofd om de hoek van de deur. „Sam? Kun je ons even helpen met welk bestek en welke borden we in welke volgorde nodig hebben?”

Ik zuchtte voor de show een keer, maar zette mijn glas neer en stond op. „Tuurlijk.” Ik ging haar achterna de keuken in. Daar had ik amper een voet over de drempel gezet of de deur werd vrij hardhandig achter mij gesloten en Margot geleidde mij met een hand op mijn schouder naar de dichtstbijzijnde stoel.

„Zo broertje! En nu met het water voor de dokter!” Ze probeerde dreigend te klinken, maar slaagde daar niet in. Ik moest alleen maar lachen, terwijl ik braaf op de stoel bleef zitten.

„Het bestek ligt in die la,” wees ik. Met luchtigheid probeerde ik de aandacht af te leiden, want ik wist donders goed wat ze van plan waren.

Chantal kwam aan de andere kant staan, haar armen over elkaar gevouwen. „Niet zo grappig. Is hij nou je vriendje of niet?” Dat was de eerste vraag van het spervuur en ik gaf overal maar antwoord op. Er zat niets anders op, dat wist ik uit ervaring. Deze zussen waren dol op me en ik op hen, hoewel de mate van bezorgdheid wel eens overdreven werd.

„Nee, Mischa is niet mijn vriendje. (…) Dat heb ik niet gedaan, dat schreef mama. En zij zei ook niet dat het mijn vriendje is. (…) Ja, het is wel een knappe jongen. (…) Nee, ik weet niet of hij homo is. (…) Ja, natuurlijk zou ik dat wel willen. (…) Bij elkaar in de klas gezeten. (…)” Opeens daagde het mij. Dit wisten ze allemaal al, dat zou mama hen wel verteld hebben. „Waarom vragen jullie dit allemaal? Heeft mama voor het eerst in haar leven iets niet gezegd?”

Betrapt keken ze elkaar een moment aan, barstten het volgende in lachen uit. Ik deed vrolijk mee. Toen was het eerst Chantal en daarna Margot die me even omhelsde en een zoen gaf. „Je was al ons favoriete broertje, maar als je verliefd bent, ben je nog veel leuker!”

Ik wist beter dan te reageren op dat ‘favoriete’ – bij gebrek aan een ander broertje – en wees in plaats daarvan veelbetekend naar het aanrecht. „Het bestek ligt in die la. Van buiten naar binnen: oestervorken, bouillonlepel, klein mes en vork…”

„Houd maar op. We nemen de bestekla wel even mee. Anders blijven we sjouwen. Wil jij alvast een paar wijnglazen meenemen?” Voortvarend gingen mijn zusters weer aan het werk.

„Ja, ik kom zo!” Eerst wierp ik nog even een snelle blik in de oven. Daar ging alles goed. Met in totaal acht wijnglazen bij de stelen tussen mijn vingers geklemd liep ik daarna achter hen aan de woonkamer weer in. Daar was het tafereel amper gewijzigd. Joris had zijn boek weggelegd en was nu met mama in gesprek. Maurits en mijn vader zaten nog altijd ernstig te schaken. Maar van een aanblik kreeg ik vochtige ogen. Ontroerd zag ik hoe Mischa op de grond naast de kerstboom zat, zijn rug tegen de verwarming. Op zijn schoot zat Hugo, die meekeek naar de plaatjes in het grote kinderboek dat Mischa voor hem vasthield en waaruit hij voorlas. Aan de ogen van Hugo kon ik zien dat de kleine wildebras volkomen gebiologeerd ‘meelas’ met het verhaal dat hem door Mischa verteld werd.

Ik bleef onbeweeglijk staan kijken, tot het moment dat Mischa mijn staren merkte en opkeek. Het moment dat onze blikken elkaar kruisten, ontstak een groot vuurwerk in mijn lichaam – en het was volgende week pas oudjaar. Ik hoopte maar dat niemand het zou merken. Nou ja, niemand behalve Mischa. Die grijnsde van oor tot oor en bleef me aankijken met die twinkelende blauwe ogen, totdat Hugo hem ongeduldig aan zijn mouw trok.

Ik grijnsde een keer terug en liep toen met de glazen naar de eettafel. Mijn moeder kwam ook in beweging en onder haar regie zorgden mijn zusters ervoor dat alles op de juiste plaats kwam te staan. Ik verdween met een gerust hart weer in de keuken om alles nu echt klaar te maken. De eendenbouten waren gaar en ik draaide de oven uit, maar liet ze nog er nog wel in staan. De aardappels waren klaar en ik schepte ze nog een keer om, nogmaals controlerend of het vuur op z’n allerlaagst stond. Ik goot de bonen af en liet ook die in de pan, met het deksel erop. De bisque, ook op laag vuur, roerde ik nog een keer om. De peren zaten al in een schaal, nu vulde ik een enorme schaal met ijs en legde daar de opengemaakte oesters op. Dat was de eerste gang en die kon nu wel naar binnen.

Bij terugkomst in de serre zag de tafel er heel feestelijk uit: rijkelijk gedekt en de kaarsen brandden. Voor Hugo hadden Chantal en Joris een kinderstoel meegenomen en voor hem was er net zo gedekt als voor ons. Ik zette de schaal oesters in het midden van de tafel neer. Chantal en Margot gingen alvast zitten, mijn moeder knikte naar me: de eer was voor mij.

Op de drempel van de schuifdeuren riep ik de woonkamer in: „Dinner is served!” Onmiddellijk bleek dat Hugo goed in onze familie van honger en dorst paste, want opeens was het verhaal niet interessant meer. Hij sprong overeind van Mischa’s schoot en rende langs mij de serre in. Mijn vader was kennelijk gestoord in een winnende stelling, want die kwam met tegenzin overeind. „Pap, je moet nog even wijn halen,” waarschuwde ik hem. Met een grimas veranderde hij van richting.

Mischa was opgestaan en kwam achter Maurits aan. Hij versnelde zijn pas even en fluisterde eenmaal naast Maurits: „Je loper staat ongedekt. Pion opofferen. C2-C3.” Mischa liep door, terwijl Maurits een moment verbluft bleef staan en daadwerkelijk een blik achterom op het schaakbord wierp. Ik sloeg het tafereel met bewondering gade, terwijl mijn waardering van Mischa tot onmogelijk grote hoogte steeg.

„Mama, wat zijn dat voor schelpen?” De hoge, opgewonden toon van de kleine Hugo bracht me weer bij mijn positieven. Op dat moment stond Mischa naast me. Hij grijnsde onbeholpen.

„Is er een tafelschikking?”

Nee, die was er niet. Het duurde ruim drie uur, maar die waren het allemaal meer dan waard. Alles smaakte goed, al zei ik het zelf. Dat deed ik natuurlijk niet en dat was ook niet nodig, want bij elke gang kwam er zo’n lading complimenten over me heen dat ik er ongemakkelijk van werd. Ik vergat niet Mischa in de lof te betrekken. Die wilde daar dan weer niets van weten.

„Hoe heb je zo leren koken,” vroeg hij me op een gegeven moment zacht, terwijl de gesprekken om ons heen verder gingen. Natuurlijk zaten we naast elkaar. Zijn toon en zijn uitdrukking waren vol bewondering en dat maakte me verlegen.

„Hier. Thuis. Van mijn moeder. Die kan het nog veel beter, hoor.”

„Dat zou ik niet zomaar aannemen, Mischa.” Sterf, mijn vader had ons dus toch gehoord. „Het is waar dat hij het van mijn vrouw geleerd heeft, maar hij begint op een tovenaarsleerling te lijken.”

Mischa lachte zacht. „Dat hoop ik niet. Die overspelen hun hand nog wel eens…” Mijn ogen werden groter. Hij lachte een tikje ondeugdend en boog zich naar me toe. „Goethe. Hat der alte Hexenmeister sich doch einmal wegbegeben!...”

„Jaja,” zei ik haastig. „Dat ken ik.” Dat wilde zeggen, ik wist van Goethe en ik kende ook de titel. Maar citeren kon ik het niet. Dat had ik van Mischa ook nooit verwacht. Hij bleef ondeugend en een beetje mysterieus naar me lachen en daar concentreerde ik me dan maar op. De wijn hielp daarbij. Mischa dronk heel zuinigjes mee en lengde steeds aan met water. Niemand die daar iets van zei: zo hadden mijn zussen en ik het allemaal leren drinken.

De kleine Hugo hield het bijna de hele maaltijd vol. Het was mij altijd een raadsel hoe dat kleine vaatje onstuitbare energie het op kon brengen bij een tafel te gaan en te blijven zitten, zonder te zeuren of te willen ontsnappen. Hij kon ook heel goed luisteren, er was weinig dat hem ontging. Als het onderwerp hem niet zinde, bracht hij trouwens zelf wel iets in. Na de carpaccio, die voor hem heel klein gesneden werd en die hij met smaak had verorberd (‘Naar binnen geschrokt’, zei zijn moeder, ‘Eet eens wat rustiger’) riep hij over tafel: „Opa!” Geamuseerd keek mijn vader, nog altijd rustig kauwend, hem aan. „Opa! Ome Mischa kan veel beter voorlezen dan jij!”

Iedereen lachte, hoewel Chantal en Joris duidelijk minder ingenomen waren met de openhartigheid van hun zoon. Ook Mischa lachte, maar overduidelijk meer om niet uit de toon te vallen. Papa lachte het hardst van iedereen. „Nou,” hikte hij na – dat kon trouwens ook van de wijn komen – dan moet Ome Mischa misschien vaker komen om jou voor te lezen!”

Mischa’s wangen kleurden een beetje rood. Ook dat kon van de wijn komen en bij het kaarslicht was het sowieso niet zo duidelijk te zien, tenzij je vlak naast hem zat, zoals ik. Onder tafel legde ik zonder erover na te denken mijn hand op zijn bovenbeen en kneep er lichtjes in ter bemoediging en ondersteuning. Dankbaar glimlachend keek hij me even aan. Aan de overkant van de tafel had Margot alweer een ander onderwerp aangesneden en daarvoor wierp ik haar op mijn beurt een dankbare blik toe. Toen ze in haar poging geslaagd was, keek ze terug en tuitte haar lippen een moment voor een luchtkus. Op dat moment was ik volmaakt gelukkig. Ik had een geweldige familie en naast mij zat de knappe jongen uit mijn dromen. Mijn hand lag nog altijd op zijn been en niet alleen dat, Mischa had zijn hand daar weer bovenop gelegd. Onze vingers raakten lichtjes verstrengeld en zijn duim wreef zachtjes langs mijn pink. Kon dit moment eeuwig duren?

Nee, bleek al snel. Het was tijd voor de volgende gang en ik moest weer aan het werk. Zo ging het nog even door. Halverwege het hoofdgerecht was iedereen eigenlijk al verzadigd – ikzelf niet in de laatste plaats. Men at dapper door, maar van de bijgerechten zou genoeg overblijven om nog een goed deel van een maaltijd mee te vullen. De sfeer was vrolijk, opgelaten en iedereen deed alsof Mischa er gewoon bij hoorde, er al jaren bij hoorde. Dat was niet in het minst aan hemzelf te danken. De overdreven verlegenheid had hij afgeschud en hij praatte beurtelings met mijn moeder, die rechts van hem aan het hoofd van de tafel zat, met Hugo die tegenover hem zat en met mij, links van hem. Aan de grotere gesprekken deed hij rustig mee, zonder op de voorgrond te treden. Dat was meer weggelegd voor Maurits en mijn vader. Voor mijzelf hoefde dat ook niet zo nodig.

Om tien uur was het gedaan met het eten en werd er koffie gezet. Hugo was al in slaap gevallen en werd nu in bed gelegd. Hij wilde nog wel een nachtzoen. Een van opa, van oma, van tante Margot, van ome Sam en… van ome Mischa. Ik bleef de alcohol de schuld geven, maar mijn ogen werden weer vochtig.

Mischa en ik mochten ons niet bemoeien met het afruimen, schoonmaken en opruimen. Met zoveel handen was het ook zo gebeurd. Ondanks de koffie voelde ik rond elf uur de vermoeidheid toeslaan. Het was toch wel een drukke dag geworden en afgelopen nacht had ik… nou ja, had het even geduurd voor ik in slaap viel. Naast mij zag ik Mischa ook knikkebollen. Die had vanmorgen wel iets langer gelegen, maar niet meer echt geslapen, zo had hij verteld. Als je daarbij bedacht dat hij zaterdag, zondag en gisteren gewerkt had, was het niet zo gek dat hij moe was. Ik stootte hem zachtjes aan en zonder iets te zeggen richtte ik mijn ogen naar boven. Met een dankbare glimlach knikte hij. Ik zou het moeilijke gedeelte doen: zeggen dat we gingen slapen. Tot mijn verbazing werd daar alleen maar instemmend op gereageerd, zonder tegenwerpingen en zonder dubbelzinnige opmerkingen. Alleen Margot knipoogde even naar me.

We maakten het verplichte rondje. Mijn vader had zijn schaakpartij met Maurits hervat en wilde eigenlijk niet gestoord worden. Toch stond hij op en gaf me een zoen op de wang. Zijn aarzeling duurde maar twee seconden, toen kreeg Mischa er ook een. Ik weet niet of hij verbaasder was dan ik, maar ik vond het in ieder geval een prachtig gebaar. Hoewel ik van schaken niet veel wist, zag ik na een blik op het bord dat Maurits verre van kansloos was. Of Mischa’s tip hem geholpen had, zou altijd wel onduidelijk blijven. Wel was duidelijk dat hij veel beter tegen drank kon dan mijn vader, dus ik durfde nu wel in te zetten op een winnaar.

Mijn moeder en mijn zussen kregen allen ook een zoen en wij kregen er een terug. Bij Joris sloeg ik kort op de schouder. „Tot morgen!”

Als een koor kwam er uit de kamer, terwijl wij de deur uitliepen: „Slaap lekker, jongens!” Gevolgd door een hoop gegiechel van zowel mijn zusters als mijn moeder en een zwaar, maar zacht lachen van de mannen. Resoluut trok ik de deur achter me dicht. We stonden voor de trap en begonnen de tocht naar boven. Het ging nog altijd niet helemaal soepel, maar Mischa wist toch zonder al te veel moeite en op eigen kracht boven te komen. Snel poetsten we onze tanden, loosden het overtallige vocht in de wc en kleedden ons om. Toen ik voor het raam van mijn slaapkamer stond om de gordijnen dicht te trekken, zag ik dat buiten een heldere sterrenhemel de nachtelijke aarde verlichtte. Het zou koud worden vannacht.

Niet veel later lagen we weer naast elkaar. Beide vermoeid, maar nog te veel opgelaten door de prachtige dag. Mischa had het licht weer uitgedaan. Met minder tussenruimte dan gisteravond lagen we beide op onze rug naar boven te kijken. Ik had mijn handen op mijn buik gevouwen. Misschien had ik toch iets te veel gegeten. Geen gepieker zoals gisteren, hield ik mezelf voor. Gewoon genieten.

„Sam?” begon het voorzichtig.

„Hm?”

„Da… Ik…” Ik liet hem rustig zijn woorden zoeken. „Het is zo geweldig wat jij en je familie voor me hebben gedaan. Dank je wel.”

Hoorde ik nu een snik in zijn stem? Ik zei maar niets over het zoveelste dankjewel. „Geen probleem.” Dat klonk hard, dat moest anders. „Ik bedoel, echt graag gedaan. Ik meende het, hè, toen ik zei dat ik je graag wil helpen. Voor mijn ouders geldt hetzelfde.” Dat wist ik nu wel zeker. Net als mijn zussen, trouwens. Het waren draken, zo af en toe, maar ze hadden het beste met mij… en met mijn vrienden voor.

„Ja, dat weet ik…” Zijn stem klonk vreemd. Onvast. Onzeker. Onvermoed. Het bleef een tijdje stil. „Mijn moeder belde vanmiddag.”

Met een ruk keek ik opzij. Dat had ik niet meegekregen. Maar dat was ook weer niet zo verwonderlijk. Het was zo druk geweest met alle mensen en alle voorbereidingen. Toch, het kon niet lang zijn geweest dat hij met zijn moeder had gesproken.

„Kort maar hoor. Toen het snijwerk achter de rug was en jij met die eendenpoten in de weer was, toen belde ze. Ik ben even naar buiten gegaan.” Mischa snoof. „Ze was echt kwaad, ziedend. Op m’n vader. Maar ze was ook heel blij voor me dat ik… dat ik hier…” Weer een snuif. „Dat ik hier mocht zijn.”

Het werd me bijna te veel en ik draaide me nu geheel op mijn zij. Langzaam stak ik mijn hand uit naar zijn schouder. „Hé,” fluisterde ik zachtjes. „Je bent meer dan welkom, hè?” Mijn vingers begonnen uit zichzelf strelende bewegingen te maken. Mischa bleef doodstil liggen. „Goed van je moeder dat ze even belde. Waar is ze nu?”

Mischa snoof weer en draaide zijn lichaam een beetje, zodat mijn hand van zijn schouder afgleed. Ik durfde het niet aan opnieuw contact te maken. „Nog in New York. Ze wilde zelfs proberen te regelen dat ze direct terug kon. Maar ik heb gezegd dat dat niet hoefde.”

Ik gleed weer op mijn rug en wist niet wat ik moest zeggen. Geen begin van een voorstelling kon ik me erbij maken dat mijn moeder met Kerst in Amerika zou zijn, al was het voor haar werk, en dat mijn vader me straal vergeten was en zelf maar het vliegtuig naar Singapore had genomen.

„Sam? Mijn moeder is de enige die weet dat ik twijfel aan mezelf.” Ik kon horen dat Mischa zijn adem inhield.

Nu draaide ik alleen mijn hoofd in zijn richting. „Twijfel? Wat bedoel je?” Mijn gedachten tolden en het rationele deel van mijn persoonlijkheid vermaande me te blijven nadenken, maar dat kon ik niet meer.

Mischa ademde uit, maar niet helemaal. „Nou… eh…” Daarna bleef het een minuut stil, op zijn nu snelle ademhaling na. Ik wilde hem niet dwingen en wachtte af. Toen nam het gesprek een andere wending. „Sam, vind je mij… mooi? Knap?”

Dit was voor mij het moment om een hoorbare hap lucht te nemen. Eerst de vlucht naar voren. Dat was altijd een beproefd recept geweest. „Beetje cliché, om aan de homo te vragen of een jongen knap is, vind je niet?” Onmiddellijk had ik spijt. Zelfs zonder te kijken voelde ik zijn teleurstelling. De toch al tollende gedachten maakten nu sprongen die bij een turntoernooi een tien voor de uitvoering hadden gekregen. Het eraan ten grondslag liggende idee echter… Nee, ik had geen idee. Ik wilde alleen maar eerlijk tegen hem zijn. Alles bij elkaar, alles wat er gebeurd was sinds hij gisteren binnen gekomen was, dat alles – plus de alcohol, bleef ik beweren – zorgde ervoor dat ik nu hardop zei wat enkele jaren alleen maar binnenin mijn hoofd gesproken werd.

„Ja…, Mischa ik vind je bloedmooi.” Ik draaide me helemaal op mijn zij, maar zorgde ervoor geen lichaamscontact te maken. Mijn eigen lichaam werd warm. Nu ik de Rubicon overgestoken was, moest ik verder. De dood of de gladiolen. Zelfs in het duister vonden mijn ogen de zijne en ik was verrast daar een glinstering van tranen in te zien. „Ik zal eerlijk tegen je zijn.” Nu hoorde ik dat ook mijn eigen stem een vreemde klank gekregen had. Talloze emoties vochten om voorrang – ik negeerde ze. Bijna volautomatisch sprak ik verder, nee, liep ik helemaal leeg. „Ik ben al een tijdje verliefd op je. Ik heb niet genoeg aan een vluchtige blik in school. Ik kom maar met een reden naar die supermarkt: jou zien. Ja, ik vind je prachtig. Je bent lang, slank, gespierd zonder het te overdrijven, je hebt prachtig haar, een ongelofelijk mooi gezicht, schitterende ogen…”

„Sam, houd op.”

Ik draaide me weer weg en voelde de tranen zich een weg banen. Op slag voelde ik me echt beroerd. Ik had het verknald. Hoe vaak had ik mezelf niet voorgehouden dat ik niet verliefd moest worden op onbereikbare jongens, zoals Mischa? Ik onderdrukte een snik. Ik zou niet ook nog eens gaan huilen in zijn bijzijn. Mijn stem had ik echter niet onder controle en die sloeg een paar keer over. „Ja, sorry. Dat had ik niet moeten zeggen. Ik ga wel op dat luchtbed liggen en ik begrijp het als je…”

Ik werd ruw onderbroken. Een hand trok aan mijn schouder en wel zo abrupt dat ik weer op mijn zij terechtkwam. Met mijn gezicht vlak voor dat van Mischa. Voordat ik kon registreren wat ik zag en voordat ik kon bedenken wat er gebeurde, voelde ik het. Zijn zachte lippen op de mijne. Het duurde nog geen twee seconden, toen trok hij zijn hoofd weer een stukje achteruit. Zijn ogen waren nat van de tranen, net als zijn wangen. Hij huilde nog steeds eigenlijk, zonder geluid te maken of ook maar te bewegen. Die tranen bleven maar stromen en dat verwarde mij nog veel meer dan de zojuist uitgesproken woorden.

„W-weet je wie mooi is?” Zijn zachte stem beefde, de woorden trilden door de lucht mijn oren in. Ik was nog altijd in verwarring en reageerde in het geheel niet. „Jij!” Zijn hand lag nog altijd op mijn schouder en rammelde me een keer door elkaar. „Zie je dat dan niet? Je bent een prachtmens. Houd toch op over mij. Jij hebt schitterende ogen, met die mooie lange wimpers die dansen als je met je ogen knippert, die prachtige reebruine kleur… hoe vaak ik daar niet in verdronken ben… Dat prachtige bijna zwarte haar, elke dag in een iets ander model en elke dag ‘spot on’. Fantastisch fijn en mooi lijf, precies wat bij je past… Want niet alleen zie je er te mooi uit, je bent ook gewoon nog eens een geweldig… prachtmens. Ik zei het al. Altijd vriendelijk, altijd vrolijk, altijd aanwezig zonder aanwezig te zijn. Dus HOUD OP over mij, Sam! Ik weet, ik vroeg ernaar en dat had ik eigenlijk niet moeten doen. Maar…”

Als een ballon, die je opgeblazen had en losliet zonder er een knoop in te leggen, zo liep Mischa leeg. Zijn hand gleed van mijn schouder. Hij huilde nog altijd en kromp steeds verder in elkaar. Het gevoel van medelijden kreeg bij mij de overhand. Onvoorstelbaar hoe snel je van gemoedstoestand kan wisselen. Nog geen drie minuten geleden had ik aan de rand van de afgrond gestaan en nu had ik deze… lofzang over mij horen afsteken en dan ook nog door de jongen die ik aanbad. Maar ik wist beter dan direct weer honderd graden in het andere spectrum te duiken. In plaats daarvan legde ik mijn hand op zijn arm en trok hem een beetje naar me toe. Waar ik de woorden vandaan haalde, wist ik absoluut niet. „Huil maar, huil eens lekker uit. Dat kan goed opluchten, weet ik.” Dat wist ik inderdaad, want dat had ik regelmatig gedaan. Alleen nooit in de armen van een knappe jongen.

Langzaam bedaarde hij en ten slotte lagen wij weer naast elkaar op onze rug. Tussen ons in hadden we elkaars hand vastgepakt en onze vingers verstrengeld. Af en toe knepen we even, zonder iets te zeggen. Terwijl mijn gedachten alle kanten op vlogen, met meer vragen dan er antwoorden waren, was het nota bene Mischa die begon.

„Sam…” Zijn stem was vaster, ook vastberadener. „Ik heb altijd zo’n groot respect voor je gehad… Dat je ervoor uitkwam dat je… h-homo bent.” Toch een kleine aarzeling bij dat klotenwoord. „Ik wil dat je iets weet.” Mischa draaide zijn hoofd. „Ik heb me ervoor geschaamd dat ik die eerste weken op school niets heb gedaan. Sorry daarvoor, hoewel er geen excuses voor bestaan. Ik was bang…”

Mijn gedachten dwaalden terug naar die weken. Nadat ik thuis tegen mijn ouders had gezegd dat ik op jongens viel en niet lang daarna ook mijn zussen het verteld had, voelde ik me dusdanig onoverwinnelijk dat ik ook bij bepaalde klasgenoten uit de kast kwam.

**

Dat was precies aan het begin van het schooljaar waarin Mischa naar de havo was gegaan. De reactie was wisselend, om het maar eufemistisch te zeggen. Niet direct, maar binnen een week wist de hele school het. Er waren een paar eikels die het nodig vonden om me het leven zuur te maken. Met een groepje om me heen gaan staan, of de trap op en me dan onverwacht een duw geven. Altijd met het onvermijdelijk homofobe commentaar. De rector had nota bene in een toespraak tegenover de hele school benadrukt dat homofobie niet getolereerd zou worden. De overgrote meerderheid zweeg daarna en deed in ieder geval alsof er niets aan de hand was. Ook mijn directe klasgenoten reageerden neutraal en in sommige gevallen zelfs positief. Het was dat achterbakse, gemene gedoe van een paar… ik bleef het eikels noemen.

Tot het moment, zo’n vier weken nadat ik ‘uitgekomen’ was, dat er weer zo’n groepje enkelvoudig hersencelligen om me heen stond bij de kapstokken, vlak voor de tweede bel. Ik was laat geweest en daarom was de garderobe al bijna helemaal verlaten. Ik had niet in de gaten gehad wat er gebeurde, totdat ik een harde stem hoorde: „Laat Sam eens met rust!” Uit het niets verschenen vier jongens uit de vijfde klas. Vier jongens die aan rugby, boksen, judo en gewichtheffen deden, althans zo zagen ze eruit. Ik kende ze niet, had ze hooguit eerder zien rondlopen. „Als je niet tegen homo’s kunt, dan reis je maar honderd jaar terug in de tijd. Of je verhuist naar Pakistan of zo. Maar je blijft van Sam af en je laat hem met rust!” Meer werd er niet gezegd. Het was ook meer dan genoeg. Mijn belagers dropen af, mijn redders knikten een keer vriendelijk naar me en dat was het. Daarna heb ik op school nooit meer ergens last van gehad.

**

Ik vroeg niet waarom Mischa bang was geweest. Het enige dat ik deed, was nog een keer in zijn hand knijpen en met een glimlach zeggen dat het goed was. Ik was nooit in elkaar geslagen, opgewacht, in de openbaarheid voor schut gezet… nee, eigenlijk was het wel meegevallen.

„Daarom weet ik niet waarom ik zo bang ben…”

Ik leek wel een kerstkalkoen, zo bleef ik draaien. Nu manoeuvreerde ik me weer op mijn zij, mijn gezicht vlakbij het zijne. „Je zei dat je twijfelt aan jezelf. Dat alleen je moeder dat weet. En nu ik, maar wees niet bang voor mij. Van mij hoort niemand iets. Maar waaraan twijfel je? Denk je dat je ook homo bent?”

Dat was ook voor mijn doen behoorlijk direct en misschien was dat precies wat Mischa nodig had. Of niet… zo bleek snel.

Hij trok zich weer een beetje terug. „Dat weet ik dus niet.” Zachte snik. „Ik weet het gewoon niet, Sam.” Dat klonk wanhopig. „Hoe wist jij het?”

Dat vond ik een redelijke vraag en ik vertelde in een paar zinnen hoe ik erachter kwam dat ik eigenlijk alleen maar naar jongens keek, daar ook opgewonden van kon raken en dat meisjes me in dat opzicht niets deden.

„Trek je jezelf wel eens af?”

„Sam!”

Ik voelde hoe zijn lichaam warmer werd. „Nou sorry. Maar…?” Ik wist dat ik hem aan de praat moest houden. Hij twijfelde. Dat kon. Daar zou ik hem alle ruimte voor willen geven. Maar ik wilde wel dat die twijfel enigszins gekanaliseerd werd.

„Ja, natuurlijk.” Mischa siste bijna.

„En waar denk je dan aan?” Ik had beet en liet niet los.

Het bleek echter een brug te ver. Mischa bleef stil. Na misschien twintig seconden zei hij uiteindelijk: „Hier wil ik het niet over hebben.”

Ai, dat was duidelijk. Dan moest ik ook niet verder duwen. „Oké,” zei ik zo nonchalant mogelijk en ik voelde wederom hoe verrast hij daardoor was. „Dan gaan we slapen. Welterusten!” Ik draaide van hem af en lag nu weer op mijn rug, net als hij.

Een kwartier lang luisterde ik naar zijn ademhaling, die verried dat hij nog niet sliep. Een kwartier lang spookte mijn eigen geschiedenis door mijn hoofd. Een kwartier lang hielden allerlei vragen me uit mijn slaap.

„Sam?”

„Hmm?” Misschien was ik toch al verder in slaap gevallen dan ik dacht. In ieder geval was ik nu weer klaarwakker.

„Niemand… eh… niemand weet het dus… van mij. Behalve mijn moeder… en jij nu. Verder mag ook niemand het weten, zeker mijn vader niet, want ik weet echt niet hoe die gaat reageren. En mijn klasgenoten, en de jongens van voetbal, en…”

Ik legde een vinger op zijn lippen. „Volgens mij weet niemand het. Ook ik en je moeder niet. Want jij weet het niet. Daar moet je eerst rustig en op je eigen manier achter komen.” Zachtjes slaakte ik een zucht. „Van mij hoort niemand iets.” Dat had ik al gezegd, maar het leek mij goed het te herhalen.

Ik kon Mischa voelen ontspannen. „Je bent een goed mens, zoals ik al gezegd heb, Sam. Ik meen het. Ik ben zo blij dat ik het tegen je gezegd heb. Ik voel me zo goed nu… Sam… mag ik… wil je…”

Hij hoefde het niet te vragen. Ik boog me over hem heen en plaatste mijn lippen zachtjes op de zijne. Mijn ogen sloten zich als vanzelf en ik weet zeker dat ook de zijne dicht waren. Voorzichtig nam ik zijn bovenlip in mijn mond en ik zoog zachtjes. Ik proefde de meest zoete nectar, godendrank. Mischa kreunde en dat vatte ik op als teken om nog even verder te experimenteren. Ik drong mijn tong een stukje naar buiten en likte zachtjes aan zijn lippen. Als de Rode Zee voor Mozes weken zijn lippen uiteen. Zachtjes, voorzichtig, als bang om porselein te breken, dansten de puntjes van onze tongen voorzichtig om en tegen elkaar. In minder dan geen tijd werd ik keihard. Omdat we zo dicht tegen elkaar lagen, voelde ik dat Mischa hetzelfde probleem had. Nou ja, probleem… Dat was het niet.

Waarschijnlijk duurde die zoen nog geen minuut. Wie hem verbrak, weet ik ook niet meer. Wel herinner ik me levendig de gelukzalige blik in Mischa’s ogen, die ik op minder dan tien centimeter waarnam. Ja, dit was goed zo.

Met een zachte kreun liet ik me in mijn eigen kussen terugzakken. „Als dat een nachtzoen was,” hijgde Mischa naast me, „dan wil ik er nog wel een.”

„Je kunt er zoveel krijgen als je wilt.” Mijn eigen ademhaling was ook zwaar. „Ik zal op je wachten tot je eruit bent. Uit jezelf bent. Tot die tijd ben ik er voor je, wil ik met je praten, wil ik je vragen beantwoorden en als jij het ook wilt… wil ik je zoenen.” Als magneten vlogen onze monden op elkaar.

De schittering van de sterren aan de kersthemel was hooguit prozaïsch. Zij verbleekte bij de schittering in onze ogen, in onze lichamen, in onze zielen.


LA FIN

Gesloten