Een gevulde Kerst (I)

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Consigliere
Berichten: 14
Lid geworden op: di 02 apr 2013, 00:21
Vul het getal in: 123

Een gevulde Kerst (I)

Bericht door Consigliere » di 25 dec 2018, 00:36

EEN GEVULDE KERST

„Niet staren. Dat is onbeleefd.” Papa fluisterde en hij glimlachte er bijna verontschuldigend bij. Ik voelde me betrapt, toen ik mijn ogen losrukte van die prachtige jongen die het vak met koffiemelk razendsnel bijvulde, terwijl hij praatte en lachte met het meisje dat naast hem hetzelfde deed met dozen suikerklontjes. Mijn teleurstelling zal wel zichtbaar zijn geweest, want mijn vader voegde er nog altijd fluisterend aan toe: „Maar ik begrijp je wel. Knappe jongen!”

Wij deden boodschappen voor de kerstdagen en ik had mij er al over verbaasd dat het in de supermarkt relatief rustig was, gegeven de zaterdagmiddag drie dagen voor Kerst. Mijn vader wist natuurlijk niet wat de werkelijke reden was dat ik naar deze supermarkt had willen gaan. Ik zou koken op Eerste Kerstdag, voor de hele familie, en ik had erop gestaan zoveel mogelijk in één keer te kopen en daarvoor wilde ik naar een grotere supermarkt dan die bij ons om de hoek. Heel even waren mijn ouders verbaasd geweest, maar zij hadden er verder geen probleem van gemaakt. Zij wisten niet dat ik al weken in deze supermarkt kwam. Sinds ik een paar weken geleden ontdekt had dat Mischa hier werkte, was ik veel vaker dan strikt noodzakelijk was hier iets komen kopen. Pas de derde keer dat ik hem aan het werk zag, had ik durven groeten. Niet eerder dan de zesde keer had ik een gesprek durven beginnen.

**

‘Hoi!’

‘Hé hoi, jij hier ook weer?’ Hij had die onweerstaanbare glimlach op zijn gezicht getoverd.

‘Zoals je ziet. Hoe gaat het?’ Ongelooflijk stomme vraag om te stellen, maar ik moest wat. Ik wilde meer van zijn stem horen, langer vlak bij hem zijn, zijn luchtje blijven ruiken.

‘Druk, zoals je ziet.’ De glimlach bleef en Mischa had ook geen aanstalten gemaakt verder te gaan met vakken vullen. ‘Maar het levert geld op.’

Ik had werkelijk geen idee hoe ik dit moest aanpakken. Hoe moest je nu zo’n gesprek op gang houden? ‘Wat ga jij doen in de kerstvakantie?’ Het floepte er zomaar uit.

Hij lachte. Zijn helderblauwe ogen lichtjes samengeknepen, kuiltjes in zijn strakke wangen, zijn hoofd een beetje achterover. ‘Niet veel. De kerstdagen en de rest van die week ben ik bij mijn vader. Die heeft niet zoveel met Kerst, dus dat zal wel weer Chinees halen worden op Eerste Kerstdag… en het opwarmen van de restjes op de Tweede.’

Mijn mond viel een beetje open. ‘Dat… Meen je dat?’ vroeg ik ongelovig. Ik kende de kerstdagen niet anders dan als een groot en gezellig samenzijn met familie en veel en lekker eten.

Mischa haalde zijn schouders op. ‘Tja, ik kan er ook niet meer van maken.’ De lach was verdwenen. ‘Nu moet ik eigenlijk verder.’ Hij bukte zich voorover om het volgende pak roze koeken in het schap te leggen. Gebiologeerd keek ik naar de strakke spijkerstof die zich om zijn billen spande. Zijn broekspijpen trokken een klein beetje naar boven en hij droeg van die kleine sokjes, zodat ik zijn blote enkels ook kon zien.

Voordat het te ongemakkelijk werd, stapte ik achteruit. ‘J-ja, natuurlijk.’ Waarom stotterde ik nou? Ik bloosde ook nog. ‘Zie je!’

**

De auto was behoorlijk afgeladen. Papa had in toenemende mate gefronst en gezucht bij de hoeveelheid boodschappen die ik inlaadde, maar niets gezegd. Waarschijnlijk alleen maar omdat mama hem de opdracht had gegeven het inkopen aan mij over te laten. We waren het parkeerterrein nog maar net af, toen de onvermijdelijke vraag kwam. „Ken je die jongen?”

Het was lief en belangstellend bedoeld, dat wist ik. Mijn ouders, en trouwens ook mijn zussen, waren fantastisch geweest toen ik uit de kast kwam, zoals dat schijnt te moeten heten. Ik was toen vijftien en had al ruim drie jaren van onzekerheid, angst en verdriet achter de rug. Onzekerheid over mezelf, toen ik aan mezelf durfde toe te geven dat ik naar jongens keek, over jongens fantaseerde en aan jongens dacht terwijl ik mezelf bediende. Angst voor de reactie van alles en iedereen, maar in de eerste plaats van mijn familie. Verdriet over het feit dat ik kennelijk anders was en helemaal niet anders wilde zijn. Ik voelde mezelf toen toch al als een teleurstelling. Ik was een nakomertje en dat verkleinwoord was helemaal van toepassing omdat ik klein van stuk was en ben. Een klein, zwak en zielig onderdeurtje, zo voelde ik me toen.

Nu was ik zeventien en nog altijd klein. Maar daar had ik me al bij neergelegd. Ik zou niet veel verder groeien dan de een meter zeventig die ik nu lang was. Over de onzekerheid over mezelf had ik me op mijn vijftiende wel heengezet. Toen durfde ik mezelf in de spiegel aan te kijken en hardop te zeggen: ‘Ik ben homo.’ Tenminste, als ik mezelf er drie keer van had overtuigd dat mijn ouders niet thuis, het rolgordijn voor het raam dicht en de badkamerdeur op slot waren.

Ik had me mijn coming-out – als die ooit al zou komen – voorgesteld als een duik in een vulkaan die op het punt van uitbarsten staat. Het werd een warm bad, met kaarslicht en de hele romantische rataplan – alles figuurlijk gesproken dan. Het was op een van de zeldzame momenten dat ik samen met mijn beide ouders in de woonkamer televisie zat te kijken.

**

We keken naar het journaal. Er was een item over twee homo’s die in Amsterdam in elkaar waren geslagen – een van de daders was veroordeeld tot een werkstraf, de ander was vrijgesproken. Als het op televisie, of eigenlijk in het algemeen, over homo’s ging, keek ik altijd strak voor me uit of naar de grond en wilde dat het zo snel mogelijk voorbij ging, voordat mij iets gevraagd zou worden. Zo ook nu en er werd ook niets gevraagd. In mijn opperste concentratie had ik wel gemerkt dat mijn ouders een blik met elkaar gewisseld hadden. Daarna was het nota bene mijn vader die verzuchtte: ‘Ach, ik wilde dat iedereen eens normaal ging doen over homoseksualiteit. Al die haat, al dat geweld… en waarom?’

Mijn moeder pakte de handschoen gretig op – achteraf verdacht ik ze ervan het ingestudeerd te hebben, maar ze hebben mij bezworen dat dat niet zo was. ‘Ja,’ ook zij zuchtte, ‘waarom inderdaad? Liefde is toch liefde? Daar hebben anderen toch niets mee te maken?’

Ik kan me nog altijd goed herinneren dat er een golf aan emoties door me heenschoot. Ik had mijn ouders zich nooit eerder voor homoseksualiteit horen uitspreken. Ook niet tegen, maar zo expliciet als het nu werd gezegd… dat had ik nooit verwacht. Het was waarschijnlijk die emotie van het moment, gevoed door de aanmoedigende woorden van mijn vader en mijn moeder, die de zo zorgvuldig opgebouwde dam – Ik zeg nooit iets, geef nooit iets toe en ontwijk alle vragen – deed doorbreken. Ook een soort vulkaan, maar nu waren het mijn hoofd, mijn hart en mijn ziel die uitbarstten. Met de nodige tranen.

Hun reactie was geweldig. Mijn moeder viel me om de hals en fluisterde in mijn oor dat ze van me hield. Mijn vader kwam achter me staan, legde zijn handen op mijn schouders en drukte een zoen bovenop mijn hoofd. Dat was het meest vreemde en tegelijkertijd fantastische: mijn vader was tot dat moment niet de man van aanhankelijk, fysiek contact. Nu spatte de liefde echter van hem – en van mijn moeder af.

**

„Welke jongen?” Ik deed alsof mijn neus bloedde, maar dat mocht natuurlijk niet baten.

„Kom op, Sam…” Vanuit mijn ooghoek zag ik mijn vader nog steeds grijnzen.

„Oké, oké…” Ik zuchtte een keer. „Dat is Mischa. Zat bij mij in de klas, maar is van 3-vwo naar 4-havo gegaan. Doet dit jaar eindexamen.”

Terwijl hij op de weg bleef letten, verdween de glimlach niet van mijn vaders gezicht. Hij wachtte even, maar ik ging niet verder. „En?” vroeg hij ten slotte, nog altijd voor zich uit en in de spiegels kijkend.

Ja, en? Ik had al langer een crush op Mischa gehad en dat was alleen maar erger geworden toen zijn lichaam zich wel ontwikkelde. Hij was in twee jaar tijd wel twintig centimeter langer geworden, had brede schouders en sterke armen gekregen en als hij ’s zomers in korte broek liep kon ik alleen maar naar die prachtig gewelfde, gebruinde en licht behaarde benen staren. Toen we nog bij elkaar in de klas zaten, hadden we wel contact gehad, ik was zelfs een keer bij hem thuis geweest. Zijn ouders waren toen nog niet gescheiden. Dat contact was echter verwaterd en beperkte zich nu meestal tot een groet in de gang of in de hal van school. Tot ik er bij toeval achter kwam waar hij werkte en na enige tijd het had aangedurfd hem aan te spreken. Hij was altijd vrolijk, vriendelijk en maakte tijdens zijn werk altijd wel even vrij om met mij te praten, ook als hij het heel druk had. Ik ging altijd die supermarkt uit met vlinders in mijn buik. Om thuis vervolgens op bed neer te storten en me weer bewust te worden van de realiteit: Mischa was geen homo en zou nooit voor mij voelen wat ik voor hem wel voelde. Dat laatste was ik steeds sneller gaan vergeten en de afgelopen week stond ik dan steeds de volgende dag alweer voor die supermarkt.

Dat ging ik mijn vader niet allemaal vertellen. „Ik vind het een knappe jongen, meer niet.” Hoewel mijn stem het tegendeel wel moest verraden, ging papa er niet op door. Dat waardeerde ik dan weer in hem.

De rest van het ritje verliep veelal in stilte, afgezien van de radio die op de achtergrond speelde. Pas vlakbij huis en zonder mij gelegenheid te geven te reageren, kwam mijn vader er toch nog op terug. „Verliefd zijn is heerlijk, jongen. Daar moet je van genieten en je mag je er een beetje door laten verblinden. Maar sluit je ogen nooit helemaal.” Hij zette de auto stil op onze oprit.

Het was kennelijk niet de bedoeling dat ik daarop reageerde, want papa stapte uit en deed de deur achter zich dicht. Ik had ook in de verste verte geen idee wat ik zou hebben kunnen zeggen. Was ik verliefd? Ja, natuurlijk, Sam houd jezelf niet voor de gek. Was het verstandig? Nee, want deze liefde zou nooit beantwoord worden. Was het een lekker gevoel? O ja, het was hemels. Met verwarde gedachten stapte ik ook uit en hielp met het naar binnen brengen van de boodschappen.

We moesten een paar keer lopen om alle tassen en dozen binnen te krijgen. Ik pakte de laatste twee dozen onder mijn armen, terwijl papa de laatste tas nam en de auto afsloot. Terwijl we naar de deur liepen, wreef hij even snel over mijn rug. Nog altijd verward keek ik hem aan, mijn armen vol. „Komt wel goed, jongen,” zei hij vriendelijk glimlachend en hij hield de deur voor me open.

*

Rationeel bekeken vond ik Kerst altijd maar een overdreven aangelegenheid. Maar toch werd ik eigenlijk elk jaar weer gegrepen door de bijzondere sfeer, zeker op de kerstdagen zelf. Morgen, op Eerste Kerstdag zouden mijn zussen komen. Chantal met haar vriend, o nee, man Joris. Zij waren in juni van dit jaar getrouwd. Hun zoontje Hugo was al vijf jaar oud en ik kon niet wachten om met name hem weer eens te zien. Mijn andere zus zou haar vriend Maurits meenemen. Nu waren relaties voor Margot net zoiets als een bibliotheekboek: op een gegeven moment lever je het weer in, of je het nu gelezen hebt, een paar keer gelezen hebt of helemaal niet. Het was altijd weer spannend of ze met een jongen thuis zou komen en zo ja, wie dat dan was. Het betrof zelden dezelfde als degene die we de vorige keer gezien hadden, maar met deze Maurits ging het toch al een maand of acht goed en dat was volgens mij een record.

Morgen zou de hele clan dus bij elkaar zijn, vandaag hadden mijn ouders en ik het huis nog even voor onszelf. Dat was maar goed ook, want mijn moeder had weer eens een van haar opruim- en schoonmaakdriftbuien en ging als een tornado door het huis. De logeerkamers en de badkamer op mijn verdieping kregen de meeste aandacht, hoewel de stopcontacten in de gang ook niet aan een behandeling ontsnapten. Mijn vader en ik wisten wat ons te doen stond: wegwezen. Papa had buiten het terras een beetje aangeveegd, maar had het al snel koud gekregen en kwam weer binnen voor een kop koffie. Ik had me teruggetrokken in de keuken om alvast aan de voorbereidingen voor het kerstdiner van morgen te beginnen. Na lang smeken had ik mama zover gekregen dat ze de keuken nog even ongemoeid liet.

‘Ik ben hier de hele middag nog bezig, dan is het toch zonde om eerst schoon te maken? Dat kan toch beter daarna? Ik zal ook helpen.’

Bij die laatste opmerking had mijn moeder een wenkbrauw opgetrokken en daarna een oog een beetje dicht geknepen. ‘Hmf. We zullen zien. Ik begin wel boven.’ Toen was ze als een wervelwind verdwenen.

Snel had ik de keukendeur achter haar dicht gedaan. Ik zette koffie voor mijn vader en zelf lustte ik ook nog wel een kop. De radio speelde op de achtergrond vrolijke kerstmuziek en het was behaaglijk warm in de keuken. Die sfeer, met de gezellige lichtjes, mijn vader op een doordeweekse dag thuis in zijn vrijetijdskleding en het vooruitzicht van de komst van mijn zussen en aanhang zorgde ervoor dat ik toch in een kerststemming kwam.

Aan de keukentafel las mijn vader de krant, terwijl ik op mijn telefoon een lijstje maakte met dingen die ik moest doen, hoelang ze zouden duren en welke volgorde van belang was. Toen ik het meeste zo’n beetje had genoteerd, zakte de moed me toch in de schoenen. Had ik niet te veel hooi op de vork genomen? Vorig jaar had ik alleen het hoofdgerecht en het dessert gemaakt. Dat was ook al veel werk geweest. Deze keer wilde ik alles zelf doen. Ik had mijn moeder laten beloven zich er niet mee te bemoeien. Die leek er sowieso niet gerust op dat het goed zou komen. Pas nadat papa haar erop had gewezen dat ik tot dusverre altijd heerlijk had gekookt, was ze overstag gegaan. Uit alles bleek evenwel dat ze er geen vertrouwen in had dat ik het allemaal alleen kon, gelet op het menu dat ik bedacht had. Oesters om mee te beginnen, gevolgd door een bisque van kreeft, carpaccio, als vierde gang een klein bordje tagliatelle en als hoofdgerecht een eendenboutje. Daar moesten natuurlijk wel een bijgerechten bij: stoofperen, sperziebonen met spekjes, worteltjes, gebakken aardappelen, een salade en brood. Nog even afgezien van het snijwerk en het serveren was het bereiden en warm houden van de meeste dingen al een voltijdsbaan. Ik voorzag dat ik op sommige momenten drie dingen tegelijk moest doen. Gelukkig had ik heel simpel ijs als toetje bedacht, daar zat geen werk in behalve het uitserveren.

Ik zuchtte een keer en zonder te kijken voelde ik dat papa mijn kant opkeek.

„Wat is er, jongen? Weet je niet waar je moet beginnen?” Mijn vader had me weer eens feilloos door.

„Om eerlijk te zijn: nee.” Daarna begon ik een echt schema te bedenken, wat achteraf precies papa’s bedoeling bleek te zijn geweest. „Die oesters, daar is niet veel meer aan te doen dan openmaken en serveren met citroen. Die carpaccio kan ik ook pas morgen maken, anders droogt het allemaal zo uit. Die eendenbouten kan ik vandaag wel braden, dan hoeven ze morgen alleen nog maar in de oven opgewarmd te worden. Ik kan bonen en aardappels schillen, wortels raspen en die stoofperen moeten lang op. Laat ik daar maar mee beginnen.”

Ik was al opgestaan en had me omgedraaid, toen mijn vader zei: „Je weet dat we het allemaal erg waarderen, maar dat het niet moet, hè Sam? Je kunt geweldig lekker en goed koken, maar als het niet allemaal lukt, is er geen man overboord. Ik weet zeker dat we toch wel goed eten. Je hebt iets geweldigs bedacht en dat gaat je ook wel lukken. Bovendien zijn wij er om je te helpen. En je dacht toch niet dat Chantal zich morgen de hele dag buiten de keuken laat houden?”

Nu kwam er iets onverzettelijks over me. Tegen het aanrecht geleund, mijn armen over elkaar, keek ik grijnzend naar mijn vader die nog een slok koffie nam. „Jawel, want dat heb ik al met haar besproken. Hugo eet gewoon mee, er zal genoeg zijn dat hij kent en lust. Bovendien wil Chantal dat hij ook andere dingen leert eten. Ik hoefde voor hem niets apart te maken. Mocht de nood echt aan de man komen, dan kunnen we altijd nog friet bakken. Dat is sowieso mijn backup voor een tekort aan bijgerechten.”

Mijn vader kreunde. „Tekort? We hebben eten voor de hele wijk en dan houden we nog over!”

„Nog niet,” antwoordde ik kalm. „Wanneer ga je die oesters, kreeft en eendenbouten ophalen?” Die hadden we besteld bij de visboer en de poelier en konden vandaag afgehaald worden. Dat zou mijn vader doen, terwijl ik alvast met de voorbereidingen begon.

„Nu, baas.” Met een overdreven gebaar sloeg mijn vader de krant dicht, dronk snel de laatste slok koffie uit zijn mok en stond op. Ik wilde al zeggen dat ik het zo niet bedoelde, toen hij naar me toe liep. De vrolijke uitstraling van zojuist was niet geheel van zijn gezicht verdwenen, maar had wel een deel overgelaten aan het gewone, meer serieuze aangezicht. Voordat ik erg in had, stond hij voor me, sloeg een arm om mijn rug en drukte me even tegen zich aan. „Geen zorgen. Het komt allemaal goed. We waarderen het allemaal, je moeder, je zussen, ik…” Zijn hand wreef over mijn schouderbladen. Daarna liet hij me los.

„Weet ik, pap.” Ik zuchtte nog een keer. „Dank je wel.” Dat fysieke contact was nog steeds wel wennen, maar het deed me veel. Net als papa’s woorden. Ik slikte een keer moeizaam, terwijl ik hoorde dat hij de keuken verliet.

*

Eenmaal begonnen, vloog de dag voorbij. Alles wat ik aan voorbereidingen had kunnen doen, was tegen vijven gedaan. Ik zette de vuile vaat in de vaatwasser en liet die alvast draaien. Ik maakte het fornuis en het aanrecht schoon, haalde een doek over de keukentafel en veegde de vloer. Net toen ik aan het dweilen begon, kwam mijn moeder de keuken binnen. Ze zag er moe uit.

„Ach lieverd, laat dat toch zitten. Dat doen we wel als al het werk van morgen achter de rug is.” Met een plof liet ze zich op een stoel vallen. „Het ziet er trouwens toch al mooi opgeruimd uit hier.”

Ik ging gewoon door. „Morgenavond gaan we niet dweilen. Bovendien is het fijn om morgen in een schone keuken te beginnen.”

Ze glimlachte naar me. „Oké, wat je wilt. Maar ik houd ermee op voor vandaag. Wil je zometeen een glas wijn voor me inschenken?”

Dat deed ik direct en daarna maakte ik snel het dweilen af. Een hoekje bij de tafel en het looppad naar de deur sloeg ik over. „Heb je echt alle kamers gedaan vandaag?”

Ze knikte. „Behalve de jouwe.”

Kort maakten we oogcontact en we lachten allebei. Ik had haar verboden op mijn kamer te komen. „Daar zou je nog een dag extra voor nodig gehad hebben. Echt, ik beloof je het zelf te doen… na de Kerst.”

„Dat is je geraden. Ik heb wel een blik naar binnen geworpen en de gemiddelde varkensstal ziet er netter uit.”

Ik zei maar niets. Ze had namelijk gelijk. Snel ruimde ik de emmer en de dweil op en ging naast haar zitten met een glas water. „Papa blijft wel lang weg,” merkte ik met een blik op de klok op. Mijn vader had nog een keer naar de poelier gemoeten, omdat de eendenbouten pas aan het eind van de middag klaar lagen. Hij was met de auto om kwart over vier vertrokken, nu was het ruim een uur later.

„Het zal wel druk op de weg zijn en ik hoop dat hij voorzichtig rijdt. Het kan glad zijn met dit vochtige weer en lage temperaturen.”

Daar had ze waarschijnlijk gelijk in. Beide zaten we nog even moe maar voldaan na de gedane arbeid voor ons uit te kijken.

„Wat eten we vanavond eigenlijk?” vroeg mijn moeder ineens.

Met een schok ging ik rechtop zitten. Vanavond! Ik had me volledig gericht op de kerstdagen en was totaal uit het oog verloren dat ook op de avond voor Kerst iets te eten wel prettig zou zijn. Ik voelde mijn wangen kleuren en vol schaamte keek ik naar mama… die begon te glimlachen. „Rustig maar, ik vermoedde al zo’n beetje dat al jouw aandacht door morgen was opgeslokt. Ik heb wat makkelijks in huis gehaald en dat zal ik ook zelf klaarmaken. Jij hebt vanavond vrij.”

Iets te onstuimig vloog ik haar om de hals, terwijl zij me lachend afweerde. „Wat heb je gekocht? Ik wil best helpen hoor!”

„Nee, niks daarvan. Ik mag jou morgen ook niet helpen.” Ze bleef glimlachen.

„Nou… misschien nog even daarover… als je nog steeds wilt… er moet veel…” Het weggezakte bloed begon weer naar mijn wangen te stijgen. Ik had er inderdaad een heel punt van gemaakt dat ik het allemaal alleen wilde doen. Maar vandaag had ik gezien wat er allemaal moest gebeuren en dat ging me gewoon niet in mijn eentje lukken. Al was het maar het snijwerk, dat door iemand anders gedaan werd.

Nu lachte mama luid. „Och lieverd, ik vroeg me al af wanneer je erachter zou komen. Dit is nog redelijk op tijd. Natuurlijk zal ik je helpen, maar jij bent de baas en bepaalt wat er wanneer moet gebeuren. Ik volg alleen orders op. Probeer daar trouwens niet aan te wennen, want dat is eenmalig.”

Ik begon ook te lachen. Het was wel ontspannend op deze manier. „Volgend jaar niet weer?”

„Laten we eerst eens afwachten hoe het dit jaar uitpakt,” reageerde ze heel snel. „Bovendien…,” vervolgde ze met zachte stem, „bovendien hoop ik dat je volgend jaar een vriendje hebt en helemaal geen tijd om te koken.”

„Mam!” Voor de derde keer in tien minuten werd ik vuurrood. Wild stond ik op en liep naar het aanrecht. Daar bleef ik staan, met mijn handen leunend op het blad, mijn rug naar mijn moeder.

Die stond ook op, veel rustiger dan ik. Even later voelde ik haar zachte hand op mijn onderrug. „Ik gun het je zo, jongen. Meer bedoelde ik er niet mee.” Daarna liep ze naar de ijskast en begon dingen voor het avondeten te verzamelen.

Hoe snel kun je van emotie wisselen? Nog geen half uur geleden was ik vrolijk, zonet was ik kwaad en nu schaamde ik me en werd ik kwaad op mezelf. Waarom kon ik nooit normaal reageren als iemand begon over een vriendje? Oké, het woord zelf bezorgde me kokhalsneigingen, maar los daarvan? Mijn moeder had het inderdaad toch alleen maar goed en lief bedoeld? Waarom reageerde ik dan zo verdedigend en agressief tegelijk? Ik wilde het er nooit over hebben, dat was het. Met niemand, en zeker met mijn ouders niet. Maar ik moest leren dat gewoon te zeggen.

Langzaam liet ik het aanrecht los en draaide me half om. „Kan ik iets doen?” vroeg ik met een benepen stemmetje. Een seconde keek mama me een beetje verdrietig aan, daarna glimlachte ze lief. „Wil je uien en knoflook snijden? Ik maak een varkensfricassee.”

Een varkensfricassee, dat is mama’s idee van ‘iets makkelijks’. Ik grinnikte even en was mijn bui van zojuist alweer vergeten. Met een snijplank, een mesje, twee uien en een bolletje knoflook ging ik aan de keukentafel zitten en begon te pellen en te snijden.

Ik had nog geen halve ui gedaan, toen de keukendeur vrij wild en geluidruchtig openging en mijn vader binnenkwam. Maar hij was niet alleen. Hij had een jongen bij zich die ik onmiddellijk herkende, hoewel hij er niet helemaal als zichzelf uitzag.

„Mischa!”

In een vloeiende beweging legde ik ui en mes neer, veegde mijn handen af aan een doek en stond op.

Hij had zijn hoofd gebogen en keek nu een klein stukje op. Zijn ogen waren rood en vochtig, op zijn wangen zaten sporen van tranen. Zijn gezicht was ook een beetje vuil, vlak bij zijn oor zat een schram die volgens mij nog steeds bloedde. Ik schrok en wist totaal niet wat ik moest doen.

Gelukkig was daar mijn vader. „Dus je heet Mischa?” vroeg hij, zonder antwoord te verwachten. „Kom, doe je jas uit en ga eens even zitten. Eerst even bijkomen. Je weet zeker dat je niets ernstigs hebt?” Papa droeg een kleine sporttas die hij in de hoek van de keuken zette.

Opnieuw schrok ik. Iets ernstigs? Wat was dan het niet ernstige?

Mijn vader schoof een stoel aan tafel achteruit en gebaarde Mischa dat hij moest komen zitten. Mama, die nog geen woord gezegd had, bleef het allemaal van een klein afstandje bekijken. Mischa had met enige moeite zijn jas uitgetrokken en liep langzaam naar de stoel. Het leek alsof hij met zijn been trok en dat hij pijn had, want hij verbeet zich zichtbaar. Toen hij eenmaal zat, zei hij met een rauwe stem, die ik nauwelijks als de zijne herkende: „Dank u wel.”

Ik stond nog altijd bij de plaats waar ik had zitten snijden. De zitting van de stoel drukte zachtjes tegen mijn knieholten. Hier begreep ik niets van. Wat was er in vredesnaam gebeurd en waarom was Mischa met mijn vader meegekomen?

„Mischa is met zijn fiets gevallen,” zei papa rustig, alsof hij mijn gedachten las. „Hier verderop in de bocht. De straat is glad geworden en hij kon de bocht niet houden. Ik heb het zien gebeuren en hem even meegenomen om bij te komen.”

„Volgens mij moet er iets meer gebeuren dan even bijkomen.” Mijn moeder kwam in actie. Ze ging op haar hurken naast Mischa zitten en streek met een vinger over die schram op zijn wang.
Hij draaide zijn hoofd weg. „Rustig maar, jongeman. Dat moet wel ontsmet worden voordat er iets gaat ontsteken. Pak even de verbanddoos.” Het was papa die in beweging kwam. Ik kon nog altijd geen stap verzetten. „Heb je meer schaafwonden?”

Zachtjes schudde Mischa zijn hoofd. Mijn vader kwam met een flesje en een prop watten, waar mijn moeder mee aan de slag ging. „Dit prikt even, niet schrikken.” Dat deed hij natuurlijk toch, maar verder liet hij zich gelaten behandelen. Het deed hem pijn, dat zag ik aan zijn gezicht, toch liet hij dat verder niet merken. Toen mijn moeder klaar was en zei dat ze er geen pleister op zou doen omdat het al bijna niet meer bloedde en eventueel vuil er nu nog uit kon, leek het alsof op dat moment alle kracht uit Mischa’s lichaam vloeide. Hij liet zijn armen slap op tafel rusten en zakte met zijn bovenlichaam een beetje voorover. Zijn hoofd liet hij hangen en hij ademde zwaar.

„Dank u wel.” Dat was de tweede keer dat hij deze drie woorden uitsprak, nu met een nog zwaardere stem, die in zijn keel leek te blijven hangen. Het was eigenlijk nauwelijks te verstaan.

Mijn hoofd tolde. Wat was er aan de hand? Ja, hij was gevallen, dat wilde ik geloven. Maar tenzij hij daarbij zwaargewond was geraakt – en dat was overduidelijk niet het geval – verklaarde dat niet zijn algehele verschijning en gemoed. Mama dacht kennelijk hetzelfde, want die begon een vraag te formuleren, maar werd na tweeëneenhalf woord door papa vriendelijk doch beslist onderbroken.

„Volgens mij moeten we Mischa eerst eens rustig laten bijkomen en hem de gelegenheid geven zich even op te frissen. Ga maar even douchen, jongeman. Sam, laat jij hem zien waar jouw badkamer is?”

Met een schok belandde ik vanuit mijn half dromerige gedachtewereld weer in de werkelijkheid. Papa had heel beslist gesproken, op een toon die geen tegenspraak duldde. Die kwam er dan ook niet. Mischa had zijn nog altijd doffe blik nu op mij gericht en ik meende achter die grijze mist in zijn ogen iets van hoop te zien.

„Eh… ja… Kom maar mee. Wil je ook even liggen of zo?” Ik flapte het er zomaar uit en had er direct spijt van.

Hij had zijn ogen weer neergeslagen, maar zijn stem was op de weg terug. „M’n gezicht wassen is voldoende, maar dank je wel.” Het was gefluisterd, alsof hij zich schaamde, maar goed verstaanbaar.

Opeens leek ik de daadkracht van mijn vader over te nemen. ‘Een ding tegelijk,’ dacht ik. Dus eerst naar de badkamer. „Kom maar mee,” zei ik zo vriendelijk en uitnodigend mogelijk. Ik liep om de tafel heen en wachtte tot hij opgestaan was. Dat ging moeizaam en dat baarde mij weer zorgen. „Heb je pijn?” vroeg ik bezorgd.

Hij stond rechtop en deed een paar voorzichtige kleine pasjes in mijn richting. „Nee,” hij schudde zijn hoofd en deed zelfs een poging tot geruststellend glimlachen. „Ik ben een beetje stijf van die smak die ik gemaakt heb. Dat gaat straks wel weer beter.”

Daar had ik een hard hoofd in en mijn ouders leken ook verre van overtuigd door die woorden. Geen van drieën zeiden wij echter iets. Ik keek hen nog een keer aan. Mama glimlachte en knikte alsof ze me wilde aansporen, papa knikte ook, goedkeurend en bemoedigend. Met Mischa verliet ik de keuken en de deur achter ons dicht. Mijn hart begon als een razende te bonken.

„Gaat het wel?” vroeg ik bezorgd, toen we twee treden van de trap naar boven genomen hadden. „Zal ik je ondersteunen?” Van de gedachte begon ik te zweten.

Hij schudde zijn hoofd zachtjes en stapte de volgende trede op. „Nee, dank je wel. De leuning is voldoende. Maar mijn knie is zo stijf dat ik de treden één voor één moet doen.”

Ik had het gezien en mijn bezorgdheid nam toe. Zijn rechterbeen leek niet meer te kunnen buigen, Mischa hield het kaarsrecht en kon zo maar moeizaam omhoog komen. Zwijgzaam beklommen wij naast elkaar de trap, waarbij hij de armleuning zo stevig vasthield dat de knokkels van zijn vingers steeds even wit werden. Ik bleef naast en een klein beetje achter hem, half onbewust hield ik er rekening mee dat hij zou kunnen vallen. Zijn ademhaling werd zwaarder en hij verraste me dan ook toen we bijna boven waren en uit het niets zei: „Sorry dat ik jou zo lastig val op de avond voor Kerst.” Zijn gezicht was rood geworden en ik wist niet of dat door de inspanning kwam of veroorzaakt werd door deze opmerking van hemzelf. Het maakte me ook niet uit.

„Ben je gek, daar hoef je geen sorry voor te zeggen hoor, hou op!” Ik had het ferm, beslist willen zeggen en daar slaagde ik misschien iets te goed in.

Mischa hield even in, haalde scherp adem en keek opzij tegelijkertijd. Het waren twee seconden, waarin wij elkaar recht aankeken. Na die twee tellen ademde Mischa weer uit, richtte zijn blik weer op de traptreden en zette zich weer in beweging. „Dank je wel.”

Mijn hersenen registreerden het amper. Terwijl hij verder ging, bleef ik staan. In zijn ogen, die prachtige helderblauwe ogen die nu een stuk minder rood, dof en mistig waren dan toen hij binnenkwam, had ik iets gezien. Iets dat een vlam in mij aanwakkerde. Iets dat een zaadje van verwachting plantte. Iets waarvan ik geen flauw idee had wat het was.

*

In de badkamer keek Mischa eerst in de spiegel en maakte een grimas. „Hmf. Ik heb er wel beter uitgezien.” Terwijl hij de schram op zijn wang bestudeerde, probeerde ik niet te lang over die opmerking te blijven nadenken. Eerst waren er andere dingen te doen.

Ik keek naar de wastafel en daarna naar de douche. „Waarom ga je niet gewoon even douchen?” vroeg ik zo gewoon mogelijk. „Word je warm van, is lekker verfrissend voor je hele lichaam en helpt tegen die stijfheid.” Ik hoorde mezelf en vond dat ik klonk als een overbezorgde moeder. Dat kon me nu eigenlijk weinig schelen, want ik vond ook dat ik gelijk had. Mischa moest een beetje opknappen, niet alleen wat water in zijn gezicht gooien.

Het duurde een paar seconden voordat hij antwoord gaf en toen dat kwam, klonk het al een stuk minder stellig dan ik verwacht had. „Nee… dat is echt niet nodig, dank je wel.” Het leek wel of hij me niet durfde aan te kijken.

„Nou niet zo overdreven beleefd blijven doen. Jij gaat douchen.” Op elk van die drie laatste woorden legde ik nadruk en ik kwam in beweging. Uit het kastje onder de wastafel haalde ik een handdoek. In de douchecabine keek ik snel of daar alles was wat hij nodig kon hebben. Toen ik me weer omdraaide, schrok ik een klein beetje.

Mischa stond naar me te kijken, met een blik en een houding die hulpeloosheid, machteloosheid en ontreddering uitstraalden. Zijn schouders waren wel tien centimeter gezakt, hij liet zijn hoofd enigszins hangen. Ik hoopte dat de schrik niet van mijn gezicht te lezen was en herstelde me snel. „Nou, volgens mij is alles er dat je nodig hebt. Anders vraag je het maar, ik zal op mijn kamer wachten.”

Ik deed een pas naar de deur, toen hij sprak. „Eh… Sam?” Hij wachtte tot ik me weer omgedraaid had. Hij stond nog steeds op dezelfde plaats en keek naar de vloer. „Ik eh… ik denk niet dat ik al mijn kleren uit krijg.”

Mijn maag sprong een salto om mijn hart heen, dat van schrik een slag oversloeg. Eenmaal geland begonnen er allerlei tintelingen door mijn lijf te trekken. Ik had met Mischa te doen vanwege zijn hulpeloze en verlegen stem. Tegelijkertijd kon ik er niets aan doen dat ik een beetje opgewonden raakte. Resoluut verplaatste ik dit alles na een paar seconden naar de achtergrond… voor zover mijn lichaam en geest zich op dit moment iets lieten dicteren.

„Probeer het eerst eens,” begon ik praktisch en op een zo normaal mogelijke toon. „Begin met je shirt.” Hij droeg zijn supermarktbloesje nog steeds.

Langzaam keek hij op. De rode kleur verdween geleidelijk van zijn wangen. Er verscheen zelfs een glimlachje om zijn mond. „Jij wilt dat ik hier een striptease voor je ga opvoeren?” Het was ongelofelijk hoe snel deze jongen van verlegen naar ondeugend kon schakelen.

Nu werd ik weer rood. „N-nee, natuurlijk niet! Ik bedoelde… ach laat ook maar! Zal ik je nu helpen of niet?”

Mischa antwoordde niet. In plaats daarvan begon hij zijn shirt open te knopen en liet het even later van zijn schouders afglijden. Ik had scherp op zijn gezicht gelet en gezien dat hij af en toe even zijn ogen samenkneep en zijn spieren aanspande. Nu trok hij het witte t-shirt uit de band van zijn broek en begon het over zijn hoofd te trekken. Daarbij kreunde hij af en toe zachtjes en ik werd onmiddellijk weer week. Snel stapte ik op hem af en hielp hem bij het laatste stukje.

Nu stond hij met ontbloot bovenlijf voor me en daar had ik uren naar kunnen kijken, als ik niet werd afgeleid door een plek op de zijkant van zijn buik, net onder zijn ribben. Wat voor kleur was het eigenlijk, rood, blauw of toch paars? Een mengeling van dat alles? Scherp ademde ik in en wees ernaar. Nog voordat ik had kunnen vragen: „Wat is dat?” deed hij een stapje achteruit.

„Niet aanraken!” riep hij bang. „Dat is gevoelig. Daar is het stuur van mijn fiets tegenaan geknald toen ik viel.”

„Maar…” Ik schudde mijn hoofd. Dat kwam na het douchen wel. „Oké.” Mijn blik gleed van zijn rechterschouder, waar ook wat blauwe plekken en een paar schrammen te zien waren, via zijn rode en schijnbaar iets gezwollen elleboog over zijn arm. Het was duidelijk dat hij op zijn rechterzij was gevallen. Straks, Sam. Straks. „Ga even zitten.” Ik wees naar het houten krukje dat naast de wastafel stond. Mischa keek verbaasd, maar deed het toch. Behoedzaam liet hij zich zakken, terwijl hij zich vasthield aan de wastafel en zijn rechterbeen gestrekt hield. Toen hij zat, blies hij kort uit. Ik zei niets en knielde bij zijn voeten neer. Snel trok ik de veters van zijn schoenen los en haalde ze van zijn voeten. „Zo zeg! Wat is dit? Maat 50?” Niet eerder was me opgevallen dat hij zulke grote voeten had.

Mischa lachte kort. „Nee. 45. Sorry dat het stinkt, trouwens. Ik heb de hele dag gewerkt.”

Het stonk niet. Wat ik rook was… mannelijkheid. Met twee vlugge bewegingen had ik ook zijn sokken uitgetrokken. Zelfs zijn voeten waren mooi. Vanuit mijn geknielde positie keek ik vlug omhoog. „Nou moet je toch weer even opstaan…”

Voor een moment keek hij me niet begrijpend aan, toen viel het kwartje. In omgekeerde beweging, maar nog net zo moeizaam, kwam hij weer overeind. Mischa wachtte even tot hij zichzelf kennelijk stabiel genoeg vond en kon toen weer zonder steun van de wastafel staan. Hij maakte zijn riem los, knoopte zijn broek open en schoof die naar beneden. Daar nam ik het over. „Houd je goed vast, ik wil niet dat je valt. Eerst links. Andere links. Zo ja,… til je voet eens op.” Snel trok ik de broekspijp naar beneden. Het ritueel herhaalde zich aan zijn rechterkant. Daar deed ik iets voorzichtiger, maar al snel was zijn broek uit. Ik keek naar zijn knie en schrok voor de zoveelste keer. Zijn rechterknie was bijna twee keer zo dik als de linker. Aan de buitenzijde zat een plek met geronnen bloed, daaromheen was net zo’n bloeduitstorting als op zijn buik zichtbaar. Ik vloekte zachtjes. „Jij bent lelijk terechtgekomen!” Ook op zijn onderbeen en zijn enkel zaten een paar schrammen, maar dat viel in het niet bij zijn gehavende knie.

Ik hoorde Mischa zuchten. Nog altijd hield hij de wastafel vast en hij had zijn ogen even gesloten. Ik stond op. Hij droeg nu alleen nog een lichtblauwe boxer en het was slechts dankzij mijn bezorgdheid vanwege zijn verwondingen dat ik niet al na drie seconden contact tussen mijn vingers en zijn huid kneiterhard geworden was. Daar moest ik nu ook niet aan denken, anders gebeurde het alsnog, gehavend of niet. Ik werd weer zakelijk. „Nu kun je jezelf wel redden, denk ik?” vroeg ik met een knik naar zijn onderbroek. Ook daar moest ik niet naar kijken, want mijn onderbewustzijn had de contouren van hetgeen zich daaronder bevond al geregistreerd.

Gelaten glimlachend knikte Mischa. „Ja, daar kan ik zo uit stappen.” Hij pauzeerde kort. „Dank je wel.”

Dat was mijn teken om te vertrekken. Snel liet ik hem zien welke knoppen in de douche voor het aanzetten en voor de temperatuur waren. Ik wees op de beugelstang, waar hij zich aan kon vasthouden, want dat leek me wel nodig. Ik legde nog een tweede handdoek klaar en keek nog een keer snel naar de jongen waar ik de afgelopen jaren zo vaak naar gekeken had. Ik had veel over hem gefantaseerd, maar dit scenario had er niet bij gezeten. Vlug legde ik uit waar mijn kamer was, zei dat ik op hem zou wachten en dat hij me moest roepen als hij iets nodig had.

„Komt goed, Sam. Dank je wel.” Ineens keek hij weer verlegen, maar het bronzen stemgeluid was terug. Ik glimlachte nog een keer, liep de badkamer uit en sloot de deur achter me. Op de overloop bleef ik staan totdat ik water hoorde stromen.

Gesloten