Een nieuwe start: deel 4

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Michiel
Berichten: 7
Lid geworden op: ma 08 dec 2008, 01:17

Een nieuwe start: deel 4

Bericht door Michiel » zo 14 dec 2008, 17:23

Een nieuwe start (deel 4)

Sinds Elise in de Zolder woonde, ruim een jaar voordat ik ging studeren, was er geen verandering meer geweest in de samenstelling van het huis. De vier bewoners die er toen woonden, waren er nog steeds. Tijdens mijn laatste jaar op de middelbare school was ik regelmatig op bezoek geweest bij mijn zus, en zodoende had ik ook haar huisgenoten al paar keer gezien.
Bij het ontmoeten van Robert had ik meteen gedacht: leuke gozer. Aantrekkelijk ook. Zoals ik dat wel vaker dacht over een jongen. Op straat bijvoorbeeld. Dan was het: ietsje langer kijken dan gebruikelijk, en dan gewoon doorlopen. Het kwam natuurlijk ook voor bij jongens die dichterbij me stonden. Klasgenoten, teamgenoten, enzovoorts. In dat geval lette ik wat meer op hem, als hij tóch in de buurt was. Meer niet. Ik dacht verder niet echt over die jongens na. In elk geval werden mijn gedrag en mijn dagelijks leven er nauwelijks door beïnvloed. Ik vergeleek het wel eens met de manier waarop sommigen ‘vallen op’ Brad Pitt, Colin Farrell, of Angelina Jolie. Oppervlakkig dus. Je bent er even mee bezig, maar het wordt nooit van levensgroot belang.

Jeroen was de enige geweest die die status vér ontstegen was. Toen voelde ik de enorme behoefte om bij hem te zijn. Om in hem te verdrinken. Al was dat gevoel er voor een relatief korte tijd. Feitelijk was het een korte verliefdheid geweest, zo heb ik me veel later gerealiseerd. Maar het was wel de eerste verliefdheid, en dús belangrijk voor de rest van mijn leven.

Nu was het er weer. De jongen die lange tijd in het vakje ‘gewoon aardig en leuk’ had gezeten, hield me meer en meer bezig. Gek genoeg was dat vooral als ik níet bij hem in de buurt was. Ik zat bijvoorbeeld gewoon te studeren, of ik lag rustig in bed, en dan kwam hij opeens langs in mijn hoofd.
Hij was een beetje langer dan gemiddeld, ik schatte zo’n 1,87 meter. Blond, halflang haar met grote krullen. Over de precieze kleur van zijn ogen had ik lang nagedacht. Blauw was het bíjna, maar niet helemaal. Er zat wat groen bij, en wat grijs. Uit het aantal mentale plaatjes dat ik van die ogen had, maakte ik op dat ik ze vaak en goed had bekeken. Dat verontrustte me. Was dat niemand opgevallen?
Waren het feitelijke uiterlijke kenmerken, waardoor Robert steeds weer in mij gedachten kwam? Voor een deel, denk ik. Hij zag er altijd verzorgd uit, en had tegelijkertijd iets nonchalants over zich. Dat laatste had me altijd al aangetrokken in jongens. Maar waarom was hij voor mij dan zoveel bijzonderder dan al die anderen?

Ik deed af en toe een poging tot rationaliteit. Ik deed dan mijn best om minpunten te ontdekken aan Robert. Puur en alleen om mijn eigen gevoel te temperen. Volgens de gangbare normen was hij een normale jongen. Niet woest aantrekkelijk volgens mij. Zijn neus was iets te groot, bijvoorbeeld. En als de zon een dagje góed scheen, was die neus het enige van zijn gezicht dat verbrandde, wat een vreemd contrast opleverde. Nog iets: als Robert heel moe was, loensde hij een beetje met zijn linkeroog. Het trok dan iets naar binnen. Ook was Robert niet erg aanwezig. Hij zei meestal niet veel. En ’s morgens had hij vaak een enorm ochtendhumeur.
Maar ik besefte: rationaliteit kon me hier niet helpen. Ik was niet meer in staat om objectief te zijn. Die conclusie had ik langzaam maar zeker getrokken. Toen Marije me vroeg of ik inderdaad verliefd was, en op wie, flitste alles nóg een keer voorbij. En pas nádat ik vervolgens zijn naam had uitgesproken, wist ik het zeker. Ja, ik was verliefd.

Ongeveer honderd meter verderop vroeg Marije:
“En nu?”
“O, dus je herhaalt gewoon mijn vraag?” ontweek ik op geïrriteerde toon haar vraag. Want ik had zelf geen idee hoe nu verder.
“Eh, ja, het is een goede vraag toch?”
“Klopt.”
“Dus...?”
“Ik weet niet. Ik doe er niks mee hoor. Ik zie wel.”
Gelukkig vroeg ze niet door.

Ik wist niet eens precies wanneer het begonnen was. In elk geval ná de zomervakantie. Het was niet bij mijn bezoekje in de Zolder vlak na de intro. Toen was Robert nog ‘gewoon leuk’. Het was ook niet tijdens die gezellige avond in dat café, waar ik de hele tijd werd aangestaard door Edward. Want toen was het al een tijdje bezig. Ik denk dat het tripje naar het ziekenhuis me het laatste duwtje had gegeven.


Het was de week voor de tentamens. We hadden geen colleges, waardoor we alle tijd hadden om de tentamenstof er goed in te stampen. Ik deed verwoede pogingen, maar kon me niet concentreren. Na elke paar bladzijden dreven mijn gedachten weer weg. Elk excuus om iets anders te doen greep ik aan. Dus had ik de afwas al gedaan en mijn kamer gestofzuigd.
Nu had ik een nieuwe email. Weer een kans voor studieontwijkend gedrag dus. Ik schrok toen ik zag van wie het was: Jesse. Die vreemde nacht was nu meer dan een week geleden, en sindsdien had ik hem nog steeds niet gezien of gesproken.
Hij schreef:

Hoi Martijn,
Ik schrijf je een mail, want schrijven vind ik makkelijker dan spreken. Sorry dat ik je ontweken heb sinds vorige week. Ik was, na die nacht, heel erg geschrokken van mezelf. Ik had nooit gedacht dat ik ooit zoiets zou doen. Ik ben écht hetero. Dus had ik dit beter niet kunnen doen. Het had denk ik te maken met alcohol en geilheid, dat ik het deed. Hoe dan ook: ik had je niet zo uit de weg moeten gaan daarna. Ik zou het heel erg vinden als we hierdoor geen vrienden meer kunnen zijn. Want ik vind je een heel goede vriend.
Groetjes, Jesse.

Ik was meteen geneigd om hem terug te sturen dat het oké was, en dat we nu weer vrienden waren. Maar die neiging onderdrukte ik. Dit was te makkelijk. Dus stuurde ik een email terug:

Hoi Jesse,
Excuses aanvaard. Je had me niet moeten ontwijken, maar dat had je zelf ook al bedacht. Ik vind wel dat we even moeten praten. Dit soort dingen los je niet op via de email. Kom op, zeg hardop wat je schreef. Anders slaat deze vriendschap nergens op. Dus zullen we morgen afspreken? Kun je dan?
Groetjes, Martijn.

Niet de aardigste mail die ik ooit geschreven had, maar ik vond dat ik wel recht had om een beetje streng te zijn. Op msn spraken we af om de elkaar volgende dag te ontmoeten. Bij hem thuis. Ik was daar nog nooit geweest, en het was niet bepaald naast de deur, maar ik had best zin in een fietstochtje.
Van tevoren had ik van Jesse een zeer gedetailleerde routebeschrijving gekregen. Maar zelfs dat hielp me niet. Ik was al drie keer terecht gekomen op hetzelfde kruispunt, dat toch écht vlakbij zijn huis moest zijn, toen ik besloot om hem dan maar op te bellen.
“Je bent minder dan een kilometer hier vandaan. Dus je zat bijna goed,” lachte Jesse. “Maar ik kom je wel even halen. Blijf waar je bent. Tot zo.”

Jesse begroette me alsof we precies dezelfde vrienden waren als twee weken geleden. Dat was nog niet zo voor mij. Maar dat zou ik hem nog wel laten weten.
Het huis waar Jesse en zijn ouders woonden, bleek serieus groot. Een oprijlaan met grind erop leidde naar een modern vormgegeven villa.
“Niet verkeerd! Ik snap wel waarom jij nog niet in Nijmegen woont.”
“Ach, het is wel leuk ja, een groot huis. Maar ik wil toch wel graag op mezelf gaan wonen binnenkort. Al is dat hier ook al zo’n beetje zo.”
“Hoezo?”
“Nou, mijn ouders zijn niet vaak thuis, dus ik heb het rijk meestal alleen. Nu ook. Jij ook een cola?”
“Ja, lekker.”

“Sorry. Ik had het niet moeten doen,” zei hij, zodra we in de zitkamer zaten.
“Klopt. Maar er waren twéé mensen bij he, die nacht. Ik deed ook mee.”
“Ja, maar ik begon. Eigenlijk heb ik je gewoon gebruikt.”
“Misschien wel. Ik was dan ook een makkelijk slachtoffer. Maar zo voelde het niet hoor.”
Jesse begroef zijn gezicht in zijn handen. “Shit, ik heb het kapot gemaakt he.”
“Ik denk het niet hoor. Ik ben blij dat je erkent dat het niet zo’n goed idee was, achteraf. Volgens mij komen we er wel weer overheen.”
Zijn gezicht klaarde op.
“Wanna hug it out?” vroeg ik, terwijl ik mijn armen uitstrekte.
“Sure”. We omhelsden elkaar. Vrienden waren we. Gelukkig maar.
“Weet je, ik eh... was bang dat je verliefd op me zou worden of zo,” zei hij. “Dat zou het veel ingewikkelder hebben gemaakt.”
“Dan hadden we een groot probleem gehad, ja. Mazzel dat ik niet snel verliefd word. En trouwens: zó onweerstaanbaar ben je nou ook weer niet.” Knipoog.

“Ik heb nog meer nagedacht,” zei hij even later. “Ik denk dat ik moet kappen met die one-nights. Elke keer als ik in een bevlieging zoiets doe, komt er achteraf gedoe van.”
“Doe je het zó vaak dan?”
“Laat ik zeggen: regelmatig.”
Hier had ik wel een mening over. “Volgens mij moet je het alleen doen als voor allebei de partijen heel duidelijk is dat het gewoon om één nachtje gaat.”
“Geloof me: zelfs dán kan er gedoe komen. Ik heb het al drie keer gehad. Het waren overduidelijke one-nights, en tóch ging zo’n meisje dan achteraf bellen en sms’sen, om te laten weten dat ze toch wel iets meer voelde. Kortom: gedoe.”
“En zelf had je die gevoelens dus totaal niet?”
“Nee.”
“Ehm, Jesse, hoe vaak heb je dat gevoel wél gehad? Je weet wel, dat gedoe met vlinders in je buik en zo?”
“Ik weet het niet eigenlijk. Twee keer misschien? Nee, ik weet het niet.”
“Dus... twee relaties?”
“Ach, ‘relaties’... Zo kon je het niet noemen. Ik geloof daar niet zo in.”
“Hoe kan dat nou? Je hebt toch ook behoeftes? Intimiteit enzo?”
“Ik heb vooral lichamelijke behoeftes”, lachte hij.
“Om eerlijk te zijn, vind ik dat niet grappig.”
“Hou eens op. Je hoeft me niet de les te lezen. Het is nu eenmaal zo. Laat me mijn eigen keuzes maken alsjeblieft.”
“Ja, natuurlijk, sorry, het is jou leven. Ik vind het raar, maar oké. Agree to disagree.”
“Prima.”


~~~


“Mooi zo, het is niet ontstoken”, zei Emily, zodra ze het verband van mijn vinger had gehaald. De snee in mijn vinger was nu dicht, dus er hoefde niks meer omheen. “Beter van niet zelfs”, zei ze. “Er moet lucht bij. Dan geneest het sneller.”
“Dank je.”
“Graag gedaan. En nu schop ik je eruit, want je moet tentamens leren volgens mij.”
“Eigenlijk wel ja.”
“Nou, kom op, aan het werk. Succes he!”
Thuis deed ik verwoede pogingen om aan niks anders te denken dan aan de leerstof. Met pijn en moeite lukte dat. Het probleem met Jesse was weliswaar goed opgelost nu, maar die andere jongen hield me de hele tijd bezig.
Ik deed er daarom drie keer langer over dan normaal om de tentamenstof enigszins in mijn hoofd te stampen. Enigszins dus, want ik kende het nog steeds niet geweldig.

Een week later, op vrijdag, na het laatste tentamen, zaten Marije en ik bij mij thuis te niksen. Domme tv-programma’s kijken, Ice Tea drinken. De spanning van die eerste tentamens van ons leven liep langzaam weg. Volgens mij had ik ze niet goed gemaakt. Nou ja, nu niet meer aan denken. Ik kon er nu toch niks meer aan doen. Gewoon de uitslagen afwachten, hopen op zesjes, en anders zijn er altijd nog herkansingen.
Marije was wél tevreden. Ze vermoedde dat ze het goed genoeg had gemaakt. Leuk voor haar, maar dat hoefde ik eigenlijk even niet te horen nu.
“Jij zat natuurlijk boven je studieboeken de hele tijd aan Robert te denken he?” gniffelde ze.
“Klopt. Ik word er gek van.”
“Ik kan het me voorstellen. Verliefd zijn kan vervelend zijn.”
“Aangezien jij wél goed gestudeerd hebt: jij bent dus níet verliefd?” Even checken.
“Nee. Echt niet. Ik voel ‘het’ niet, als je begrijpt wat ik bedoel. Het was een leuke zoen hoor, maar hier blijft het bij. Vindt hij trouwens ook het beste.”
“O, dus jullie hebben dat zelfs al gecommuniceerd?”
“Yep. Volwassen he?”
“Behoorlijk. Enig idee waarom de ‘klik’ er niet is?”
“Tja, ik weet niet. Ik kan niet voor hem spreken natuurlijk. Maar ik voel het gewoon niet. Misschien is hij wel iets te losjes, te weinig serieus. Zoiets, denk ik.”
“Dat kun je nog niet beoordelen. Je kent hem alleen maar van één avond uitgaan. Maar je hebt gelijk: als ‘het’ niet voelt, is dit waarschijnlijk het beste.”
“Ik dacht eerst nog even: dat gevoel komt later wel, als ik hem beter ken. Maar dat denk ik toch echt niet. Je moet toch een soort klik hebben in het begin. Tenminste, zo is dat bij mij.”

Ik dacht even na. Moest dat? Een ‘klik’ in het begin?
“Dat ligt bij mij toch anders. Ik ken Robert al meer dan een jaar. Maar pas sinds kort voel ik me... eh... zo,” zei ik aarzelend.
Ze keek me aan, en zei toen: “Je hebt geen idee hoe dreamy je uit je ogen kijkt. Het heeft je flink te pakken he? Arme jongen.”
“Ja, het zou leuk moeten zijn, maar dat is het niet. Ik wil gewoon vallen op een leuke en vooral bereikbare jongen.”
“Huh? Waar haal je vandaan dat hij onbereikbaar is?”
“Ga me nou geen valse hoop inpraten. Die jongen is zo hetero als wat. Die hoeft echt geen jongen.”
“Hoe weet je dat?”
“Dat zíe ik.”
“Dan ben je de enige persoon op de hele wereld met een perfecte gaydar.” Sarcasme droop van haar opmerking af.
“Het is écht zo. En nu een ander onderwerp graag. Dit gaat wel weer over.”
“Ehh... oké... Wat ga jij komend weekend doen?”
“Mijn ouders weer eens opzoeken. Ik ben daar al vijf weken niet geweest. Mijn moeder vraagt steeds wanneer ik nou eindelijk weer eens kom.”
“Het is niet alleen voor je moeder toch? Jij vindt het vast ook leuk om ze te zien.”
“Ja, dat is ook zo. Maar ik ben blij dat ik daar niet elk weekend ben hoor.”
“Ik vind het wel fijn om af en toe bij mijn ouders langs te gaan. Het voelt veilig daar ofzo.”
“Ieder z’n meug, zal ik maar zeggen. Maar ik ga morgen pas, want vanavond is er een feestje in de Zolder. Elise heeft haar rijbewijs gehaald. Ze grijpen daar al dat soort gelegenheden aan om een feestje te geven.”
“Leuk.”
“Zin om mee te gaan? Het wordt iets kleins, hoor. Gewoon een paar kratten bier, en ongeveer twintig mensen denk ik.”
“Lijkt me gezellig, maar nee, ik ga niet mee. Ik heb mijn moeder beloofd om vanavond al thuis te komen.”
“Oké, dan moet je dat doen. Maar een volgende keer ga je wel mee toch? Geloof me: je bent hartstikke welkom daar.”
“Ja, lijkt me leuk. Doen we.”

Die avond in de Zolder vermaakte ik me uitstekend. Het was veel drukker dan verwacht. Gezellig. En er was nóg een reden dat ik het wel prettig vond dat er veel mensen waren: drukte zorgt voor anonimiteit. Sinds Marije zo feilloos had gesignaleerd hoe verliefd ik was, maakte ik me zorgen dat het meer mensen zou gaan opvallen. En daar had ik absoluut geen behoefte aan. Maar in deze anonieme drukte zou het waarschijnlijk niet zo opvallen dat ik heel anders naar Robert keek dan naar al die anderen.
Rond middernacht gingen steeds meer bezoekers naar huis. Voor mij de aanleiding om ook huiswaarts te keren. Even mijn zus groeten.
“Lies, ik ga ook zo.”
“Nu al? Je gaat toch pas morgenmiddag naar papa en mama?”
“Klopt. Maar straks kom ik daar ontzettend brak aan. Moet mam eerst die spijker uit m’n hoofd trekken. Geen goed idee.”
“Ah joh, blijf nog even. Het is gezellig, toch? Gewoon niet te veel drinken, en morgen lekker uitslapen.”
Ze had gelijk. Dus ik bleef. Met elkaar praten, lachen, zingen, kaarten, drinken. Het was een heerlijke avond. En ja, ik keek anders naar Robert dan naar de anderen. Natuurlijk. Ik kon daar niets aan doen. Mijn zus zou dat vroeg of laat wel gaan opmerken. Maar dat maakte me steeds minder uit. Ik was te relaxed om me er druk om te maken. Het grootste deel van de avond zat Robert op dezelfde plek. Gekleed in een spijkerbroek en een lichtblauw overhemd. Geen shirt daaronder. Daardoor was een driehoekje van zijn borst zichtbaar. Regelmatig streek hij met zijn hand zijn haar naar achter. Een gewoonte die bijna iedereen met een wat langer kapsel heeft. Maar op dat moment was het voor mij: hoe een simpel gebaar heel sexy kan worden.
Tegen drieën waren alleen Elise, Emily, Robert en ik nog overgebleven. Emily leegde haar glas, en kondigde aan: “Ik ga slapen. En aangezien mijn kamer hiernaast is: vinden jullie het goed als ik de muziek zachtjes zet?”
“Nee, is goed,” zei Elise. Zet maar uit, wat mij betreft. Ik ga trouwens ook. Maar ik zet nog even die glazen in de afwasmachine. Help jij me even, Tijn?” Ze keek me nadrukkelijk aan, dus ik liep mee naar de keuken, met mijn handen vol glazen.
“Was dit je plan?” vroeg ze zachtjes, toen we de afwasmachine aan het vullen waren.
“Huh? Hoezo, ‘je plan’?”
“Oké, het was geen plan, dus. Ook goed. Maar in elk geval ga ik nu naar mijn kamer, en jij gaat nog níet naar huis. Praat gewoon gezellig verder met hem. Ik zeg je eerlijk: ik heb geen idee of je kans van slagen hebt, want eigenlijk weet ik ook niet zo veel van hem.”
Ik voelde hoe ik knalrood werd, en ik begon te stamelen. “Eh... ik weet niet w...”
“Ssst, zeg maar niks nu. Veel plezier.” Dikke knipoog. En ze was verdwenen, mij verbouwereerd achterlatend.
Toen ik de kamer weer binnen kwam, zei Robert: “Ik ben niet moe. Als jij dat ook niet bent, kom nog even gezellig zitten.”
Ik ging dus inderdaad nog níet naar huis.
“Zal ik nog twee biertjes pakken dan?” vroeg ik.
“Ja, doe maar. En neem er voor jezelf ook twee mee.”
We lachten. God, die lachende ogen... Oppassen om er niet te diep in te verdrinken nu. Gewoon twee pilsjes pakken, en dan weer gaan zitten op de plek waar ik daarnet ook al zat. In de hoek van één van de twee banken. Robert zat in de andere hoek van dezelfde bank. Dwars, met zijn knieën wat opgetrokken, en zijn kousevoeten op de zitting, in mijn richting. Als híj dat deed, kon ik het ook wel doen, dacht ik. Dus trok ik mijn schoenen uit en nam de tegengestelde houding aan. Mijn voeten stonden nu vlakbij de zijne.
“Martijn, volgens mij heb je twee verschillende sokken aan.”
“Ja, ik zie het.” De ene sok was donkerder blauw dan de ander. “Ik had haast vanmorgen, dus toen is het mis gegaan denk ik.”

Stilte. Koud biertje, warme kamer, en het leukste gezelschap dat er bestond. Fijn. Ik overdacht nog eens de woorden van Elise. Of ik ‘kans van slagen’ had? Alsof ik hem hier en nu zou willen verleiden of zoiets. Écht niet. Daar zou het waarschijnlijk alleen maar minder leuk van worden. Waarschijnlijk wel. Toch?
“Denk je ergens aan?” haalde Robert me uit mijn gedachten.
“Niet in het bijzonder.”
“Oké. Je had een denkrimpel. Niet te veel nadenken hoor. Daar wordt je oud van.”
“En wijs.”
“Nee joh, dat is een fabeltje. Volgens mij is iemand wijs, of hij is het niet. Wijsheid komt niet door meer kennis of door langer nadenken. Het is niet aangeleerd, maar aangeboren. Tenminste, dat denk ik.”
Wat was dit nou? De jongen die bijna altijd stilletjes zat te luisteren naar de discussies om hem heen, zich er zelden in mengde, zéker niet als het een ‘diepere’ discussie betrof. Die jongen sleepte me nu mee in een filosofisch gesprek over wijsheid.
Waar ik maar al te graag in mee ging. Het werd een gesprek over leven en leren, over lukken en mislukken. Ondanks het bier waren we scherp, alert. We vulden elkaar steeds aan, als we even niet op het goede woord konden komen. Op een gegeven moment zei ik:
“Ik moet eerlijk zeggen: ik wist niet dat je dit in je had. Meestal discussieer je nauwelijks mee.”
“Eén op één vind ik veel plezieriger. Dan kun je pas echt goed luisteren. In zo’n groep valt de helft weg, omdat iedereen zo nodig zijn gelijk moet halen.”
“Dat is waar.”
“En je bent een leuke gesprekspartner.”
Bijna had ik gezegd: ‘En jij bent gewoon leuk’. Maar ik hield me in. Natuurlijk.
Of eigenlijk: ik hield me in met mijn stem. In plaats van iets te zeggen, stootte ik ‘per ongeluk’ met mijn rechtervoet tegen zijn linker. En ik zei:
“O, sorry.”
“‘Sorry’? Hoezo? Man, je doet niks.”
“Dan doe ik het nog een keer.” Ik tikte weer zijn voet aan. Meteen schrok ik van mezelf. Waar was ik in godsnaam aan begonnen? Ik had me nog zó voorgenomen om gewoon een leuke gesprekspartner te zijn. En nu zat ik rechtstreeks aan te sturen op voetje vrijen.
“Moeilijk he? Vind ik ook hoor,” zei Robert.
“Wat is moeilijk?”
“Nou, je weet wel...”
Hij maakte zijn zin niet af. In plaats daarvan boog hij naar voren, pakte met beide handen mijn hals vast, en kuste me. Er ging een siddering door mijn hele lichaam. Zo plotseling die lippen tegen de mijne, die handen tegen me aan. En die geur. Ik snoof, en rook niet alleen zijn luchtje, maar ook zijn geur. En dat zijn twee héél verschillende dingen.
Toch bevrijdde ik me even uit zijn greep. Ik bracht uit: “Waarom? Of hoe, of wanneer? En hoe weet je dat...”
“Je bent een leuke gesprekspartner, maar je moet weten wanneer je moet stoppen met praten,” fluisterde hij.
Een kort ogenblik keek ik in zijn ogen. Toen legde ik mijn armen tegen zijn rug, trok hem dichterbij, en we zoenden weer. Wat minder teder nu. Eerder passievol. Alsof die kus noodzakelijk was om in leven te blijven. In elk geval hielden we het lang vol. Er was zoveel te proeven, zoveel te voelen. Ik trok Robert nog meer naar me toe, totdat hij bijna op me lag. Ik betastte zijn haar, zijn rug, zijn kont. Wéér die lippen, wéér die tong. Tussendoor steeds weer die ogen bekijken.
Ik frommelde het overhemd uit zijn broek en glipte eronder met mijn handen. Streelde zijn onderrug. “Wacht,” fluisterde hij. “Niet te ver gaan nu.”
“Ik wil alleen maar...”
“Geloof me, ik wil ook nog veel meer dan dit. Maar we moeten het niet doen. Straks komt er iemand binnen. Iemand die ‘niet kan slapen’ of zoiets.”
“Je hebt gelijk. En het lijkt me ook niet zo’n goed idee om te blijven vannacht. Of wel?”
“Die twee dames hier zijn roddelaars hoor, dat wil je niet weten.”
“Weet ik al.”
“O ja, dat is waar ook.”
Dus waren we verstandig, en besloten we dat ik gewoon naar mijn eigen huis zou gaan.
“Ik wil eigenlijk dat je blijft,” fluisterde Robert bij de deur. Kus.
“Ik weet het. Maar ik moet weg.”
“Je gaat morgen naar je ouders he? Wanneer ben je dan weer terug?”
“Zondagavond. Strikt genomen is dat dus morgen.”
Een brede glimlach verlichtte zijn gezicht. Nog een kus.
“Zie ik je dan weer?”
“Heel graag. Robert...?”
Hij zag mijn vragende gezicht.
“Dan kun je al die vragen stellen.” Hij keek naar de grond, en ging aarzelend door: “Maar in elk geval: ik vind je al héél lang héél leuk.”
“Je bent lief. We bellen morgen, toch?”
“Zeker! Pff, Ik haat afscheid nemen.”
“In het algemeen?”
“Nee, gek. Van jou!”
Weer een kus. Nog ééntje. Nog één aanraking, nog één lach, nog één verliefde blik over-en-weer. Toen zette ik mijn fiets in beweging. Niet meer omkijken nu. Ik wist zeker: als ik nu weer naar hem zou kijken, zou dat ervoor zorgen dat ik hier vanavond nooit meer weg kwam. Dan zou ik als een magneet tegen hem aan getrokken worden, om niet meer los te komen.
Dus fietste ik door. En door. En door. Ik was al vér voorbij mijn huis. Wát nou: ‘drukke dag gehad’? Wát nou: ‘midden in de nacht’? Wát nou: ‘bier gedronken’? Ik had energie voor tien. Pas na ruim een half uur doelloos rondfietsen zette ik mijn fiets in de fietsenstalling. Voor het eerst in lange tijd lag ik in bed niet te piekeren. Ik steeg op, en zweefde langzaam naar gelukkige dromen toe.

Gesloten