Het droomhuisje van Jip, deel 2

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Luuk
Berichten: 24
Lid geworden op: ma 29 feb 2016, 19:22
Vul het getal in: 123

Het droomhuisje van Jip, deel 2

Bericht door Luuk » vr 04 mar 2016, 13:16

Deel 2, Het bouwvallig huisje

Twee paar donkere ogen keken naar buiten. 'Ja?' was de vraag. 'Mag ik even schuilen?' vroeg Jip, en
bekeek de man in de deuropening. De man, die er stond, was van ongeveer middelbare leeftijd. Zijn
haren begonnen al wat grijs te worden. Hij was niet erg groot. Zijn ogen keken vriendelijk naar Jip. Op
zijn mond verscheen zowaar een glimlach. 'Ben je gevallen jongen?' 'Jip' zei Jip, want Jip zei altijd 'Jip'
als hij 'Ja' bedoelde. De man wenkte met zijn hand. 'Kom er maar gauw in'. Zonder te aarzelen stapte
Jip naar binnen. Het zag er echt armoedig uit in het huisje. De vloer was van beton. Er lag alleen maar
een oude mat. Ook voelde het er koud aan. Het rook er erg muf. Jip rilde zich af. 'Loop maar naar het
kacheltje' wees de man. Jip zag achter in het huisje een zwart kacheltje staan. Hoge vlammen waren
te zien door het ruitje. Dichterbij gekomen voelde hij de warmte. Een oude stoel stond erbij. Jip keek
rond. 'Lust je iets warms te drinken?' vroeg de man vriendelijk. 'Jip' zei Jip alweer. De man pakte twee
kopjes, en schonk uit een kannetje koffie in. Met beiden handen omklemde Jip het kopje, en hij voelde
de warmte in zijn handen. Voorzichtig dronk hij. 'Mmmmm, dat smaakt lekker' zei hij zachtjes. Samen
dronken ze koffie. Nog altijd rilde Jip van de kou. 'Drup, drup, drup' hoorde hij. Achter hem stond een
klein emmertje, welke bijna vol was gedrupt van de regen. Jip keek omhoog. Het dak lekte. Jip merkte
dat de man hem aandachtig bekeek. 'Woon je vlakbij' vroeg hij, bij het inschenken van tweede kopje
koffie. 'Paar kilometer verderop' zei Jip. De koffie smaakte prima. De man had een oud bankje gepakt.
Met een oude lap wreef hij de stof eraf. 'Ga toch zitten jongen' zei hij weer, en zette het bankje dichter
bij het kacheltje. Jip nam plaats. Zijn blote armen benen waren koud van de regen. Beetje verkleumd
zat hij naar de vlammen te staren. Zijn gedachten waren weer bij Tom. Buiten viel de regen nog steeds
met bakken omlaag. 'Met dit weer kan je echt niet naar huis hoor' zei de man. Hij had de fiets met de
boodschappentassen binnen in het huisje gehaald. Jip keek niet eens op. Hij was ver weg met zijn
gedachten. De man had een grote deken gepakt, en om hem heen geslagen. De deken voelde lekker
warm aan. Langzaam begon Jip het warm te krijgen. Een donderklap was te horen buiten. Jip schrok
ervan. Hij was door de vlammen van het kacheltje zo in trans geraakt. Weer keek hij rond. 'Woont u
hier alleen?' vroeg hij zacht. De man knikte. 'Mijn vrouw is tien jaar geleden overleden. Kinderen heb ik
ook niet' zei hij rustig. Hij stak zijn pijpje op, en zat rustig in zijn oude stoel. 'Waar leeft u van, als ik u
vragen mag?' vroeg Jip beleefd. 'Ik heb een moestuin, en ga één keer per week met mijn fiets naar de
markt om mijn verbouwde groenten te verkopen' zei hij Jip rustig aankijkend. Nu begreep Jip waarom
het huisje er zo armoedig uitzag. Dit was het enigste inkomen van de man. Hij zag op een ander tafeltje
een paar kaarsen staan. 'Heeft u wel elektriciteit?' vroeg hij nieuwsgierig. De man schudde zijn hoofd.
Verbaasd keek Jip hem aan. 'Nee?' De oude man bevestigde het nogmaals. 'Ik leef met de dag. Soms
zijn er dagen bij dat ik niet eens een boterham heb te eten' zei hij weer. 'Onvoorstelbaar' mompelde Jip.
De man zag er inderdaad magertjes uit. Nogmaals keek hij rond. 'Waar slaapt u?' wilde hij deze keer
weten. De man wees omhoog. 'Op zolder heb ik een oud bed staan. Het matras is gevuld met zachte
donsveren van een gans. Met daarop een oude dikke deken' zei hij alweer rustig. 'Ongelooflijk' zei Jip
nog een keer zacht. 'Dat zoiets nog voorkomt' dacht hij. 'Dit is bittere armoe'. Een paar tranen voelde
hij branden in zijn ogen. 'Niet huilen jongen' zei de man zacht. Hij legde zijn hand op de arm van Jip.
Ze keken elkaar aan. 'Ik ben gelukkig in mijn huisje!'. Hij schonk Jip weer een glimlach. Jip schudde
zijn hoofd. Buiten was het opgehouden met regenen. Jip was door het kacheltje wat opgedroogd. Thuis
zou hij wel droge kleren aantrekken. De man had trouwens ook weinig kleren aan, zag hij nu. Hij droeg
enkel een dun overhemd, met daaronder een oude, versleten werkbroek. Geen sokken droeg hij in zijn
klompen met een gat erin. De man had de fiets al gepakt en rijklaar gezet. Jip stond snel op, en liep
naar de boodschappentassen. Bij het optillen zag hij een brood liggen. Hij twijfelde geen moment. De
man was naar buiten gelopen. Jip haalde het brood uit de tas, en legde deze op de tafel. Ook zag hij
nog een stuk kaas liggen in een andere tas. En weer zonder te twijfelen pakte hij deze uit de tas, en
legde de kaas ernaast. Vervolgens liep hij naar zijn fiets, en reed ermee naar buiten. Jip bedankte de
man voor de gastvrijheid en voor de lekkere koffie. De man zei dat hij altijd welkom was. Jip reed weg.

Thuis aangekomen vertelde Jip eerlijk tegen zijn moeder waar hij geweest was. Ook zei hij haar dat hij
de man een brood en een stuk kaas had gegeven. Zijn moeder zei dat hij te goed was voor deze rotte
wereld. Ze zal de volgende dag wel een nieuw brood en kaas halen in de supermarkt. Jip liep daarna
naar zijn slaapkamer. Telkens zag hij het oude vervallen huisje in zijn gedachten; telkens weer die lieve
man. Hij nam een hete douche en trok droge, andere kleren aan. Daarna pakte hij zijn mobiel om Tom
te bellen. 'Hoi Jip' hoorde hij even later. 'Hoi man' zei Jip nog enigszins bedrukt. 'Ben je thuis?' vroeg
Tom. 'Jip' zei Jip. 'Ik moest boodschappen doen voor mama, en ben in de stromende regen gevallen
met mijn fietst' zei Jip. 'Was toevallig bij dat oude huisje, je weet wel?' 'Jouw droomhuisje' zei Tom wat
lachend. 'Als het mijn droomhuisje gaat worden, dan is er veel werk te doen' zei Jip weer wat bedrukt.
Even was het aan de andere kant stil. 'Ben je erin geweest dan?' vroeg Tom. Jip vertelde dat hij in het
huisje had geschuild voor de regen. En dat er een oudere man woonde, die zelfs geen geld had om
eten te kopen. Het was één en al armoe!' Dit maakte duidelijk ook indruk op Tom. 'Dat kan toch niet in
deze tijd?' zei hij zacht. 'Ik heb hem zelfs brood en kaas gegeven' zei Jip weer. 'Jij bent echt veel te
goed voor deze wereld' zei Tom. 'Je lijkt mama wel, die zei dat ook' gaf Jip hem als antwoord terug.
Even bleef het stil. 'Zullen wij samen morgen er naar toe gaan?' vroeg Tom. 'Ik ben benieuwd hoe het
er van binnen uit ziet. Plus dat wij samen misschien iets voor die man nog kunnen doen' zei Tom plots.
De bezorgde, zachte lieve stem van zijn vriend gaf Jip een warm gevoel. 'Graag' zei Jip zacht. 'Ik ben
morgenochtend rond tien uur bij jou' zei Tom. Daarna sloten ze het gesprek af.

De volgende morgen kwam Tom inderdaad rond de klok van tien naar Jip. Samen op hun fiets reden
ze naar het oude vervallen huisje. Grote plassen water stonden op het glibberige paadje. Alles zag er
nog armoediger uit dan het al was. Zwijgend keek Tom naar zijn vriend. Samen liepen ze met de fiets
in de hand naar het huisje. Alles was stil en verlaten. De deur was op slot. 'Hij zal wel naar de markt
zijn om groenten te verkopen' zei Jip. Tom bekeek het huisje. 'Hoe kan je toch in zo'n krot wonen?' zei
Tom met een geschrokken stem. Het huisje zag voor hem er nog vervallener uit, dan hij gedacht had.
Jip knikte eenstemmig. 'Binnen is het al net zo erg als buiten' zei hij. 'Ongelooflijk!' zei Tom daarna.
Samen liepen ze naar de achterkant van het huis. Daar zagen ze tegen de muur een oud, versleten
bankje staan. Tom pakte ernaar; het viel bijna uit elkaar van ellende. 'En waar is nou die moestuin?'
wilde hij weten. Beiden keken de polder in. 'Daar zeker?' wees Jip. 'Daar?' vroeg een ontstelde Tom.
Ze zagen een klein stukje grond voor hun liggen. Tom liep er naar toe. Hij zag niet meer dan een paar
doorgeschoten kropjes sla staan. Er naast een dun rijtje zomerwortelen. Wat je zomerwortelen nog kon
noemen. Er lagen dorren en verrotte worteltjes op de aarde. Zwijgend keken ze ernaar. 'Hoe kan je
hiervan leven?' vroeg Jip zich af. Hij zag de ogen van Tom een beetje rood worden. Rood van schrik,
en rood van de opkomende tranen. 'Wij moeten hem helpen Jip' zei Tom zacht. 'Jip' zei Jip, en staarde
naar de groenten. 'Maar hoe wilt je dat doen?' vroeg Jip hem weer. 'Ik ga morgen op vakantie met mijn
ouders naar Spanje. Wij komen pas over drie weken terug. Dan is mijn vakantie al voor de helft
voorbij' zei hij zacht. 'Ik ga niet op vakantie, dus ik kan alvast beginnen met spitten' zei Tom zacht.
Vragend keken ze elkaar aan. Geen van beiden wisten eigenlijk hoe ze het aan moesten pakken, en
of de oudere man dit wel wilde? Op een afstandje leek het oude huisje nog meer op een stal dan op
een woning. Nu pas zagen ze ook dat de schoorsteen scheef stond. En aan de linkerkant liep er zelfs
een grote scheur over de muur; beginnende bij het dak, tot helemaal op de grond. Dit huisje stond op
instorten. Ongelooflijk dat het nog niet onbewoonbaar was verklaard door de gemeente!

Nog even stonden ze te staren naar wat leek op een moestuin, en wilden daarna vertrekken. 'Wat leuk
dat je weer langs bent gekomen' riep een vriendelijke stem. De twee vrienden draaiden zich om, en
zagen de oudere man staan, met zijn fiets in de hand. Aan weerszijde hingen grote tassen, waar
waarschijnlijk de groenten in hadden gezeten. Groetend liepen ze naar het huisje. 'Is dat je vriend?'
vroeg hij aan Jip. 'Jip' zei Jip. 'Welkom' zei hij tegen Tom. 'Heeft u vanmorgen groenten verkocht op
de markt?' vroeg Jip hem. Aan het gezicht van de man zagen ze dat het een groot fiasco was geweest.
Hij keek ze aan. 'Ik heb zeggen en schrijven één kropje sla verkocht. En nog minder gekregen dan ik
erom vroeg' zei hij zacht. De twee vrienden keken weer naar elkaar. 'Ongelooflijk' zei Jip toen zacht.
De man zette zijn fiets tegen de gevel van het huis. 'Ach, volgende week beter' zei hij weer. 'Trouwens,
nog hartelijk bedankt voor het brood en de kaas wat je gisteren hebt achter gelaten. Ik heb eindelijk
weer eens mijn buik kunnen vol eten' zei hij rustig. Een schok ging door de twee vrienden. Tom kreeg
er zelfs een brok van in zijn keel. 'Zo kan ik er weer een paar dagen tegen' zei hij weer. 'Is al het brood
en de kaas op?' vroeg Jip nieuwsgierig. De man knikte. 'Als je drie dagen niks te eten heb, dan is dit
een waarlijk feestmaal' zei hij alweer rustig. 'Jezus!' zuchtte Tom. Met grote ongeloof keken de twee
vrienden elkaar aan. 'Dat kan toch niet?' zei Tom weer 'Ik heb het thuis niet breed, maar ik heb wel
elke dag brood om te eten' vervolgde hij zacht. 'Jongen. Ik ben gelukkig in mijn huisje' zei de man
tegen Tom. De lucht betrok weer. In de verte hoorden ze gerommel van aankomend onweer. 'Jullie
kunnen zo niet naar huis. Zo dadelijk gaat het onweren. Blijf maar schuilen' zei hij vriendelijk tegen de
twee. De man deed de deur open, en reed met zijn fiets naar binnen. De twee vrienden mochten ook
hun fiets binnen zetten. Tom wist werkelijk niet wat hij zag! Langs de deur waar ze naar binnen waren
gegaan, kwamen ze in een kleine stal. Een ondraaglijke stank kwam hen al tegemoet. Stank van mest
en rotte groenten. Beiden sloegen hun handen voor hun neus, anders waren ze zeker flauw gevallen.
Achter in een kleine hok hoorden ze geluiden. De man liep er naar toe. Nieuwsgierig volgden Jip en
Tom hem. Twee kleine oogjes keken hen aan. Oogjes van een klein paardje. Een klein bruin paardje.
De man aaide het beestje over zijn hoofd, en gaf hem een handje hooi. 'Moet hij niet buiten lopen?'
wilde Tom weer weten. 'Bruno kan niet meer buiten lopen. Hij heeft afgelopen winter zijn linker
achterbeen gebroken. Bij het naar buiten gaan is hij uitgegleden doordat er ijzel lag. Ik heb zijn been
zelf moeten spalken, want ik had geen geld om een dierenarts te laten komen' zei de man met een
trillende snik in zijn stem. 'Ook dat nog!' zei Tom. Het kleine paardje keek naar de man. Er lag iets van
dankbaarheid in zijn kleine oogjes. De twee vrienden werden er nog meer stiller van. Het emmertje met
regenwater stond nog in de kamer. Het had zoveel geregend dat het was overgelopen. Een plasje water
lag er naast. Het kacheltje was uit. Een bedompte en muffe geur hing er. Tom keek omhoog. 'Jip zei
dat u slaapt op de zolder. Maar ik zie de hemel. Hoe kan dat?' vroeg hij ineens. 'Ik heb maar een halve
zolder, jongen. Mijn slaapkamer is boven de stal. Zo heb ik nog een beetje warmte van Bruno' zei de
man ernstig. Jip zag op tafel de laatste restjes brood en homp kaas liggen. Alweer schudde hij zijn
hoofd. 'Onvoorstelbaar' mompelde hij zacht. Tom zag hem zijn hoofd schudde, en hij kreeg weer een
brok in zijn keel. Hij had tenminste een droog dak boven zijn hoofd. Geen kapotte kleren, en een lekker
warm bed. Maar deze arme man had niks. Echt werkelijk niks! Tom realiseerde zich nu pas dat hij het
nog niet slecht had. Jip wees Tom de scheuren. Achter het kacheltje waren ze duidelijk te zien. Nu pas
zag Jip ook een ander raam. Wat je een raam kon noemen. Het hing helemaal scheef, en zo te zien,
kon het niet open. De klink hing eraan te bengelen. Onbewust legde Jip zijn arm over de schouder van
Tom. En onbewust ging de arm van Tom over de middel van Jip. De man zag het gebeuren, maar zei
niks. Hij glimlachte alleen maar. Jip en Tom liepen door het huisje. 'Wij moeten hem echt helpen' zei
Tom haast fluisterend. Jip knikte weer. 'Jip. Al is het maar dat hij elke dag fatsoenlijk eten heeft'. Zulke
armoede hadden ze werkelijk nog nooit van dichtbij gezien. Ze keken elkaar een moment aan. Bij beiden
stonden een paar tranen in hun ogen. 'Vindt je het nog steeds een droomhuisje?' vroeg Tom hem weer.
Jip knikte alweer 'Jip' zei hij zacht. De man was bij beiden jongens komen staan. 'Ik kan jullie geen
drankje aanbieden. Ik heb alleen maar koffie' zei hij met een lach. 'Ik lus wel een lekker kopje koffie'
zei Tom 'Ik doe mee' zei Jip. De man haalde uit de stal een petroleumstelletje tevoorschijn. Daar zette
hij een pannetje water op. Uit een kast pakte hij het koffiekannetje met een bus gemalen koffie. Het
bankje, waar Jip de vorige dag opgezeten had, stond er nog. Samen namen ze plaats. Al gauw was
het water gekookt. Snel en handig schonk de man het water in de filter met gemalen koffie. Nadat alles
doorgelopen was, werden de kopjes koffie ingeschonken. De koffie smaakte voortreffelijk. De man zat
in zijn oude stoel, en rookte zijn pijpje. In stilte bekeek hij de twee vrienden. 'Die twee zijn voor elkaar
gemaakt' dacht hij. Alweer onbewust had Tom zijn hand op de hand van Jip gelegd; zwijgend dronken
ze hun koffie. Een tweede kopje koffie werd ingeschonken. De man moest weer even glimlachen toen
hij zag dat Jip nu zijn hand, onbewust, op de hand van Tom legde. Buiten was het opgehouden met
regenen. Een waterig zonnetje wilde zowaar erdoor komen. De jongens besloten om te vertrekken.
Ze hadden beiden zoveel indrukken opgedaan, dat ze er over moesten nadenken.

Gesloten