Groen licht (Deel 6)
Op mijn roze wolk herbeleefde ik de ervaringen van de voorbije weken. Alles viel stilaan terug in de normale plooi. Ik had een vakantiejob in augustus en stapelde de hele week zakken veevoeder op paletten.
In 't weekend ging ik zo vaak mogelijk naar Steven. We deden niet veel: wat praten, een spelletje dammen, daar waren we beiden goed in... 's Zaterdags at ik dan mee frieten.
Zijn broer ontbrak meestal. Die ging binnenkort samenwonen. Zijn plaats aan tafel nam ik in. Enkele keren kwam Steven naar mij thuis.
En toen, de avond voor ik weer eens naar Steven ging, kwam zijn telefoontje.
'Ze weten het van ons. Je moet dat weten voor je morgen komt.'
'Wat weten ze van ons?'
'Ik heb het ze verteld.' Steven klonk gejaagd.
'Wat heb je verteld?'
'Ik kan het niet allemaal aan de telefoon vertellen.'
Daar moest ik het mee doen. 'Ze weten het van ons.' Zelf wist ik best wat 'het van ons' zou kunnen betekenen. Verdorie, ik was verliefd op deze jongen, dat besefte ik ook wel.
'Zal ik morgen wel komen?' Zijn ouders zouden thuis zijn.
'Je moet komen. Ze zijn niet kwaad op jou, je moet geen schrik hebben.' Het kon me niet sussen aan de telefoon.
Ik sliep die nacht zo goed als niet. Met lood in de schoenen belde ik bij Steven aan. Zijn broer deed open die keer.
'Kom binnen. Mijn broertje zit op hete kolen.' zei hij zonder een krimp te geven. Hij lachte me uit.
Steven en zijn moeder trof ik in de keuken. '
Hoi' bracht Steven uit.
'Dag Pieter.' zei zijn moeder. Er vielen stiltes in het kunstmatige gesprek. Ik kon in de grond kruipen.
'Met zo'n mooi weer kunnen jullie beter in de tuin gaan zitten.' redde zijn moeder de situatie.
Even later lagen we buiten in de ligzetels'Waarom heb je het verteld?' De woorden klonken te verwijtend uit mijn mond. Ik wist er geen raad mee.
'Mijn broer heeft het geraden.'
"Dat is niet normaal tussen jullie. Ben je misschien homo?" vroeg hij en van die dingen. Ik kon het niet ontkennen.
En toen wisten mijn ouders onmiddellijk het grote nieuws. Zij waren niet verwonderd. Blij ben ik niet maar toch wel opgelucht. Ze zijn niet kwaad op ons hoor.'
'Je mag je bij ons thuis voelen.' gaf zijn moeder me mee toen ik naar huis ging. Vond ik lief. Ze doorzag ongetwijfeld mijn reddeloosheid.
Heel raar maar ik voelde me schuldig. We hadden iets verbodens gedaan hoe goed het ook voelde. Steven had uit de biecht geklapt. Het voelde zo goed, wij met ons tweetjes. Nu was dat om zeep.
Thuis repte ik met geen woord over alles.
Het academiejaar begon, een periode van grote verandering voor ons beiden. Met acht studenten deelde ik een statig huis in de stad. Ik bezette het kleinste kamertje onder het dak omdat dat het gekoopste uitviel: bed, lavabo en kast, een kleine tafel en een stoel. Een groot dakraam bood me ruim daglicht. Ik werd lid van onze studentenvereniging, zette voorzichtige stapjes in het studentenleven of ging af en toe iets drinken met kotgenoten. Maar ik volgde trouw elke les en herhaalde plichtsbewust de geziene leerstof. Zo ben ik.
Steven wachtte ik de vrijdagavond op in het station. Dan waren we een uurtje per week samen. Meer zat er vaak niet in. Ik had me laten verleiden om toch te blijven volleyballen op een lager niveau weliswaar en zonder te trainen.
Men had me graag in de ploeg want ik presteerde eigenlijk best goed. De zaterdagnamiddag of -avond werd op die manier in beslag genomen. Steven bleef in leiding bij de jeugdbeweging. Zijn zondagnamiddag ging er aan op. Niet ideaal.
'Kom je me eens opzoeken in Gent?'
'Maar ik heb elke dag les.'
'Je kan toch gemakkelijk eens een keertje brossen?' Dat zag ik niet zitten. Lessen missen was taboe voor mij.
'Later misschien, als ik een keer geen les heb.'
'Ik heb donderdag geen les.' zei hij op een andere keer,
'Kan ik woensdagavond komen en blijven slapen?' Het maakte me onrustig. Ik verlangde reeds lang naar nog eens intiem samen zijn met Steven maar twijfelde.
Ze zouden op kot kunnen ontdekken dat ik een vriendje had. Ik huiverde bij de gedachte. Ze mochten mijn geheim niet te weten komen. Eén van de jongens op kot noemde me 'sloefke.' Dat kwam omdat ik altijd sloefen aan de voeten droeg binnen, van die bompasloefen.
Ik ben een wat te brave jongen. Ik vermoedde dat mijn bijnaam daar ook mee te maken had. Ik wimpelde Steven af.
'Het valt moeilijk, ik heb nog heel wat werk.'
'Niet dan.' Hij keek duidelijk terleurgesteld.
De weken gleden voorbij en ik raakte helemaal aangepast aan het studentenleven. Ik kwam af en toe bij Steven thuis op bezoek maar de sfeer was veranderd. Sinds Steven's 'uit de kast komen' gedroeg ik me stroef. Hij had ons geheim nog niet mogen prijsgeven. Ik was er niet klaar voor.
Het was vrijdagavond en Steven kwam van de trein. We gaven elkaar een vluchtige kus. Dat deden we altijd zelfs in het openbaar. Het station beschouwde ik als relatief anoniem.
'We gaan nog iets drinken.'
Dat deden we anders nooit voor we naar huis reden.
'Het wordt niets ons.' opende Steven nadat onze cola gebracht was. Ik viel compleet uit de lucht.
'Waarom niet?' meer woorden vond ik niet.
'Voor jou is af en toe met me op de bus zitten blijkbaar voldoende. Meer hoeft niet voor jou en ik kan beter geen energie steken in een lege relatie.' Ik stond paf. We zaten wel naast elkaar op de bus maar er werd geen woord uitgewisseld.
'Het beste met je.' zei hij toen ik opstond om van de bus te stappen. Ik vertikte het om hem te bellen dat weekend. Tijdens de week kon ik hem niet bereiken al wilde ik dat wanhopig graag. Ik wachtte een week later tevergeefs op hem in het station.
Geen Steven. Hij moest een andere trein genomen hebben. Om mij te vermijden?