VAKANTIE 2002 - hoofstuk 8

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Lucky Eye
Berichten: 680
Lid geworden op: za 03 jan 2009, 19:35

VAKANTIE 2002 - hoofstuk 8

Bericht door Lucky Eye » ma 11 mei 2015, 16:25

VAKANTIE 2002

Een verhaal van Lucky Eye

Dit verhaal is niet gebaseerd op feiten. Elke overeenkomst met gebeurtenissen, personen, plaatsen en tijden berust dan ook op toeval.



Hoofdstuk 8

Vrijdag 26 juli 2002:
Uiteindelijk werd het één uur voor er pas een winnaar bekend werd. Jan Walters versloeg ons allemaal nipt. Hij had gewoon het geluk dat hij eerder in het centrum kwam dan ons en ook de gestelde vraag nog goed wist te beantwoorden. Daarna was het snel opbreken geblazen want eigenlijk wilde iedereen graag naar bed. Ik ook want het was best wel een drukke dag geweest. Na de familie bedankt te hebben voor de gezelligheid, liep ik het kleine eindje naar mijn huisje toe. Binnengekomen, sloot ik de gordijnen en ging naar boven naar bed.

De volgende ochtend was ik op mijn vaste tijd wakker. Het was nog erg vroeg dus en daarom bleef ik nog eventjes rustig liggen. Om zeven uur ontbeet ik en keek het journaal. Ze beloofden mooi weer en ik zag er naar uit om de komende dagen het zwemwater in Zuid-Limburg te gaan uitproberen. Na het ontbijt las ik lang ik mijn boek en wachtte op Ken. Hij kwam echter maar niet en toen het mij te lang duurde, ging ik maar eens kijken waar hij bleef.

“Ja, ik was er al bang voor,” zei Marja toen ik bij hen was, “gisteren toch te laat geworden, denk ik.” Het bleek dat Ken een migraineaanval had.

“Ach, dat is het niet,” reageerde Jan. “Hij heeft die aanvallen regelmatig.”

“Vinden jullie het goed als ik even bij hem ga kijken?”

“Natuurlijk. Het is de deur links.” Zachtjes liep ik de trap op. Ik klopte op de deur maar kreeg geen respons. “Loop maar door, hoor,” riep Marja van beneden. Ik opende de deur die nogal stroef ging en stapte de donkere kamer in.

“Hoi,” klonk het zachtjes in het donker.”

Ik groette terug en ging op de stoel zitten die naast zijn bed stond. “Hoe is het met je?”

“Beroerd!”

“Vervelend, man!”

“Ja, maar ik had je verteld dat dit af en toe kon gebeuren. Heb je nou vandaag wel wat te doen?”

“Om mij moet je je geen zorgen maken, Ken. Ik had niet verwacht dat ik deze vakantie met iemand zou doorbrengen, dus ben ik voorbereid om alles alleen te doen maar vind het wel vervelend dat je nu niet mee kunt gaan. Heb nog een hele stapel boeken liggen en die ga ik dus maar verder lezen.”

“Maar je mag rustig dingen gaan doen, hoor!”

“Dank je, maar daar heb ik nu even geen zin in. Is dat ook goed?” Ik zag hoe hij glimlachte. Het was warm op zijn kamer en ik zag dat de dunne gordijntjes die ook mijn huis sierden bij hem afgedekt waren door een donkerbruine deken. Hij zweette op zijn voorhoofd en borst. “Ben je misselijk?”

“Ja. Een van de bijverschijnselen. Maar het is al beter dan het geweest is. Vannacht heb ik mijn ouders veel last bezorgd. Ze hebben amper een oog dicht kunnen doen, denk ik.”

“Ze zullen het vast niet erg vinden.”

“Zij niet, maar ik wel.”

“Je bent een vreemde, Ken. Ze doen het omdat ze van je houden!”

“Ja, ik weet het maar daarom vind ik het nog wel vervelend dat ik ze zo tot last ben.”

“Ik vind je zielig.”

“Nee, dat wil ik niet. Ik wil niet zielig gevonden worden. Ik heb nog armen en benen en die doen het uitstekend en daarom ben ik niet zielig.”

Ineens schoot ik vol. De tranen brandden me achter mijn ogen. Hij had precies dezelfde woorden gebruikt die mijn vader ook altijd gebruikt had als ik hem zielig had gevonden.

“Wat is er?” vroeg Ken die mijn schrikreactie bemerkt had.

“Nee, niets. Een herinnering. Het gaat wel weer over,” stelde ik hem gerust. Tenminste dat hoopte ik. “Ik laat je nu alleen, Ken. Aan rust heb je meer dan aan mij.”

“Leuk dat je geweest bent, Rogier. Straks ben ik weer zo fit als een hoentje. Je zult het zien.”

“Graag, Ken.” Ik drukte zijn hand en ging terug naar beneden.

“Niet zo bezorgd kijken, Rogier,” zei Jan toen ik beneden was. “Hij heeft het ergste gehad en het gaat al stukken beter dan vannacht.”

“Ja, dat zei hij ook al maar …”

“Het is een vervelend gezicht als hij daar zo uitgeteld ligt nietwaar,” zei Marja.

En dat was de spijker op zijn kop. De levenslustige jongen die ik kende lag daar als de dood van pierlala en ik wist het geen plaats te geven. Ik ging naar huis en meteen naar boven naar mijn slaapkamer. Bittere tranen welden op en stroomden naar buiten. Niet alleen vanwege Ken maar ook vanwege mijn vader. Het leek of er ineens oude wonden opengereten waren. Vooral dat treffende van diezelfde woorden hadden me hard geraakt. Hoe kon iemand die zo ziek was, zeggen dat hij niet zielig was en toch moest er een kern van waarheid in zitten want ik had het nu van twee heel verschillende mensen gehoord en meteen ook was dat het lastige. Ik begon verbanden te trekken tussen mijn vader en Ken die er helemaal niet waren. De tranen droogden op en langzaam werd ik weer wat nuchterder. Ik kon het weer wat aan en ging nog wat snotterend naar beneden waar ik mijn tweede boek uitlas en wat at. Daarna deed ik de afwas. Het weer was niet zo mooi als ze beloofd hadden. Het was dik bewolkt maar toch behoorlijk warm. Broeierig vanwege een dik wolkendek met daarachter een krachtige zon. Natuurlijk had ik die middag alleen dingen kunnen gaan doen maar ik wilde gewoon niet. Ik had geen zin om mezelf te vermaken wetende dat mijn maatje niet mee zou kunnen. Ik was gesteld op Ken en wilde dat hij bij me zou zijn. Als hij niet meekon, bleef ik thuis. De kleuters hielden me volop bezig. In korte broek zat ik op mijn terras en regelmatig kwamen ze langs met zandgebakjes die ik moest opeten. Een emmer deed dienst als vergaarbak en gelukkig waren ze caloriearm want ik werkte er die middag heel wat weg.

Na het avondeten kwam Jan langs en vroeg of ik tafeltennis wilde spelen. Natuurlijk wilde ik dat. Ik won er twee van de drie en de andere was voor hem.

“Je bent goed geworden in die paar dagen, zeg!” reageerde hij bewonderend nadat we uitgespeeld waren.

“Dank je.”

“Ik meen het echt. Ik heb bewondering voor je. Niet alleen voor je spel maar ook voor de manier waarop je met Ken omgaat en hoe snel je aan hem gehecht bent geraakt.” We wisselden een blik uit. “Ja, ik zag het meteen vanmorgen toen je hoorde dat hij ziek was. Dat gevoel van medeleven wat getuigt van echte vriendschap. Dank je dat je die vriend voor hem wilt zijn.”

“Ken verdient het om goede vrienden te hebben en ik ben blij dat ik er een van mag zijn en dat jullie daarvoor gezorgd hebben.” Een tijdje bleven we nog praten en daarna ging hij naar huis. Ik dronk mijn koffie buiten en praatte later die avond nog een hele tijd met Antoinette waarvan ik de echtgenoot nog steeds niet gezien had. De man moest een vreselijke huismus zijn, leek me. Toen zij tegen halfnegen naar binnenging, was ik weer alleen. Ik ging naar binnen en zette de tv aan. In mijn eentje keek ik naar ‘Jacob the Liar’ een prachtige film, zij het een dramatisch aflopende film, met Robin Williams in de hoofdrol. Ik vond het jammer dat Ken deze film niet kon zien want er zat echt een gigantisch goed verhaal in. Toen de film was afgelopen ging ik nog eventjes naar buiten. Het was donker en stil geworden. Ik hoorde hem aankomen en keek verwachtingsvol opzij. Inderdaad het was Ken. “Hé? Jij?”

“Ja, ik. Ik ben er weer. Had ik je toch gezegd.” Hij kwam bij me zitten en stak een sigaret aan.

“Alsjeblieft, Ken, houd met die vreselijke gewoonte op! Hoe kun je die dingen roken als je weet dat het slecht voor je is en je al genoeg aan je kop hebt met die ziekte van je!” Het kwam er behoorlijk fel uit. Te fel misschien maar ik meende het vanuit het diepste van mijn hart.

“Oké.” Hij stond op en liep mijn huis binnen.

“Wat heb je gedaan?” vroeg ik toen hij weer naast me ging zitten.

“De sigaretten weggegooid natuurlijk.”

“Zo bedoelde ik het niet.”

“Ja, dat deed je wel en het is goed dat je laat zien wat je denkt. Het is toch ook vreselijk stom om te roken als je het zelf niet lekker vindt en het alleen maar doet omdat het niet mag?”

“Ja, nou heb jij weer gelijk!” zuchtte ik. Het werd stil. Te stil.

“Wat is er, Rogier? Je bent zo stil, zo anders, zo … verstard.” Hij had het gemerkt en dat was waar ik voor gevreesd had. Hij legde zijn hand op de mijne. “Rogier … doe dit niet. Keer je niet van me af. Wat heb ik gedaan dat je dit doet?”

“Je hebt niets gedaan alleen … alleen de herinneringen die ik gedacht had overwonnen te hebben, teruggeroepen.”

“Sorry,” klonk het.

“Nee, het ligt niet aan jou. Het was mijn illusie dat ik ze kwijt was maar nu weet ik dat het niet zo is. Ik vond het zo verschrikkelijk rot om jou daar zo stil en ziek te zien liggen.”

“Maar nu ben ik er toch weer?” zei hij met een glimlach.

“Ja, je bent er gelukkig weer.” Maar ik was niet oprecht. Ik had nog steeds dat vreselijke gevoel dat me van binnen verscheurde maar niet tegen hem onder woorden durfde te brengen.

“Gaat het echt wel met je?” Ik toverde een glimlach rond mijn lippen en keek hem aan. “Je moet niet tegen me liegen, Rogier. Daar kan ik niet tegen. Je wilt laten zien dat het goed met je gaat maar het gaat niet goed. Wat is er?”

Diepe stilte volgde. Moest ik hem zeggen wat ik dacht? Of was het maar beter om te zwijgen. Gelukkig hoefde ik niet te beslissen. Ken hoorde zijn moeder naderen en haalde zijn hand weg.

“Ken, kom je thuis?”

“Ja, mam, ik kom eraan.” Voetstappen die zich verwijderden klonken door de stilte. Zijn hand kwam weer terug. “Rogier, ik houd van je! Sluit je alsjeblieft niet af van me!.” Hij stond op, drukte een kus op mijn voorhoofd en verdween in de donkerte.

Zaterdag 27 juli 2002:
Moet ik je nog zeggen dat ik die nacht nauwelijks sliep? Of heb je, mij enigszins kennende, dat inmiddels kunnen raden? Het wilde echt weer eens niet lukken en langzamerhand begon ik me af te vragen of het nog wel gezond was. Dit was al de tweede nacht met bijna geen slaap. Het zou in elk geval mijn uiterlijk geen goed doen en toen ik na opgestaan te zijn in de spiegel keek, zag ik dan ook dikke donkerblauwe wallen onder mijn ogen. Nu was ik gelukkig goed gebruind en dan valt het niet zo heel erg op maar ze waren er toch wel degelijk.

Het gedoe van die vrijdag had me niet los kunnen laten. En zeker die slotopmerkingen van Ken niet. Hield de jongen werkelijk van mij of speelde hij een spelletje. Maar dat laatste kon ik me gewoon niet voorstellen. Niet hij!

In het begin deed ik die ochtend alles op de automatische piloot. Als een slaapwandelaar liep ik door een vreemd huis dat ik dacht al helemaal te kennen en dus stootte ik me regelmatig ergens aan. Na het ontbijt waarbij ik bewust nu eens ‘koffie hartklap’ had gezet begon alles weer een beetje te werken en werd ik zowaar wakker.

De brede glimlach van Ken verscheen al om negen uur voor het raam naast mijn achterdeur. Ik gebaarde hem dat hij binnen kon komen.

“Goedemorgen! Wat zie jij eruit, zeg! Wat heb je gedaan vannacht?”

“Houd op jongen. Ik heb amper geslapen dus niet al te opgewekt alsjeblieft.”

“Heb je daar vaker last van?”

“Waarvan?”

“Niet kunnen slapen, bedoel ik. Mijn pa heeft, als je het wilt gebruiken, wel wat slaapmiddeltjes hoor?”

“Nee, gelukkig heb ik er niet vaak last van maar de laatste dagen nu al wel twee keer.” Of was het nou al drie keer. Nee, toch twee. Zondag op maandag was het niet slapen en die avond na dat gedoe in Valkenburg had ik wel geslapen maar alleen heel kort. Zo in eigen gedachten verzonken hoorde ik niet wat Ken tegen me zei totdat hij me aan mijn arm schudde.

“Hé, hoor je wel wat ik zeg of is het beter dat ik je eerst goed wakker laat worden.”

“Sorry, ik was afgedwaald. Wat zei je?” Ik hoorde een diepe zucht van zijn kant en vond het vreselijk vervelend dat hij opnieuw moest beginnen maar het was niet anders.

“Ik zei dat ik het echt meende van gisteravond.”

“Wat?”

“Dat ik van je houd.” Hij kleurde diep.

“O! Maar toen je moeder kwam en je zo snel je hand terughaalde? Meende je dat ook?” Opnieuw een flinke blos op zijn wangen.

“Nee, dat had ik niet moeten doen maar …”

“Ben je bang voor hun reactie?”

“Ja. Ze zullen nooit verwachten dat ik op een jongen val en eigenlijk doe ik dat ook niet.”

“Huh???” Ik raakte het spoor van zijn redenering bijster.

“Het is niet zo dat ik bewust op een jongen val. Het ligt anders. Het …”

“Hoe dan?” viel ik hem in de rede.

“Laat het me proberen uit te leggen.”

“Oké, ik luister.” Wat een eikel was ik zeg. Waarom liet ik hem niet gewoon praten. Waarom moest ik steeds meteen als laatste iets willen zeggen.

“Ik heb heus wel eens blote vrouwen en mannen gezien op plaatjes op het internet. Zo’n braaf jochie ben ik nou ook weer niet. En ik ben er niet toevallig over gestruikeld maar heb ze gezocht. Beide soorten. Gewoon om te kijken en me eraan op te geilen. En ik vond beide heel interessant kan ik je zeggen. Maar ik val niet echt op een soort. Heb nog geen voorkeur bepaald en dat is ook logisch wellicht omdat ik nog niets met een van beide heb gedaan. Ik weet niet hoe het is om met een vrouw samen te zijn. Ik weet niet hoe het is om met een man samen te zijn. Dus een voorkeur is er niet. Maar dat bedoel ik ook helemaal niet te zeggen. Ik ben verliefd op jou geworden vanwege de persoon die je bent en niet omdat je een pik tussen je benen hebt.” Zijn woordkeuze maakte dat ik nu begon te blozen. Hij glimlachte. “Vaak zal het andersom zijn, denk ik. Je rommelt eerst wat aan, bepaalt je voorkeur en dan word je een keer verliefd. Maar ik ben ik en natuurlijk weer eens anders dan alle anderen. Ik word gewoon meteen verliefd. En echt, geloof me, ik ben hartstikke verliefd op je!” Hij schoof dichter op de bank naar me toe en wilde me kussen.

“Het lijkt me niet verstandig, Ken, dat hier te doen. Dit huisje is net een kaasstolp. Overal glas en als je nog niet wilt dat je ouders het te weten komen dat kun je misschien beter nog even wat wachten.”

Hij verstarde in zijn beweging. “Maar je begrijpt me wel?”

“Ja, ik begrijp je en kan je helemaal volgen. Zoiets zou mij ook kunnen overkomen.”

“Het ligt er denk ik gewoon aan wie je het eerst ontmoet. Was ik een vrouw tegengekomen die net zo begripvol was als jij dan …”

“Ohhhh, daar ligt het dus aan. Dat ik zo begripvol ben?”

“Ja, natuurlijk! Tenminste … gedeeltelijk. Jij bent de eerste geweest, op mijn ouwelui na dan, die me met respect heeft behandeld. Die geïnteresseerd is in mij. In mij Ken Walters: de nerd van Heemstede.”

Als alleen dat het was dan ging dit niet goed voorvoelde ik. “En als ik je nou eens vertel dat je ouders me gevraagd hebben," voel je hem aankomen. Groef ik mijn eigen graf of niet? "om met jou op te trekken.”

“Ja? Nou en? Dacht je dat ik dat niet doorhad?”

Mijn mond viel van verbazing open.

“Kom, Rogier! Je verslijt me toch niet voor achterlijk wel!? Het was zo opmerkelijk dat er gewoon iets achter moest zitten. Jij belt aan en vraagt of ik mee uit mag en ineens is het goed. Je begint over het huren van een fiets en mijn vader staat zowat te popelen om mij het geld in de handen te drukken. Denk je dat ik gek ben?”

“Sorry. Ik had je niet moeten onderschatten maar …”

“Nee! Laat mij eerst uitpraten!” Hij was ongemeen fel. “Maar wil jij nu van mij af of zo? Voer je dit als reden aan om mij de zak te geven? Wat heb je sinds gisteren, Rogier?”

Stilte. Grote stilte. Ik durfde hem niet recht aan te kijken want zijn ogen waren hard. Heel hard.

“Al voor mijn ouders je vroegen om met mij om te gaan, had je belangstelling voor mij. Je speelde tafeltennis met mij terwijl je dat eerst eigenlijk helemaal niet wilde. Toch bleef je met me spelen. Die zondagmiddag heb je tijden met mij gepraat en ik voelde dat je echt geïnteresseerd was. En nu … wat is er in vredesnaam gebeurd dat je zo van mening, zo van gedachten over mij bent veranderd?”

“Er is niets gebeurd dat mijn mening over jou veranderd heeft, Ken. Ik vind je nog steeds een heel leuke jongen maar …”

“Je bent niet verliefd op mij.”

“Zelfs dat durf ik nog niet te zeggen. Luister goed. Wat ik je ga vertellen is geen smoes om me er gemakkelijk vanaf te maken. Dat wil ik niet en kan ik dus ook niet. Jouw vriendschap is me heel veel waard en misschien heb ik het er in het begin te veel opgelegd. Ik zag hoe je die middag dat jullie aankwamen naar me stond te kijken en dus trok ik zondag bij de tafeltennistafel bewust opnieuw mijn shirt uit. Meteen maakte je een dubbele fout en dus wist ik dat je in mij geïnteresseerd was of in elk geval in mijn lijf.”

Hij snoof.

“Ik vind je een pracht van een vent en dat meen ik oprecht maar zelf zit ik compleet met mijn eigen gevoelens in de knoop. De jaren dat ik mijn vader verzorgde heb ik geleefd met het verstand en de gevoelens op nul en de blik op oneindig om maar niets te hoeven voelen. Niet in elk geval als hij in mijn buurt was. Bij heel goede vrienden van mij reageerde ik me wel eens af en heb ik ook wel eens een vaas vergoed omdat ik hem in machteloze woede kapot sloeg. Maar dat waren spaarzame momenten dat ik me durfde laten gaan. Verder kropte ik alles op. Ik wilde niet dat mijn vader zag dat ik aan zijn ziekte en sterven leed. Ik wilde niet dat hij zag dat ik zwak was. Dat ik er zowat aan dood ging! Af en toe deelde ik heus wel mijn zorgen met hem maar dan was dat toch altijd nuchter en beredeneerd. Na zijn sterven moest ik allerlei dingen regelen voor de crematie. Toen de nalatenschap. Toen ben ik verhuisd en later heb ik al zijn spullen moeten opruimen en nu … nu zit ik in Zuid-Limburg en weet ik niet wat ik moet voelen. Ik heb zolang mijn gevoelens verstopt dat ik niet meer kan voelen! Je zegt dat je van me houdt en drie, vier jaar geleden zou ik in de zevende hemel geweest zijn maar nu … nu voel ik er helemaal niets bij. Ik zit klem in de schertsfiguur die ik me zoveel jaar lang heb aangemeten.” Kens ogen waren groot en op mij gericht. Er blonk een traan in een van zijn ooghoeken. Ik strekte mijn wijsvinger ernaar uit en veegde hem weg. “Niet huilen, Ken. Jouw leven is moeilijk genoeg. Je hoeft mijn zorgen er niet bij te nemen.”

“Ja, Rogier, dat wil ik juist wel! Gister zag ik ook dat je met mij meeleefde en dat deed me ontzettend goed! Je was er zo intens en dat maakte mij zo gelukkig dat ik gisteravond mijn gevoelens voor jou onder woorden kon brengen.”

“Ja. Dat is ook nog zoiets,” zei ik terwijl ik mijn heus ophaalde, “die ziekte van jou heeft het mij ook niet gemakkelijk gemaakt. Over dat zielig zijn, zei je precies hetzelfde als mijn vader.”

Ken lachte. “Ja?”

Ik knikte. “Precies dezelfde woorden. Vandaar dus mijn schrik. Ineens die herinnering maar ook meteen de vergelijking tussen mijn vader in zijn ziekbed en jou. Ik vond het vreselijk om je daar te zien liggen, Ken!”

“Maar ik ga er niet dood aan, Rogier!”

“Nee, misschien niet maar je zult wel regelmatig ziek zijn en verzorging nodig hebben en ik weet niet …”

“Stop, Rogier! Ga niet verder! We maken het elkaar nu denk ik veel te moeilijk. Mijn ziekte zal er altijd zijn maar praat niet verder voor je eerst je gevoelens voor mij op een rijtje hebt. Als je nu zegt dat je mijn ziekte niet aankan zal dat je gevoelens en je beslissing beïnvloeden. Geef alsjeblieft eerst je gevoel weer de kans om terug te keren.”

Even bleef ik in gedachten verzonken maar meteen al wist ik dat hij volkomen gelijk had. Maar ik gaf het nog niet op. “En ons leeftijdsverschil? Wat denk je daarvan?”

“Ja, bijna acht jaar maar ik heb daar geen moeite mee. Jij?”

“Maar wat zullen anderen daarvan zeggen. Zullen ze niet zeggen dat ik je verleid heb? Dat ik misbruik heb gemaakt van je onschuld?”

“Wie heeft ook alweer ooit tegen mij gezegd: ‘Aan anderen moet je lak hebben, jongen. Jij leeft je eigen leven op de manier die jij wilt en daarmee basta!’”

“Ja, pak me maar terug met mijn eigen woorden. Leuk hoor, Ken.”

“Hahaha. Had je het maar niet moeten zeggen! Rogier, ik houd van je en al die jaren dat jij ouder bent doen er voor mij niet toe. Ik weet wat ik voel!”

“Oké. Laten we het volgende afspreken. Ik zal mijn uiterste best doen om dat gevoel weer in mijn lijf terug te krijgen en tot die tijd doe jij rustig aan. Geen gekke dingen uithalen. Ondertussen zal ik niet vallen voor andere, leuke en knappe jongens.” Een harde stomp in mijn maag was zijn reactie. We rolden over de grond en probeerden elkaar waar maar mogelijk, op een speelse manier natuurlijk, te raken. Uiteindelijk gaf ik me gewonnen. “Stop, stop, stop! De jeugd wint ik geef me over!”

“Watje!” sneerde hij terwijl hij me los liet en opstond.

“Zeg, ik zou straks willen gaan zwemmen. We kunnen lopend naar de ‘Mecheler Hof’ gaan als jij dat aankunt tenminste.”

“Ik ben hier het watje niet hoor!”

“Prima, maar geef me eerst nog even wat tijd. Ik moet even met iemand bellen.”

“Oké,” hij keek op zijn horloge. “Is het goed dat ik zo kwart voor elf terug kom?” Ik knikte. “Tot straks!" en met een brede lach verdween hij. Ik plofte op de bank neer, pakte mijn mobiele en koos een nummer uit het telefoonboek.

Wordt vervolgd …



Reacties zijn welkom op de site maar ook op mijn e-mailadres: lucky_eye2@yahoo.co.uk

Gesloten