VAKANTIE 2002 - hoofdstuk 1

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Lucky Eye
Berichten: 680
Lid geworden op: za 03 jan 2009, 19:35

VAKANTIE 2002 - hoofdstuk 1

Bericht door Lucky Eye » ma 02 mar 2015, 17:11

VAKANTIE 2002

Een verhaal van Lucky Eye

Dit verhaal is niet gebaseerd op feiten. Elke overeenkomst met gebeurtenissen, personen, plaatsen en tijden berust dan ook op toeval.



Hoofdstuk 1

Een toevallige combinatie van gebeurtenissen bracht me dat jaar op het idee om mijn vakantie door te brengen in Epen, Zuid-Limburg. Een goede kennis van me noemde de plaats en in de erfenis van mijn vader kwam ik landkaarten en een wandelgids tegen van het gebied rond het dorpje. Een telefoontje naar Vincent leverde me het adres op van het appartement bij Camerig waar hij vorig jaar geweest was en nog diezelfde avond boekte ik twee weken vakantie in het Heuvelland.

Mijn vader was in september 2001 na een langslepende ziekte overleden. Eigenlijk was ik blij toen er een eind aan zijn lijden kwam want het is bepaald niet prettig om te zien hoe iemand van wie je zielsveel houdt langzaam maar zeker dood gaat. En met zijn heengaan stond ik helemaal alleen op de wereld. Nou is er natuurlijk ooit wel een moeder geweest maar die had een paar dagen voor mijn vijfde verjaardag in 1983 de benen genomen. ’s Avonds had ze me nog onder de douche gezet en toen mijn vader me een verhaaltje voorgelezen en ondergestopt had, ging ik zoals altijd rustig slapen. De volgende morgen was ze met de inhoud van haar klerenkast en een aantal andere zaken verdwenen om nooit meer terug te komen. Als kind begrijp je zoiets niet en mijn zus en ik begrepen er dan ook helemaal niets van. Kinderen denken dan vaak dat zij er schuld aan zijn en halen zich allerlei dingen in het hoofd. Ben ik te stout geweest? Heb ik niet goed genoeg naar haar geluisterd? Toen mijn vader dat soort dingen toevallig opving, legde hij ons uit dat wij absoluut niet de reden waren dat mam weg was. Wat de reden wel was, hoorde ik jaren later pas. Feit was dat ze weg was! De echtscheiding werd snel geregeld. Later bedachten we ons dat onze moeder ons nooit meer heeft willen zien want we werden zondermeer toegewezen aan mijn vader en ze had niet eens om een bezoekregeling of iets dergelijks gevraagd. Mijn vader had altijd al heel veel met ons opgetrokken en bleef dat ook op zijn kalme en rustige manier doen. We hadden het goed thuis. We woonden in een prachtig, groot huis en mijn vader kon het zich veroorloven ons van alle gemakken te voorzien. Dat we echt in overvloed leefden merkte ik pas toen ik bij andere kinderen thuiskwam. Sommigen hadden heel weinig speelgoed en bij ons was er altijd voldoende. En als anderen dan wel veel speelgoed hadden was het meer in de sfeer van dat ze daarmee afgekocht werden, zo van ‘hier heb je een pop maar houd nu je kop!’. Bij ons thuis was er altijd echte aandacht voor ons. Ook nadat mijn vader er alleen voor kwam te staan. De rol van vader en moeder tegelijk vervulde hij prima. Althans dat was zo in mijn ogen. Mijn zus begon daar, naarmate ze ouder werd, anders over te denken. Ze is zes jaar ouder dan ik ben en al naar gelang de jaren verstreken werden de ruzies bij ons thuis steeds heviger. De puberteit is heel moeilijk soms en hoewel mijn vader daar een hele dosis nuchterheid tegenover stelde, botsten zij en hij toch nog wel vaak. Mijn zus zocht de ruzie soms gewoon op en regelmatig wees ik haar, als klein broertje, daar op. Maar van mij nam ze natuurlijk helemaal niets aan. Op een avond in de zomervakantie van 1990 stapte ze onverwacht op. Net zoals mijn moeder, om nooit meer terug te komen. Een paar weken na haar vertrek kregen we wel een brief van haar met alleen een adres in Amerika daarin geschreven. Elk jaar schreef mijn vader haar een kaart met de Kerst waarop we beiden onze naam schreven maar nooit kregen we antwoord terug. Zelfs op heel lange brieven die ik haar schreef, liet ze niets horen en dat vond ik vreselijk want op zich hadden we het altijd heel goed met elkaar kunnen vinden en dus begreep ik er helemaal niets van.

Nu zul je misschien gaan analyseren en denken ‘ah, daarom is hij dus homo geworden!’. Nou laat ik je dan uit de droom helpen. Door deze slechte ervaringen met vrouwen ben ik het andere geslacht heus niet gaan haten! Wel is het zo dat ik vrouwen veel minder snel vertrouw dan mannen. Vriendinnen in mijn vriendenkring hebben echt heel veel moeite moeten doen om die ‘titel’ te verwerven. Mijn seksuele geaardheid is er echter altijd al geweest. Al in het laatste jaar van de basisschool kon ik soms ’s avonds niet in slaap komen omdat ik maar bleef denken en fantaseren over die leuke, knappe jongen bij mij in de groep. Ik fantaseerde dat wij door indianen gemarteld werden. Daarna werden we in een tent gegooid en troostten en liefkoosden we elkaar. Onze lichamen dicht tegen elkaar. En dan deed ik geen oog meer dicht. By the way, deze dromen hebben me geen liefhebber van SM gemaakt: dat even voor alle duidelijkheid.

Op mijn tiende of elfde had mijn vader me seksuele voorlichting gegeven. Hij vertelde het verhaal zoals het was en haalde er gelukkig niet die onzin van de bloemetjes en de bijtjes bij. Kinderen met zo’n verhaal opzadelen is een marteling! Dan snappen ze er nog niets van! Toen ik mijn vader echter vroeg of vrouwen ook seks met vrouwen konden hebben en mannen met mannen, keek hij toch even vreemd op zijn neus. Hij haalde een boek op en samen lazen we de twee à drie pagina’s door die over dat onderwerp handelden. Het was een saaie toelichting die bovendien niet echt verhelderend was. Hij liet het boek bij mij liggen en regelmatig keek ik er in. Zo leerde ik mijn eigen lichaam kennen en was ik niet totaal verrast toen op een gegeven moment, ik geloof dat ik twaalf was, de eerste natte droom kwam. Ik had erover gelezen en was voorbereid.

Mijn pa en ik waren een hechte eenheid. We moesten ook wel want er was gewoon niemand anders. Natuurlijk waren er nog wel andere familieleden (ooms, tantes, neven, nichten) maar die zagen we niet zo vaak. Beiden waren we gek op sport en veel van onze vrije tijd ging op aan het wielrennen. Even fanatiek waren we en we gaven vaak niet op voordat we erbij neervielen. Bijna elk weekend reden we ergens heen om aan een rondrit deel te kunnen nemen.

Op mijn zestiende had ik mijn eerste seksuele ervaring met een jongen. Hij was twee jaar ouder. Die avond deden we alles met elkaar en toen ik tegen vier uur ’s ochtends thuiskwam (een heel normale tijd toen al voor mij trouwens hoor!) was mijn vader nog op. Toen ik de woonkamer binnenkwam, keek hij op van zijn boek. Hij keek me merkwaardig onderzoekend aan en zei: 'Jongen, wat is er met je? Het lijkt of je helemaal straalt!' Ik speelde de onschuld zelve en vroeg hem grappend hoeveel hij gedronken had. 'Wil je het me niet vertellen?' vroeg hij. Ik sloeg mijn ogen neer. 'Het hoeft niet jongen maar ik vind het zo vreselijk fijn om dingen met je te delen, dat weet je toch?' Natuurlijk wist ik dat. Ik bleef lang talmen en draaien maar uiteindelijk vertelde ik hem wat er gebeurd was. Ik vertelde hem over de seks die ik gehad had met die jongen en hoe vreselijk goed ik me voelde. Wat voor een geweldig gevoel het geweest was om hem te penetreren en hoe vreselijk goed zijn heen en weer schuivende stijve in mij was geweest. Mijn vader luisterde met volle aandacht en een brede glimlach speelde rond zijn lippen toen ik zo euforisch vertelde over mijn belevenis. Pas toen ik uitgepraat was, realiseerde ik me dat ik zonder waarschuwing vooraf hem had zitten vertellen dat ik homo was! Ik schrok en werd rood in het gezicht. Hij zag de verandering en lachte luidkeels en ik … ik lachte met hem mee. Het was eigenlijk ook best komisch.
Toen we wat bedaard waren, vertelde mijn vader me dat hij altijd wel geweten had dat ik anders was. 'Niet dat je raar of zo bent maar alleen al die ene vraag van je na de voorlichting die ik je gaf. Toen wist ik al dat je voor jongens viel. Ik ben blij dat je gelukkig bent jongen.' Hij omhelsde me en kuste me op mijn wangen. 'En,'zo ging hij verder, 'laat nooit iemand je dat gelukkige gevoel afnemen.' Ik had mijn vader goed genoeg gekend om te weten dat hij er geen echte problemen over zou maken maar dat hij zo intens en zo heftig met me zou meeleven had ik nooit verwacht.

Toen ik achttien was, ontmoette ik een jongen die heel veel voor me begon te betekenen. Voor ons beiden was het echte verliefdheid. Een half jaar na onze eerste oogwisseling trok hij bij ons in. Het huis van mijn vader was tenslotte groot genoeg. Twee jaar lang leefde ik in iets dat op het paradijs leek. De liefde van mijn leven elke ochtend naast me in bed.. Helaas: het duurde maar twee jaar. Hij raakte op me uitgekeken en zei me dat onomwonden. Hij bleek al een half jaar lang een ander vriendje te hebben die hem blijkbaar meer kon bekoren want hij trok bij mij uit en bij hem in. Rampen komen zelden in één wordt er wel gezegd en al heel snel werd ook mij dat duidelijk. Na vier jaar van zwijgen vertelde mijn vader me dat hij een ongeneeslijke vorm van kanker had. Ik was hopeloos van mijn stuk gebracht niet alleen vanwege het feit dat hij dood zou gaan maar ook omdat hij het mij niet eerder verteld had. Hij trok zich dit enorm aan en probeerde het mij uit te leggen. 'Als jij het geweten had, was je dan een relatie aangegaan? Was je dan blijven uitgaan? Had je dan die leuke tijd gehad die je nu achter je hebt?' Nog veel meer van dat soort vragen vuurde hij op me af en telkens moest ik ‘nee’ schudden. Nee, dan had ik dat allemaal niet gedaan. 'En daarom wilde ik jouw leven niet toen al, toen je nog maar zestien was, op z’n kop zetten. We krijgen nog heel moeilijke jaren jongen en zelfs twintig is al veel te jong om te weten dat je vader, je enige familie die je nog rest, dood zal gaan.' Natuurlijk had hij gelijk en ik slikte mijn boosheid in. Het verdriet bleef echter want wat wil je als je vader, je enige echte maat (want zo zag ik hem) op het punt staat uit je leven te gaan. Naarmate de jaren verstreken, werd de ziekte van mijn vader steeds ernstiger. Hij werkte niet meer en zat de hele dag thuis. Het enige dat de doktoren voor hem konden doen was pijnstillers voorschrijven. Opereren was van het begin af aan al onmogelijk geweest en bestralingen en chemokuren hadden ze ook ten zeerste afgeraden. Het werd een strijd tegen het onvermijdelijke en ik besloot me in die strijd zo goed mogelijk van mijn taken te kwijten. Naast mijn werk als verpleger verzorgde ik mijn vader. Ondanks al het verdriet dat we deelden probeerden we toch ook te genieten. Op de dagen dat ik vrij was reed ik hem, als hij zich goed genoeg voelde, het hele land door. Elk jaar gingen we een paar keer op vakantie. Het liefst zo ver mogelijk weg van huis. We zagen Indonesië, Oostenrijk, Zwitserland en Curaçao. En daar verloor hij zijn hart. Ik hoefde hem daarna nooit meer te vragen waar hij heen wilde want ik kende het antwoord al. De laatste vakantie zag hij alleen nog maar zijn hotelkamer. Mij joeg hij elke dag het appartement uit om te gaan genieten maar dat had ik in de loop der jaren wel verleerd. Bij terugkomst in Nederland werd hij in het ziekenhuis opgenomen. Het ziekenhuis waar ik werkte. Vierentwintig uur per dag was ik op mijn werk. Tijdens mijn reguliere dienst droeg ik een beeper bij me en daarna hielp ik collega’s waar ik kon om maar niet alleen naar huis te hoeven gaan. Ik sliep, als het me lukte, op een klein kamertje in het ziekenhuis en verder zat ik naast zijn bed. Drie weken daarna sloot hij uitgemergeld en afgemat uiteindelijk zijn ogen. Tot op het laatste moment bleef er een glimlach rond zijn lippen liggen en regelmatig hield hij me voor dat ik moest blijven genieten van het leven. Dat ik me nooit mocht schamen voor mijn anderszijn. Dat het leven het waard was om geleefd te worden.

De crematie was precies zoals hij het wilde hebben. Hij had alles vooraf tot in de puntjes geregeld. Mijn vader, zoals hij altijd geweest was: zorgzaam tot op het allerlaatste moment.
De dag van zijn overlijden schreef ik mijn zus een lange brief die ik met de snelst mogelijk bezorging verzond naar Amerika. Vier dagen later, de dag voor de crematie, kreeg ik een lange brief terug. Van het gezegde ‘over de doden niets dan goed’ had zij waarschijnlijk nog nooit gehoord. Al na de eerste regels biggelden mij de tranen over de wangen. Ze beschreef een man die ik nooit zo gekend had en waarvan ik ook zeker wist dat het puur en alleen haar eigen beleving was. Een beleving ver bezijden de waarheid, mijn waarheid. Ze zag af van de erfenis en twee dagen na de crematie zocht ik een notaris op die mede met deze brief en het testament dat mijn vader gemaakt had de zaak keurig netjes afhandelde.

De familie kwam de eerste tijd ineens regelmatig over de vloer. Ze leken op aasgieren die wisten dat er wellicht wat te halen was. Ze cirkelden rond het huis en vlogen af en aan. Van binnen lachte ik om hun gedrag hoewel dat natuurlijk eigenlijk om te huilen was. Toen de notaris alles afgehandeld had, verkocht ik het grote huis en kocht ik er een leuk appartement in de binnenstad van Zwolle van. De rest van het kapitaal - er was heel veel geld zo bleek me - zette ik netjes op een spaarrekening ondanks alle goede adviezen (voornamelijk beleggingstips) die bankmedewerkers me gaven. De familie kwam nadien minder en minder en uiteindelijk zag ik van een enkeling alleen nog eenmaal per jaar een kaartje: met de Kerst. En natuurlijk stuur ik er dan een terug.

Alle spullen van mijn vader had ik uit het grote huis meegenomen naar mijn nieuwe onderkomen en pas in het voorjaar daarop gebruikte ik een week vakantie om alles uit te zoeken. En zo vond ik onder andere die landkaarten en de wandelgids van Epen.

Ik ben niet zo’n langslaper en daarom was ik de ochtend van de 20e juli al vroeg op pad. Eigenlijk was ik ook vroeg weggegaan om eventuele files te voorkomen want als ik ergens een hekel aan heb dan is het stilstaan met een auto op de snelweg. De ANWB had een heel drukke dag voorspeld maar wellicht mede door mijn tijdige vertrek kwam ik nergens stil te staan. Alleen op de Napoleonsweg, de tweebaansroute door Noord-Limburg (Venlo - Thorn), was het echt druk. Mijn Toyota Previa had ik tegen zevenen al volledig ingepakt. Nu heb je als je alleen op vakantie gaat eigenlijk niet zo heel veel spullen nodig maar aangezien ik een actieve vakantieganger ben nam ik ook mijn beide fietsen - een racefiets en een mountainbike - mee en zodoende was mijn wagen toch wel behoorlijk volgeladen. De rest van mijn bagage bestond uit een paar lange broeken, veel korte broeken, voldoende T-shirts, onderbroeken en sokken, zwemspullen, hardloopschoenen, sportkleding, wandelschoenen, slippers, hemden voor als het erg koud mocht worden, shorts voor in bed, de nodige toiletartikelen, een paar overhemden met korte mouwen voor chiquere gelegenheden en speciale kleren voor speciale uitjes. Ook had ik voldoende levensmiddelen ingekocht want ik wist niet of de winkels in Epen die middag wel open waren en daarom had ik het zekere voor het onzekere genomen om in elk geval het weekend door te kunnen komen. Bij Thorn ging ik de snelweg weer op en toen ik in de buurt van Geleen moest kiezen uit twee snelwegen koos ik de verkeerde. Te laat bemerkte ik mijn foutieve keuze. Ik stopte eventjes op de vluchtstrook om het boek met wegenkaarten te raadplegen en zag dat deze weg rechtsreeks naar Maastricht zou voeren. Op zich geen probleem natuurlijk want Maastricht ligt ook in het Zuiden. Ik besloot door te rijden en geen rare fratsen met afritten af en opritten op uit te gaan voeren. Tegen twaalven parkeerde ik ergens in een parkeergarage in het centrum van de Limburgse hoofdstad. Ik zocht een restaurant op en bestelde daar een uitsmijter met een glas melk. Verzadigd ging ik een klein uurtje later weer op zoek naar mijn auto. Voordat ik wegreed zocht ik op de wegenkaart Epen op en keek welke route ik moest nemen om er te komen. Dat zou geen probleem moeten zijn. En eigenlijk was het vinden van Epen ook niet het probleem maar hoe kom je uit zo’n grote stad! Dat bleek best nog wel een hele opgave te zijn. Diverse keren stopte ik om de juiste richting te bepalen en uiteindelijk lukte het me dan toch. Ik reed in de richting van Gulpen (bekend van het Gulpener bier natuurlijk) en vlak voor die stad sloeg ik af in de richting van Slenaken. Toen ik door dat prachtige dorpje reed zag ik dat hier elke woensdagavond iets te doen was met muziek. Eens uitproberen of het de moeite waard was. Meteen na het dorp begon de weg behoorlijk te stijgen en met diverse echte haarspeldbochten was ik eindelijk op de top van de heuvel beland. Echt heel bijzonder als je ’s morgens bijna alleen maar snelweg hebt gehad! Via Heijenrath en Eperheide kwam ik Epen binnengereden. Het centrum van het dorp ligt echt in een dal en in de afdeling van Eperheide naar het dorp Epen sjeesden racefietsen me met ongelofelijke snelheid voorbij. Dat het ook anders kon zijn, merkte ik toen ik verder reed in de richting van Vaals. Eerst ging het nog een stukje door het dal. Daar was het bij een verkooppunt van ijs en fruit behoorlijk druk. Veel auto’s stonden in de berm geparkeerd en maakten het er niet echt veiliger op. Voor deze ‘oranje tenten’, zoals ze in de volksmond heetten, had ik het bordje ‘Camerig’ gezien. Volgens de gegevens die Vincent me gegeven had iets te vroeg eigenlijk maar misschien was er zoiets als een gemeentelijke herindeling of zo geweest hier. Daarna liep de weg behoorlijk steil omhoog en zag ik de wielrenners behoorlijk zwoegen. Staande op de pedalen kwamen ze amper vooruit. Ook zag ik een aantal toeristen met de fiets aan de hand omhoog wandelen. Ik lachte en vroeg me af hoe ik het er hier op de fiets vanaf zou brengen. Ik ben een behoorlijke sportman, al zeg ik het zelf, en fiets heel veel maar de omgeving van Zwolle is toch echt wel iets anders dan die heuvels hier. Het laatste stukje van de reis ging prima. Boven aan de top van de heuvel sloeg ik een klein weggetje in naar rechts dat steil naar beneden liep. Een spiegel in de bocht gaf me zicht op verkeer dat me eventueel tegemoet zou kunnen komen en ik was zeer dankbaar dat er helemaal niets aankwam. Langzaam reed ik verder en draaide bij nummer 6A het erf op. Op het parkeerterrein dat bedekt was met rode steentjes was ik de enige parkeerder. Ik stapte uit en haalde gewoontegetrouw, ijdel als ik ben tenslotte, een hand door mijn zwarte haren. Mijn spijkerbroek en T-shirt kleefden aan mijn lijf en ik wist wat ik straks als eerste zou gaan doen. De vliegendeur van nr. 6A ging open en een donkerharige vrouw en een grijsharige man kwamen naar buiten.

“En hebt u het makkelijk kunnen vinden,” vroeg de man me terwijl hij mij zijn hand reikte. Ik gaf hem een stevige handdruk en vertelde heel eerlijk dat het me best wat moeite had gekost. “Ah, ja, u had de richting Heerlen moeten nemen. Dat zou een stuk gemakkelijker geweest zijn.”

“Nou ja, voor een volgende keer weet ik het,” antwoordde ik gemoedelijk. Ook de vrouw schudde mij de hand en toen gingen ze me voor naar mijn huisje dat het nummer 6D droeg. De vrouw liet me alles in het huisje zien. Kasten, koelkast, douche en wat al niet meer.

“Mocht u nog vragen hebben of als er iets kapot gaat, lampen of zo, dan kunt u altijd komen vragen. Er is meestal wel één van ons beiden thuis en anders schuift u maar een briefje onder de deur door,” zei ze. Ik knikte. “We hopen dat u een heel goede vakantie zult hebben.” Ik bedankte hen en sloot de deur. Ik liep het trappetje af naar de woonkamer en zag meteen het prachtige uitzicht dat Vincent en Casper me beschreven hadden. Eerst dus nog niet onder de douche. Ik pakte mijn mobiele telefoon uit het tasje aan mijn riem en koos hun nummer.

“Casper!” klonk het aan de andere kant van de lijn.

“Hé, met Rogier. Alles goed?”

“Ja, prima. En met jou? Ben je al aangekomen?”

“Net en daarom bel ik. Om even te zeggen dat het uitzicht net zo prachtig is als jij en Vincent verteld hebben.”

“Ja, geweldig nietwaar!”

“Inderdaad man ik zit nu op de bank met beide ogen wijd open te genieten.” Ik hoorde Casper gniffelen.

“Hé, wil je Vincent nog even spreken?”

“Ja, dat is goed, joh.”

“Hé, makker. Geen woord heb ik gelogen, hè,” zo meldde Vincent zich.

“Nee, echt het is prachtig! Het huisje ziet er prachtig uit en zelfs als dat niet zo zou zijn… zou het uitzicht alles vergoeden! Trouwens … we hebben de laatste keren dat we bij elkaar waren het alleen maar gehad over mijn vakantie!”

“Ach, dat heb ik vaker. Mensen komen bij mij en praten alleen maar over zichzelf.”

“Het zal wel aan je beroep liggen, jongen!”

“Ohhh, is dat het. Goed dat ik het weet dan zal ik je de volgende keer dat je bij ons bent als je weggaat een rekening meegeven.”

Ik lachte. Vincent is zoals je misschien wel weet psycholoog van zijn beroep.

“Maar wat ik eigenlijk nog vragen wilde is of jullie ook nog vakantieplannen hebben.”

“Nog niet echt. Casper begint straks aan de PABO en we weten dus nog niet wanneer hij een paar weken achter elkaar weg zou kunnen. Zodra we dat weten, boeken we een reis naar Hawaï.”

“Ah, je kunt dus geen genoeg krijgen van de witte palmen en de wuivende stranden,” grapte ik.

“Nou het zit zo: Casper kan er geen genoeg van krijgen en aangezien ik geen genoeg van hem kan krijgen, moet ik wel mee.”

“Je bent te beklagen, Vincent. Ik heb medelijden met je!”

“Echt niet nodig hoor. Ik ben reuze blij met mijn vriend. En eigenlijk hoop ik dat jij daar ook iets leuks tegen het lijf zult lopen. Het wordt eens tijd dat je wat vastigheid in je leven gaat krijgen, maat, want anders lig je straks wel bij mij op de divan.”

“Wie weet. Ik vind het vrijgezel zijn nog wel prettig maar je weet dat ik opensta voor een goede relatie dus … “

“In Zuid-Limburg lopen leuke jongens genoeg rond dus houd je ogen goed open zou ik zo zeggen.”

“Zal ik doen. Hé, doe de groeten aan Casper en ik laat nog wel eens wat van me horen.”

“Veel plezier!”

“Dank je! C ya!”

“Hetzelfde.”

De verbinding werd verbroken en opnieuw liet ik me betoveren door het prachtige uitzicht over het Geuldal. Terwijl ik zo zat te genieten, rook ik ineens mijn eigen zweet en bedacht ik me dat het nu toch wel hoog nodig tijd was voor het uitproberen van de douche. Maar eerst moest ik natuurlijk mijn auto nog uitpakken. Ik liep het trapje weer op naar het keukengedeelte, waar ook de voordeur was en liep het parkeerterrein op. Inmiddels stond er een andere auto geparkeerd. Eerst haalde ik mijn tas uit de auto en zette die in huis neer. Daarna maakte ik mijn fietsen los en bracht ze een voor een door het rode hek naar het kleine terras aan de voorzijde van mijn huisje. Daar zette ik ze tegen de muur aan. Toen ik me omdraaide om via de terrasdeur naar binnen te gaan zag ik ineens een kleuter staan. Met grote ogen nam hij me op.

“Waarom heb jij twee fietsen?” vroeg het jochie.

“Nou, gewoon daarom,” antwoordde ik.

“Waarom dan?”

“Kom maar eens kijken,” nodigde ik hem met een armgebaar dichterbij. Schoorvoetend kwam hij op me toegelopen. “Kijk, deze fiets heeft heel dunne en gladde bandjes. Zie je?” Hij knikte. “Die gebruik ik voor het wielrennen op de weg. Met dunne bandjes kun je heel snel fietsen en dat vind ik leuk.” Ik keek hem aan maar had het idee dat hij het niet allemaal begreep. “Deze fiets,” en daarbij wees ik op mijn mountainbike, “heeft heel brede banden met allemaal ribbeltjes erin. Daarmee fiets ik door het bos en zo. Zou dat met die dunne bandjes ook kunnen denk je?” Ik keek hem vragend aan en hij keek me met zijn grote, bruine kijkers recht aan.

“Nee!” zei hij vastberaden.

“Oké, dan heb je het helemaal begrepen.”

“Hoe heet je?”

“Ik heet Rogier en hoe heet jij?”

“Ik heet Paul en ik ben vijf.” Gewoontegetrouw waarschijnlijk stak hij vijf vingers in de lucht. Ineens draaide hij zich om en liep op een holletje weg. Meteen naast mijn huisje was een trappetje naar boven en dat leidde naar een soort van plein tussen de huizen in. Daar zag ik hem in de eerste deur aan de linkerkant verdwijnen. Ik lachte en ging naar binnen. Ik trok mijn T-shirt uit en zittend op de bank begon ik mijn schoenveters los te maken. Ik trok schoenen en sokken uit en net toen ik op wilde staan om naar boven te lopen werd er op het raam geklopt. Nu zag ik twee kleutergezichtjes met de neuzen tegen het raam gedrukt. Duidelijk een tweeling. Ik liep naar buiten en vroeg Paul wie hij meegenomen had. “Dit is mijn zus,” zei hij. “Ze heet Paulien en is ook vijf.”

“Jullie zijn een tweeling dus,” liet ik hem mijn conclusie horen.

“Ja, en ik ben iets ouder dan hij,” verklaarde het meisje. “Waarom heb jij twee fietsen?” Ik had geen zin om het nog allemaal eens uit te leggen.

“Vraag dat maar aan je broer hij weet er alles van.” Op dat moment verscheen er een vrouw in blauwe korte broek en met een rood topje. Ze was blond en had lang haar. Voor een vrouw, en als je van vrouwen houdt, een mooi exemplaar.

“Zeg, als ze lastig zijn dan stuur je ze maar gewoon weg hoor,” zei ze me.

“Ze zijn niet lastig hoor,” gaf ik haar als antwoord.

“Nee, maar kleuters van vijf willen alles weten en daar kun je behoorlijk zat van worden.”

“Oké,” zei ik, “als ze me het hemd van het lijf vragen dan zal ik ze naar huis sturen.” Ze glimlachte naar me en stak me haar hand toe.

“Ik ben Antoinette en zoals je zult begrijpen de moeder van dit gespuis.”

“En is er ook een vader,” en terwijl ik dat vroeg kreeg ik meteen een rood hoofd. Wat moest ze wel niet van me denken. Ik stond daar met ontbloot bovenlijf met haar te praten en vroeg iets dergelijks!

Ze lachte naar me. “Ja knul, jammer genoeg voor jou is er ook een vader,” luidde haar reactie die ze vergezeld liet gaan van een knipoog. Ik werd nog roder.

“Sorry, zo bedoelde ik het niet hoor!” verontschuldigde ik me.

“Geeft toch niets. Een grapje moet kunnen. Trouwens,” ze zocht met een spiedende blik waar haar tweeling was en ging pas verder met praten toen ze hen achter in de tuin bij de zandbak ontwaarde, “je ziet er goed uit.” Opnieuw begon ik te kleuren maar haar schaterlach vergoedde veel. “Mijn man is boodschappen aan het doen op dit moment. Voor een gezin moet er heel wat ingekocht worden telkens.”

“Dat kan ik me voorstellen. Als je alleen bent heb je niet zo heel veel spullen nodig maar met twee van die kleintjes …”

“Drie,” viel ze me in de rede. “Er is ook nog een kleiner kleutertje van drie jaar maar die ligt in zijn bedje op dit moment.”

“Ja, dan heeft de lokale supermarkt een goede klant aan jullie!” Opnieuw hoorde ik haar schateren. En echt als ik zou vallen op vrouwen dan zou ik haar zeker erg leuk gevonden hebben. “Valt er hier het nodige te beleven,” informeerde ik.

“Ik zie dat je sportief bent…” en ze wees op mijn fietsen en daarna opnieuw op mijn ontblote, gespierde bovenlijf, “dan kun je hier je hart ophalen. Je kunt kilometers ver fietsen over de wegen maar ook door de bossen en zo. Echt heel goede routes zijn er hier. Verder kun je natuurlijk wandelen. Als het mooi weer wordt, en laten we hopen dat het nog wat wordt, dan kun je zwemmen bij de Mechelerhof in Mechelen of bij het subtropisch zwembad in Gulpen of bij het Maasstrand in Oostmaarland.” Ze praatte nog geruime tijd door en ik voelde me haast een klant bij het VVV-kantoor. Pas na ruim twintig minuten stopte ze en toen wist ik ook dat de supermarkt in het dorp klein en beperkt was en dat ik beter naar Vaals kon rijden om mijn boodschappen te doen bij de Edah of de C1000. “Ik hoor de kleine huilen, zal eens gaan kijken wat er aan de hand is,” zei ze en ook ik hoorde het gehuil van een kind. Paul en Paulien hadden het waarschijnlijk ook gehoord en kwamen om het hardst uit de tuin gehold. Waarschijnlijk gek op hun broertje? Of was het een zusje? Ik bedankte Antoinette en liep terug naar binnen. Toen ik weer het trapje opgelopen was, ik begon het idee te krijgen dat ik na veertien dagen wel eens compleet gek zou kunnen worden van al dat op en neerlopen, merkte ik dat ik aan de voorkant eigenlijk weinig privacy had. Allemaal glas met een deur aan de voorkant. Het bood wel een prachtig uitzicht maar ook veel inkijk. Ik liep weer naar beneden en trok de gordijnen dicht, raapte mijn sokken en T-shirt op en liep twee trappen op naar de douche. Shit moest ik weer naar beneden om mijn tas op te halen. In de keuken schoot het me ineens te binnen dat ik alle autopapieren en mijn paspoort nog in de auto had liggen. Ik liep naar de deur toe en opende deze. De aanblik van de steentjes op het parkeerterrein deed me besluiten om toch maar even mijn slippers op te gaan zoeken. Ik vond ze snel en liep toen naar buiten. Naast mijn auto stond een grote Opel en daarbij een man, een vrouw en een jongen.

“Hallo,” sprak de man mij aan, “bent u hier ook op vakantie?”

“Ja, dat klopt. Net aangekomen en u ook zie ik.”

“Ja. Ik ben Jan Walters en dit is mijn vrouw Marja en dat is onze zoon Ken.” Jan reikte mij zijn hand en daarna drukte ik die van zijn vrouw en zijn zoon. Ken had een stevige handdruk en het kon me op geen enkele manier ontgaan dat hij me behoorlijk goed opnam. Ik zag zijn ogen van boven naar onderen over mijn bovenlijf gaan. Zijn mond viel daarbij iets open en met het puntje van zijn tong likte hij langs zijn lippen en dat alles in één ogenblik. Jan vertelde me dat het hier prachtig was en dat zij hier al jaren kwamen. Terwijl hij praatte stond ik met de armen voor mijn borst gevouwen voor hem. Ik lette goed op wat hij zei maar mijn ogen zochten regelmatig zijn zoon op die heen en weer sjouwde met de koffers en tassen. Een echt leuke jongen. Duidelijk te jong voor mij maar desalniettemin …

“Hé, pa, hier is je sleutel,” zei hij met een donkere stem.

“Heb je alles al binnen dan?” De jongen knikte. “Sorry, Ken, je weet het hè, als je vader een keer op de praatstoel zit …”

“Ja, ik weet het,” zei hij glimlachend en draaide zich om.

“Een goede zoon is hij, meneer.”

“Noemt u mij alsjeblieft bij mijn voornaam. Ik heet Rogier.”

“Dat is goed als jij mij dan ook Jan noemt! Ik ben wel veel ouder maar het praat zoveel gemakkelijker, vind je niet?” Ik kon het niet anders dan met hem eens zijn. “Ben je alleen op vakantie?”

“Ja, ik heb nog geen relatie.”

“Ohh, daar heb je ook nog wel tijd voor. Je bent nog jong!” We namen afscheid en liepen beiden terug naar ons eigen huisje: hij 6B en ik 6D.

Wordt vervolgd…



Reacties zijn welkom via de site of via mijn e-mailadres: lucky_eye2@yahoo.co.uk



©Lucky Eye, januari 2015 (gereviseerde versie)
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de houder van het auteursrecht.

Gesloten