BLAUW BLOED/ OVAA Hfdst.24

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Hans Bernard
Berichten: 378
Lid geworden op: zo 07 dec 2008, 01:13
Vul het getal in: 0
Locatie: Heemskerk

BLAUW BLOED/ OVAA Hfdst.24

Bericht door Hans Bernard » za 28 jun 2014, 09:44

BLAUW BLOED/OVAA


HOOFDSTUK 24



Oom Harald zat volkomen overdonderd in zijn stoel. Dat het niet gemakkelijk was geweest voor Sven, had hij al begrepen maar dat het zo erg was, daar had hij geen moment bij stilgestaan. Hij had nog wel sinds de laatste keer hoop gekregen dat het goed zou aflopen. Hij keek naar Sven, die als een hoopje ellende in zijn stoel zat. Oom Harald liep naar hem toe en legde zijn hand op Svens schouder:
“Dit lossen we op, ik weet nog niet hoe, maar alles komt goed.”
Sven keek hem dankbaar aan en zei: “Bent u niet boos?”
“Waarom zou ik boos moeten zijn. Als jij goede argumenten hebt om te stoppen dan zal ik de laatste zijn om je te dwingen het jaar vol te maken.”
“Wat lief van u om begrip te hebben en naar mij te willen luisteren.”
“Ik wil heel graag je hele verhaal horen, Sven, maar niet nu. Ik wil dat je eerst tot jezelf komt en geniet van het feit dat je dit weekend thuis bent. Ikzelf heb wat tijd nodig om rustig alles te overdenken. Ik beloof je dat jouw geluk bij mijn beslissing voorop staat.”
Oom Harald zag dat zijn neef zienderogen opknapte en vervolgde:
“Laten we afspreken dat we zondagmorgen samen dit gesprek voortzetten. Jij weet nu hoe ik erover denk en jij hebt de tijd om alle consequenties nog eens rustig te overwegen. Goed?”
Sven kreeg zelfs een lachje op zijn gezicht toen hij zijn oom bedankte. Hij wilde nu wel graag naar zijn kamer om Thom te bellen maar kon niet onbeleefd zijn en meteen weglopen.
Oom Harald, die wel in de gaten had dat Sven graag weg wilde zei:
“Ik ben zo blij jongen dat je er weer bent, maar je zult nog wel andere dingen willen doen dan bij je oom zitten. Ga maar lekker je gang, we zien elkaar straks weer bij het diner en als het je uitkomt kunnen we misschien van te voren een aperitiefje drinken. Kijk maar.”
Sven sprong uit zijn stoel en bij het verlaten van de bibliotheek draaide hij zich om naar zijn oom: “Dan ga ik Thom bellen voor een afspraak.” In zijn zenuwen liep hij bijna tegen de deur aan.
“Succes, jongen.” Oom Harald was wel verbaasd dat er blijkbaar toch weer contact was tussen Sven en Thom. In zijn hart juichte hij dat van harte toe. Afijn, hij zou het straks bij het diner wel horen en anders zou hij er quasi nonchalant eens naar informeren.

Met trillende handen en behoorlijk opgewonden zocht hij, bij de contacten Thoms foto en maakte verbinding.
“Dag Sven”, hoorde hij Thom opgewekt zeggen.
“Hoi, sorry dat ik niet eerder gebeld heb”.
Sven kwam adem te kort door zijn nervositeit.
“Geeft niet, je bent er nu toch en dat is het belangrijkste.”
Even bleef het stil.
“Je wilde een afspraak maken?”, hielp Thom Sven op weg. Hij begreep best dat Sven het moeilijk had.
“Graag, zeg jij maar wanneer. Ik heb alleen oom Harald moeten beloven met hem te eten vanavond en ik moet morgenvroeg ook voor hem vrijhouden.”
“Wat denk je van vanavond, nadat jullie gegeten hebben?”
“Ik vind het prima. Vanaf een uur of half negen kan ik wel. Dan zijn we ook zeker klaar met het eten.”
“Waar zullen we afspreken?”
“Het is mooi weer, ik sta met de fiets bij de ingang van de oprijlaan, oké?”, vroeg Thom enthousiast.
“Hartstikke tof, zien we elkaar daar,” antwoordde Sven, helemaal blij.
“We kijken wel wat we gaan doen, in ieder geval ergens naar toe, waar we ook rustig kunnen praten:” vulde Thom aan. Sven vond alles goed, als hij Thom maar zag.
“Tot straks dan en ik ben blij dat ik je vanavond weer zie.” Hij twijfelde een moment maar zei toen toch nog gauw: “Ik heb je gemist Thom.”
“Ik verheug me ook heel erg op straks,................ later!” Thom verbrak de verbinding.
Sven zuchtte diep, de eerste barricade was genomen: hij zou Thom vanavond ontmoeten. Op de fiets!
Hij sprong overeind. Dan mocht hij wel als de bliksem gaan kijken hoe het met zijn fiets gesteld was. Als een haas begaf hij zich naar de fietsenstalling. Ja hoor, zijn fiets stond er. O jee, hij zag er niet uit. Dus Eleonoor snel wat schoonmaak spullen vragen. Hij had een kleur van opwinding. Hé, zijn fiets stond op slot. Help, waar had hij het sleuteltje gelegd? Hij raakte bijna in paniek. 'Vooruit', sprak hij zichzelf vermanend toe, 'Stel je niet zo aan. Rustig nou. Eerst het sleuteltje zoeken, dan de fiets van het nodige stof ontdoen, banden oppompen en klaar is Kees.' Hij lachte om zichzelf. Een uurtje later stond zijn fiets glimmend en niet meer op slot in de fietsenstalling en had Sven nog een kwartiertje om zich op te frissen en op tijd bij oom Harald te zijn voor een aperitiefje voor het diner.

Om acht uur verliet Sven de eetkamer om zich nogmaals te verkleden en pakte een sportieve gezellige outfit uit de kast. Hij kon toch onmogelijk in zijn pak met Thom gaan fietsen. Hij had heerlijk gegeten. Eleonoor had als verrassing zijn lievelingsgerecht gemaakt, Chateau Briant. Oom Harald had genoten van het samen dineren met zijn neef en was helemaal gelukkig toen hij hoorde dat Sven en Thom zo dadelijk samen op pad gingen. Tot slot nodigde oom Harald Eleonoor uit om met Thom en hem nog een kopje koffie te drinken. Blozend nam ze de uitnodiging aan. Sven fronste in opperste verbazing zijn wenkbrauwen. Wat gebeurde hier? Dit druiste totaal in tegen de etiketten, iets waar de jonkheer zelden of nooit vanaf week. Hij schudde zijn hoofd, waar maakte hij zich druk om. Hij had belangrijker zaken aan zijn hoofd: Thom.

Sven reed om tien voor half negen de oprijlaan af. Zijn hart klopte in zijn keel. Bij de draai zag hij Thom al staan. Hij maakte wat meer vaart en stak zijn hand omhoog. Thom zwaaide terug. Sven had alleen maar oog voor Thom en zag de kei niet liggen. Met een klap reed hij frontaal tegen de steen, verloor de macht over het stuur. Tevergeefs probeerde hij de fiets weer in het rechte spoor te krijgen maar voelde dat hem dat niet ging lukken. Hij zag nog juist een schreeuwende Thom, die zijn fiets op de grond had gesmeten, naar zich toe komen rennen. Een laatste vertwijfelde poging, maar helaas. Hij schoof met een flinke vaart onderuit, zag de grond naar zich toekomen en klapte met zijn hoofd op het verharde pad. Er trok er een waas voor zijn ogen. Van heel ver hoorde hij zijn naam roepen en verloor het bewustzijn.

Toen Sven bijkwam duurde het even voor hij besefte dat hij in zijn eigen bed lag. Hun huisarts stond over hem heen gebogen en keek bezorgd.
“Hij komt bij”, hoorde Sven hem zeggen.
“Weet je wie ik ben?” vroeg de arts hem.
“Onze huisarts”, antwoordde Sven.
“Kun je mij vertellen wat er gebeurd is?”
Sven dacht na en zei tegen de arts: “Ik kan me niet meer herinneren dan dat ik op de fiets zat en plotseling onderuit ging. Maar van wat er daarna is gebeurd, weet ik niets meer”.
De man stelde nog een aantal diagnostische vragen en zei tenslotte: “Je heb geluk gehad, kerel, het is een flinke hersenschudding en met rust komt het allemaal weer goed. Voorlopig het bed houden en de eerste dagen kalm aan doen. Laat je maar verwennen”.
Hij gaf Sven een hand: “Ik kom over een dag of twee weer langs om te zien hoe het dan met je is.“
“Bedankt dokter.”
“Voor u, jonkheer, heb ik een minder prettig verzoek maar Sven moet ieder uur gewekt worden, om te zorgen dat hij niet in bewusteloosheid wegzakt.” Dus dat wordt weinig slapen vannacht.”
“Geen probleem, ik zal ervoor zorgen.”
“Misschien kunnen we elkaar afwisselen?” opperde Eleonoor, die zich tot nu toe afzijdig had gehouden.
“Dat is heel lief van je, we zullen een roostertje maken,” antwoordde de jonkheer en vervolgde: ”Wil je de dokter even uitlaten, Eleonoor?”
Sven probeerde voorzichtig zijn hoofd te draaien Maar al snel staakte hij die poging omdat onmiddellijk een stekende hoofdpijn hem misselijk maakte.
“Nu is het zo langzamerhand mijn beurt. Ik wacht al de hele dag”.
Hé, dat was Thom. Sven reageerde verheugd: “Waar ben je dan, ik kan mijn hoofd nog niet bewegen”.
“Blijf maar stil liggen, ik kom wel, binnen je gezichtsveld, boven je hangen”. Thom boog zich over Sven en lachte naar hem.
“Ik ben me een ongeluk geschrokken toen je voorover over je stuur tuimelde en op je gezicht op het wegdek belandde. Voor hetzelfde geld had je je nek kunnen breken”.
“Was het zo erg, vertel eens, ik kan me niets meer herinneren, hoe is het eigenlijk gebeurd?”
Thom vertelde hem van de steen, waar hij geen erg in gehad had, met alle gevolgen van dien. Hij bracht het zo beeldend dat het wel een komische act leek en Sven in de lach schoot.
Thom reageerde met: “Er valt weinig te lachen vriend, het had ook finaal mis kunnen gaan.”
Sven keek schuldbewust.
“Maar laten we ons niet bezighouden met allerlei rampscenario's. Je ligt hier in je eigen bed en als alles goed is ben je over een dag of 10 weer opgeknapt”.
“Hoe moet dat nu met ons gesprek?”
“Maak je daar nu maar niet druk over. We hebben de komende dagen tijd genoeg om samen te zijn want ik laat je niet al die tijd zomaar alleen hier liggen. Als oom Harald het goed vindt ben ik de komende week de ziekenbroeder, die jou komt verzorgen”, zei hij met een verstolen knipoog naar Sven.
Zou hij werkelijk bedoelen wat Sven dacht dat hij stiekem probeerde duidelijk te maken? Hij kreeg er zowaar een kleur van. Maar laat ik je niet blij maken met een dode mus, er zijn nog heel wat hindernissen te nemen.”
“En nu allemaal de kamer uit en jij... rusten”, zei een bezorgde oom Harald, “voorschrift van de dokter. Ik kom ieder uur even kijken. Heb je nog iets nodig?”
“Nee hoor, dank je wel oom, ik ben moe, ik wil graag slapen,” mompelde Sven al half slapend.
Thom boog opnieuw over Sven, bleef even naar hem kijken, tuitte licht zijn lippen. Maar Sven was al van de wereld en miste dit lieve gebaar.

Het werd een onrustige nacht voor oom Harald. Ieder uur nam hij samen met Eleonoor poolshoogte bij zijn patiënt. Sven sliep onrustig. Hij woelde en transpireerde. Zo erg, dat rond een uur of twee de jonkheer met de hulp van Eleonoor, het bed verschoonde. Omdat ze allebei uit en uit wakker waren stelde Eleonoor daarna voor om een kopje thee te zetten. Gretig ging de jonkheer in op het voorstel. Hij was erg op Eleonoor gesteld en verkeerde graag in haar gezelschap. En zo kwam het dat zij samen in de bibliotheek, midden in de nacht, elkaar gezelschap hielden.
“Wat ben ik blij dat ik jou heb en er niet alleen voor sta,” zei de Jonkheer terwijl hij Eleonoor dankbaar aankeek.
“Het spreekt toch vanzelf dat ik u niet alleen laat om voor Sven te zorgen. Ik beschouw hem ook een beetje als een eigen zoon.”
Bij de laatste woorden schoten haar de tranen in de ogen.
De jonkheer kwam uit zijn stoel, ging naast haar op de bank zitten en sloeg een arm om haar schouders.
“Het komt allemaal goed,” zei hij met verstikte stem.
Eleonoor was op slag haar vermoeidheid vergeten en liet zich zijn troostend gedrag maar wat graag welgevallen.
“Eigenlijk is het gek dat ik gewoon Eleonoor tegen je zeg en jij mij jonkheer noemt. Laten we afspreken dat als we onder elkaar zijn jij mij voortaan Harald noemt.”
“Ohh.... Harald,” fluisterde een blozende Eleonoor genietend van zijn arm om haar schouders.
Ze keek op de klok en schoot rechtop: “We zijn al 5 minuten te laat, kom, gauw naar Sven.”




juni 2014 © Hans Bernard.

Gesloten