BLAUW BLOED/ OVAA Hfdst.23

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Hans Bernard
Berichten: 378
Lid geworden op: zo 07 dec 2008, 01:13
Vul het getal in: 0
Locatie: Heemskerk

BLAUW BLOED/ OVAA Hfdst.23

Bericht door Hans Bernard » wo 18 jun 2014, 06:54

BLAUW BLOED/OVAA

HOOFDSTUK 23


Eindelijk zaterdag. De klok wees zes uur in de morgen. Vogels floten. Sven was klaarwakker. Hij voelde zich gammel. Nog een paar uur en JP zou voorrijden om hem op te halen. Hij tilde voorzichtig zijn hoofd een beetje op en keek naar Armand, die zachtjes ronkend de slaap der onschuldigen sliep. Wacht maar tot hij wakker werd en ook honderden bonkende klokken hoorden bonzen. Hij had dat laatste glas moeten laten staan. Maar het was zo gezellig geweest, het etentje met Armand. Er was een wereld voor hem open gegaan. Armand, een begenadigd verteller, had hem onder het eten aangenaam bezig gehouden met waar gebeurde en 'broodje aap' verhalen. Ze hadden veel gelachen maar ook serieus met elkaar zitten praten. Sven had een heel ander beeld van Armand gekregen. Onder zijn flamboyante optreden zat een serieuze kerel, die al vroeg hun landgoed had moeten bestieren. Zijn vader had geen kaas gegeten van geld uitgeven en hun financiële situatie was meer dan eens bijna op een faillissement uitgelopen. Niet alleen de geldzorgen zelf maar ook de oorzaak ervan, met name overmatig drankmisbruik, drukte loodzwaar op Armands schouders. Sven was er stil van geweest maar al snel had Armand het glas geheven en was de ontspannen sfeer weer teruggekeerd. Sven had zich nooit kunnen voorstellen dat hij nog eens zo vertrouwelijk met Armand zou zitten praten. Het was laat geworden en het afzakkertje had natuurlijk de avond afgerond zodat ze beiden pas tegen enen in bed lagen.
“Welterusten en droom maar lekker,” riep Armand vanuit zijn bed.
Geen antwoord. Sven was al in het land der slapende.
Nu kwam hij voorzichtig overeind, zorgend dat hij zijn hoofd zo min mogelijk bewoog. Hij hoorde gesteun vanuit het andere bed en zonder zijn hoofd te draaien riep hij:
”Goedemorgen, gaat het een beetje?”
Een onverstaanbaar gebrom klonk uit de richting van Armand.
Sven verstond nog net 'Laat me met rust en praat niet zo hard'.
Voorzichtig draaide hij zich in de richting van de wekker en zag dat het kwart over zeven was. Gelukkig tijd genoeg. Hij kon rustig aandoen en schuifelde naar de badkamer om een paracetamol te pakken om de hoofdpijn weg te krijgen.

Een uurtje later en drie stuks paracetamol verder, voelde hij zich al weer een hele piet. Maar toen hij iets riep naar Armand, die zojuist in de badkamer verdwenen was, dreunden de klokken angstwekkend door zijn hoofd. Omdat hij geen zin had aan het ontbijt te verschijnen, vroeg hij zijn kamergenoot een paar broodjes met kaas mee te brengen.

Hoewel blij, dat het nu zo ver was, voelde hij zich ook erg zenuwachtig. Na het onverwachte telefoontje van Thom had hij zich van alles in zijn hoofd gehaald. Blijdschap en angst wisselden elkaar af zodat hij het ene moment alles in een optimistisch licht zag en het volgende ogenblik een zwart scenario voor ogen had waarin Thom niets meer met hem te maken wilde hebben. Hij troostte zich dan met de gedachte dat het zo'n vaart wel niet zou lopen anders had Thom hem niet gebeld. En wat als zou blijken dat er meer was tussen JP en Thom? Ook zo'n idee waar hij zich de hele week druk om had gemaakt. Nee, het zou beslist niet gemakkelijk worden, maar een ding stond vast: Thom was bereid om met hem te praten. Sven kreeg de kans om alles eerlijk op te biechten. Gelukkig zakte zijn hoofdpijn. Nog een uurtje en JP zou voor de deur staan.

JP, man van de tijd, klopte klokslag 10 uur op de kamerdeur. Met kloppend hart deed Sven open.
“Goedemorgen JP, fijn dat je er bent. Was het druk onderweg?”
“Morguh Sven, het viel mee, ik kon lekker doorrijden. Zeg me maar wat er allemaal mee moet dan breng ik dat vast naar de auto.”
“Ik help wel mee,” haastte Sven zich te zeggen. ”Kijk daar in de hoek staat alles.”
“Prima, dan doen we dat eerst.”
“Laat mij maar de dozen dragen, als jij dan de koffer en de reistas pakt,” regelde JP.
“Oh, maar ik kan ook wel wat dragen,” klonk het achter hen.
“Dat is niet nodig,” zei JP tegen Svens kamergenoot, die met twee broodjes in zijn hand binnen kwam.
“Armand dit is JP, onze steun en toeverlaat. Zonder hem zou Dennehaghe niet zo floreren. Jullie kennen elkaar al?”
Armand gaf JP een hand en zei: “Ik steek graag een handje toe, dus laat me maar meehelpen.”
Even later zat alles in het busje, inclusief JP en Sven. Met een laatste groet reed JP het terrein af en voegde zich in het verkeer.
Sven voelde opnieuw dat zijn zenuwen weer opspeelden. Wat moest hij tegen JP zeggen? Ze konden toch niet de hele reis alleen maar beleefdheden uitwisselen. Aan de andere kant was het ook raar als hij nu meteen over Thom zou beginnen. Of zou hij JP toch vertellen dat Thom hem gebeld had. Hij had zich voorgenomen om eerlijk en open te zijn, dus moest hij maar de stoute schoenen aantrekken en de confrontatie met JP aangaan.
Wat onzeker en stuntelend zei hij: “ik ben ontzettend blij dat we nu op weg naar Dennehaghe zijn en ik iedereen, die ik gemist heb, weer zie. Ook jou JP. In de eerste plaats wil ik me te verontschuldigen voor de manier waarop ik met je ben omgegaan. En niet alleen heb ik me toen schandelijk gedragen tegenover jou maar ook tegen,” en hier haperde Svens stem..., “Thom.”
Het bleef doodstil in de auto toen de naam van Thom viel.
Stotterend ging Sven verder: “Daarom was ik zo blij dat hij mij begin deze week opbelde.”
“Dat kan ik me goed voorstellen. Het verbaast me overigens wel want hij was behoorlijk in zijn kam gepikt door jouw optreden.”
JP's stem had een andere klank gekregen.
“Hij had er ook alle reden toe,” zei Sven zachtjes. “Ik was bang dat hij niets meer met mij te maken wilde hebben.”
“Daar heeft het ook een tijd naar uitgezien. Laten we het echter niet over Thom hebben, jullie vechten dat samen maar uit.”
Daarna ging hij verder: “Maar ik vind het fideel van je om je excuus aan te bieden. Je had er ook niet meer op terug kunnen komen.”
JeanPauls stem had weer zijn normale klank en Sven concludeerde daaruit dat het incident ook hem dus behoorlijk geraakt had.
JP had nu alle aandacht nodig voor het rijden want het werd snel drukker. Het gesprek verflauwde en Sven vertelde zo nu en dan een aardige belevenis over OVAA. Na een kleine honderd kilometer, zette JeanPaul zijn richtingaanwijzer uit en verlieten ze de snelweg. Nog een kilometer en daar lag rechts een landelijke uitspanning. Een uitgelezen gelegenheid voor een rustige lunch. Het gebouw lag enigszins verscholen tussen bomen en als je het niet wist, reed je er zo voorbij.
Het busje werd keurig geparkeerd en samen liepen ze naar het restaurant. Een buitengewoon vriendelijke gastvrouw heette hen welkom en begeleidde ze naar een gezellige tafel aan het raam.
Bij een kop koffie pakte Sven het gesprek weer op.
“Heb je je niet afgevraagd waarom ik zoveel bagage heb?”
“Nou nee, het ligt niet in mijn aard me af te vragen waarom ik bepaalde opdrachten krijg.”.
Sven zei voorzichtig : “Ik ben van plan om terug te komen naar Dennehaghe.”
JP keek hem met open mond aan.
“Zozo, daar sta ik van te kijken. Weet oom Harald dat al?”
“Nee, dat ga ik hem dit weekend vertellen.
“Ik weet dat hij je erg mist en heel blij zal zijn als je weer terug bent maar of hij het goed vindt dat je je studie abrupt afbreekt...?”
“Ik ben in ieder geval vast besloten om zo spoedig mogelijk te stoppen”, zei Sven.
Op dat moment werd hun lunch uitgeserveerd en besloten ze eerst wat te eten. Sven keek stiekem naar JP.
Hij zou heel graag weten wat er in hem omging. Aan zijn stem te horen was hij niet meer boos op hem. Dat stelde Sven gerust want hij had het toen toch wel erg bont gemaakt.

De lunch smaakte voortreffelijk en bij het kopje koffie na, raakten ze opnieuw in discussie.
“Ik heb daar mijn lesje wel geleerd.”
“Hoe bedoel je?” pareerde JP de opmerking.
“Onder anderen dat je iemand in zijn waarde moet laten. Dat gelijkheid een groot goed is. Dat mijn toevallige adellijke afkomst geen vrijbrief is om je verheven te voelen boven de massa.”
“Heb je dat allemaal uit een boekje geleerd?”vroeg JP enigszins spottend.
Sven die opkeek van het ironische toontje, hield zich kalm en zei: “Ik heb het aan de lijve ondervonden. Ik ben ontgroend en ik kan je verzekeren dat het geen pretje is geweest, niets gewend zijnde en dan genomen worden. Armand heeft me er doorheen gesleept.”
“Ik geloof zeker dat je het niet gemakkelijk hebt gehad. Dat je ervan geleerd hebt kan geen kwaad, is juist wel goed want in het gewone leven gaat alles ook niet van een leien dakje. Ik zat je maar wat te plagen.”
“Bij een gezamenlijke ontgroening heb je steun aan elkaar maar nu leek het alsof de hele wereld zich tegen jou had gekeerd”, gaf Sven zijn ervaring en huiverde bij de herinnering.
JP knikte begrijpend: “dan moet je wel erg sterk in je schoenen staan wil je die confrontatie overleven.”
Hij keek terloops op zijn horloge. Hij moest het gesprek wel afbreken, jammer genoeg.
“We moeten er vandoor Sven, anders komen we wel erg laat aan.”
Sven knikte instemmend. “Ik hoop dat het je gesmaakt heeft?”
“Jazeker en ik vond het ook fijn samen te lunchen. Laat dit het begin zijn van een nieuwe start.”
“Dat is een goed idee, ik ben blij dat er geen problemen meer tussen ons zijn.”
Sven pakte zijn portemonnee en zei: ”Ik zal even afrekenen.”
Het laatste deel van de rit werd zo goed als zwijgend afgelegd. Sven verlangde naar het weerzien met de bewoners van Dennehaghe en JP had heel zijn aandacht nodig bij het intussen drukke verkeer. Ze verlieten de snelweg en even later draaide JP het busje de oprijlaan op. Dennehaghe rees in al zijn oude glorie op en Sven voelde zijn hart sneller kloppen. Hij wist het zeker: hier wilde hij oud worden en als het kon met Thom.

“Rij, wat mij betreft, maar naar de zijingang,” opperde Sven, “dan ziet oom Harald niet meteen alle bagage.”
“Ik zet hem meteen in de garage, daar kom hij toch nooit,” antwoordde JP.
“Onderschat mijn oom niet, beste JP. Er gebeurt niets op Dennehaghe dat aan de aandacht van mijn oom ontsnapt. Als er een is die alles weet en alles ziet, die zowel ogen van voren als ogen van achteren heeft, dan is het oom lief. Jij zult dat evenals wij, ook ooit aan de lijve ondervinden.”
“Een gewaarschuwd man telt voor twee, mompelde JP lachend.”
“Zo is het maar net,” zei Sven veel betekenend, op het moment dat het busje de garage binnen reed.
Want wie stond er in de garage hen op te wachten? Een stralende oom Harald die zijn blijdschap niet op kon nu Sven een heel weekend op het landgoed zou zijn. Sven sprong uit het busje en troonde zijn oom, na een hartelijke omhelzing meteen mee het huis in richting de keuken want Eleonoor zou het hem nooit vergeven als hij haar niet als eerste kwam begroeten. Behalve Eleonoor waren er nog enkele andere bedienden bezig met hun dagelijkse werkzaamheden. Het werd een hartelijk weerzien.
“Heeft Sven helemaal geen bagage bij zich?” vroeg de jonkheer, JP onderzoekend aankijkend.
“Oh, die haal ik zo dadelijk wel op. Sven zei in de auto dat er geen haast bij was. JP had het niet met voldoende overtuiging gebracht want de jonkheer fronste zijn wenkbrauwen, haalde tenslotte zijn schouders op en zei voor zich uit pratend: “Ik zie het wel.”
Aan Sven, die gezellig arm in arm met Eleonoor stond te kletsen, ontging deze korte dialoog tussen oom en JP volkomen. Iedereen praatte door elkaar.
Pas het kuchje van oom Harald, dat aan duidelijkheid niets te wensen over liet, bracht weer orde en regelmaat in het gezelschap. Met de boodschap dat zij onmiddellijk met iets lekkers in de bibliotheek zou verschijnen, bonjourde Eleonoor de heren haar keuken uit en liepen ze gedrieën naar het domein van de jonkheer.
Heerlijke koffie, eigengemaakt gebak, het was de hemel op aarde, ware het niet dat Sven hoe langer hoe zenuwachtiger werd in het vooruitzicht oom Harald van zijn plannen deelgenoot te moeten maken. Daarnaast popelde hij van ongeduld om Thom te bellen voor de afspraak. Eindelijk stapte JP op. Sven bedankte hem voor de prettige reis.
“Geen dank, uiteindelijk hoort het bij mijn werk. Maar ik heb het ook met plezier gedaan.” Weg was hij.
“Zo, nu zijn we alleen. Ik merk aan alles dat het vandaag prima is gegaan. Dat doet mij goed. Maar nu ben ik een en al oor voor jou. Vertel me jongen, hoe het is met je studie, je plannen, de vooruitgang en wat je zoal beleefd hebt de laatste weken nadat ik bij je ben geweest.”
Verwachtingsvol keek hij Sven aan. Hij schrok want van de vrolijke kerel, die Sven zojuist nog leek, was weinig meer over dan een jongeman die hortend en stotend begon te praten, niet goed wetend hoe en waar te beginnen.
“U moet weten, oom Harald, dat ik een heel moeilijke tijd achter de rug heb.” Sven zuchtte diep en ging dan verder: “Het wennen op een nieuwe school, andere gewoonten en gebruiken, ontgroeningsspelletjes, pesterijtjes, een ongebonden levensstijl, nooit echt privé voor je zelf en dat alles zonder de liefdevolle begeleiding van ouders of in mijn geval van u.” Opnieuw hield hij op.
Dan gooide hij het er ineens uit: “Daarom wil ik meteen stoppen met deze opleiding.”
Oom Harald keek hem verbijsterd aan.


Juni 2014 © Hans Bernard

Gesloten