BLAUW BLOED/ OVAA Hfdst.22

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Hans Bernard
Berichten: 378
Lid geworden op: zo 07 dec 2008, 01:13
Vul het getal in: 0
Locatie: Heemskerk

BLAUW BLOED/ OVAA Hfdst.22

Bericht door Hans Bernard » ma 09 jun 2014, 07:04

BLAUW BLOED/ OVAA


HOOFDSTUK 22

Sven zat met een ongelovig gezicht naar zijn iPhone te kijken. Hij vergiste zich niet. Er stond echt: Thom!
“Dag Thom” zei hij bedeesd.
“Hoi Sven”
Het bleef even stil en toen begonnen ze beiden tegelijk te praten.
“Sorry, ga je gang, jij eerst,” haastte Sven zich te zeggen. Hij hoorde aan de andere kant een diepe zucht.
“Ik wil je bedanken voor de lieve mail, die je mij gestuurd hebt. Ik ben er beduusd van. Je bent nog nooit zo open en eerlijk tegen mij geweest. Ik stel dat zo op prijs dat ik je meteen daarvoor wilde bedanken.
Sven had met ingehouden adem zitten luisteren.
“Wat lief van je,” stamelde hij en slikte zijn emotie weg. Meer kon hij niet uitbrengen.
Thom begreep dat hij het er moeilijk mee had en wachtte even voor hij verder ging.
“Ik wil erg graag in het komende weekend met je praten.”
“Dat is geweldig. Zo gauw ik op Dennehaghe ben, bel ik je. Is dat goed? En Thom..... bedankt.”
“Oke, dan reken ik daarop. Nog een fijne avond en tot ziens.”
“Dag Thom.
Dromerig keek Sven voor zich uit. Hij kneep zich in zijn arm. Droomde hij niet? Had hij echt met Thom gesproken? Wat had hij lief geklonken. Zou het dan nog goed komen? Hij belde toch niet als hij niets meer van hem wilde weten? Sven kreeg het er warm van.

De dagen die hem scheidden van zaterdag leken een eeuwigheid te duren. Sven was zo in zichzelf gekeerd, dat hij niet in de gaten had wat er allemaal rondom hem gebeurde. Dat studenten hem met een zekere minachting aankeken. Dat er werd volop over hem gepraat werd, merkte hij niet eens. Zelfs Armand kon moeilijk tot hem doordringen. Hij had al een paar keer tevergeefs geprobeerd het op het woord te gooien en een antwoord te krijgen op een brandende vraag die al dagen op zijn lippen lag, maar geen reactie. Sven had niet of nauwelijks gereageerd en leek hem wel niet te horen. Uiteindelijk begon het zijn kamergenoot zo de keel uit te hangen dat hij Sven min of meer hardhandig dwong naar hem te luisteren.
Hij pakte Sven bij zijn schouders en zei, hem recht in de ogen kijkend:
“Ik laat je niet gaan voor ik een fatsoenlijk antwoord van je heb gekregen. Ben jij met Kasper naar bed geweest? Kijk me aan en wees eerlijk.”
Het duurde even voor het tot Sven doordrong, wat Armand vroeg.
Hoogst verontwaardigd siste hij tussen zijn tanden: “Hoe kom je aan die onzin?”
“Het verhaal doet de ronde dat er een weddenschap is afgesloten waarbij Kasper jou in bed moest krijgen. Slaagde hij daarin dan zou hij 100 euro vangen. Hij loopt al dagen rond te bazuinen dat hij gewonnen heeft en dat jij in bed niks voorstelt.”
Sven kon van woede geen woord uitbrengen. Allerlei verschrikkelijke scenario's schoten door zijn hoofd. Vervolgens telde hij tot tien, herpakte zich en stond akelig rustig op uit zijn stoel, gromde binnensmonds zoiets als: “Wel gvd, ik draai die knaap zijn....... en beende met grote passen de kamer uit. Terwijl hij door de gangen liep, begrepen studenten, die hem zagen meteen dat er iets stond te gebeuren. Belust op een rel liepen ze achter hem aan. Zelfbewust en met driftige stappen, alsof hij wist waar zijn tegenstander zich bevond, begaf hij zich linea recta naar de recreatiezaal, smeet de deur open, keek dreigend om zich heen en zag een angstige Kasper half weggedoken achter zijn vriendjes. Dreigend liep hij op hem af. De 'vriendjes' weken voor een woedende Sven, die zich voorover boog, Kasper aan de knoop van zijn stropdas omhoog trok, zijn rechterarm naar achteren bewoog, zijn hand tot een vuist balde en uithaalde om vervolgens Kasper een loei van een blauw oog te bezorgen.
Met enige stemverheffing: “En nu de waarheid!. Of wil je graag nog een tweede blauw oog?”
Kasper schudde doodsbang zijn hoofd en wist nog net verstaanbaar uit te brengen: “Ik heb alles verzonnen.”
Sven liet de stropdas los en rechtte zijn schouders: “Een 'De Wijckerslooth de Weerdestijn' laat niet met zich spotten, noch zijn blazoen bezoedelen”, zei hij luid en duidelijk. Hij draaide zich om en verliet in doodse stilte de recreatiezaal. Toen de deur achter hem in het slot viel, brandde binnen het geroezemoes los. Met opgeheven hoofd keerde hij terug naar zijn kamer, waar Armand nog steeds zat te wachten en hem vragend aankeek.
Toen Sven wat bekomen was van de emotie over het onrecht dat hem was aangedaan en zijn kalmte had teruggevonden, vertelde hij zijn kamergenoot van het blauwe oog dat hij Kasper bezorgd had. Armand knikte tevreden en riep enthousiast: “Juist, zo moet je die eikels aanpakken.” Sven keek hem ernstig aan en zei: “Nee Armand, het is afgelopen. Ik stop ermee.”

De afgelopen dagen, waarop hij zo in zichzelf gekeerd was, had hij lang en breed nagedacht over zijn toekomst. Steeds duidelijker was het voor hem, dat de OVAA een verkeerde keuze was geweest. Hij moest toegeven dat hij in de afgelopen weken heel veel had opgestoken en dat alles wat hij had meegemaakt, hem een ander mens hadden gemaakt. Zijn uitstapje naar deze opleiding had zeker een positieve invloed op zijn vorming maar had ook duidelijk blootgelegd waar het vooral bij hem aan schortte. Bovendien wilde hij werken aan een mogelijke hernieuwde relatie met Thom als dat er in zat en hij hem die kans wilde geven. Achteraf gezien was de periode op de OVAA eigenlijk een geforceerde proef, die alleen al daardoor gedoemd was te mislukken. Dit alles overziende en tegen elkaar afwegend, was het niet moeilijk voor Sven om een beslissing te nemen:hij wilde onmiddellijk stoppen met deze opleiding en terugkeren naar Dennehaghe. Hij miste zijn oom, alle mensen en het huis. Hij had het al zo moeilijk gehad in de afgelopen jaren zonder ouders. Hij verlangde naar liefde en aanhankelijkheid, naar de kleine geneugten van het leven. En hij hoopte dat Thom deel zou willen uitmaken van dat leven. Toen hij die conclusie had getrokken was er een rust in hem gekomen, die hem de zekerheid gaf dat hij de juiste beslissing had genomen. Hij was er dan ook van overtuigd, dat oom Harald achter hem zou staan.

Armand schrok van het besluit van Sven. Hij was van mening dat Sven de verkeerde beslissing nam omdat hij niet meer opgewassen was tegen de plagerijen van de medestudenten. Sven ontkende dit ten stelligste en maakte Armand duidelijk dat zijn besluit vast stond. Dit weekend zou hij oom Harald inlichten en alles regelen voor een spoedig vertrek naar huis. Ook als Thom niet meer met hem in zee wilde stond het vast dat hij hier wegging.
“Kom op kerel, wie weet komt er een leuke vent in mijn plaats en ben je mij zo vergeten.”
De laatste woorden klonken omfloerst want Sven kreeg het even te kwaad. In de korte tijd van hun samen wonen op een kamer was hij Armand langzamerhand gaan waarderen.
“Vooruit met de geit, geen droefenis, zo is nu eenmaal het leven: een komen en gaan, een ontmoeten en afscheid nemen. En je weet: Partir, c'est mourir un peu. Bovendien heb je Lotte en zou ik toch niet meer voor je betekenen dan iemand die toevallig met jou de kamer deelt.”
Verontwaardigd sprong Armand uit zijn stoel:
“Dat mag je niet zeggen. Jij betekent meer voor me dan je ooit zult begrijpen. Ik ben je steeds meer gaan waarderen. Als ik homo was zou ik er alles voor over hebben om je te veroveren en je vriend te zijn. Thom is gek als hij dat niet ziet. En ik moet je diep in mijn hart gelijk geven, jij bent hier niet op je plaats. Maak je eigen keuzes en geniet weer van het leven te midden van mensen die jou liefhebben. Wees niet bang dat JP en Thom samen iets hebben, althans als ik Carl mag geloven. Hij beweerde tijdens ons gesprek dat jij en Thom voor elkaar geschapen zijn. Dat had hij duidelijk gezien. Laat dit dan ook een opsteker voor je zijn.”
Sven had met stijgende verbazing staan luisteren.
“Ik had het niet beter kunnen treffen toen ik jou als kamergenoot kreeg,” zei Armand.

“Kom, er wacht je nog wat werk en ik ga op voorhand vast dingen inpakken, die morgen al mee kunnen naar Dennehaghe.”
“Zullen ze daar dan niet vreemd opkijken? Ze weten toch nog niet dat je terugkomt?”
“Dat is zo, maar dan zien ze meteen dat het voor mij geen opwelling is maar vast staat.”
Sven voelde de levenslust weer door zijn lichaam stromen en vrolijk fluitend haalde hij de eerste doos tevoorschijn. Een moment aarzelde hij nog. Armand had wel een beetje gelijk. Het was natuurlijk niet zoals het hoorde om oom Harald niet eerst uitleg te geven. Toch wilde hij al het nodige meenemen. Hij bedacht ineens om JP te vragen de dozen pas uit de auto te halen als hij met oom Harald had gesproken. In het uiterste geval konden ze ongezien weer mee terug naar de OVAA. Maar dat verwachtte hij niet.
Hij keek de kamer eens rond en besloot dat de kleding het eerste mee moest. Hij kon wel wat breekbare spullen tussen de diverse kledingstukken leggen om op die manier te voorkomen dat ze stuk zouden gaan. De kastdeuren werden open gezet en zienderogen verdween het een na het andere in de dozen. Toen Armand een uurtje later binnen liep stond er al een aardig muurtje van dozen. Wat hem het meeste opviel was een totaal andere Sven te zien, dan die hij kende. Hij begreep steeds beter de beslissing van zijn kamergenoot. Sven had hier nooit zichzelf kunnen zijn. Als een aangeschoten dier had hij zich staande proberen te houden, nauwelijks weerbaar en opgewassen tegen dit internaat leven. Hij die toch al door het leven getroffen was en min of meer alleen op de wereld stond. En kijk nu eens, zo'n opgewekte en gelukkige Sven had hij nog nooit hier gezien.
"Zozo, je bent al een aardig eind opgeschoten, zie ik.”
Stralend keek Sven hem aan: “Ja ik ben met de laatste doos bezig. Het is wel wat meer geworden dan de bedoeling was. Ik denk niet dat we alles mee kunnen nemen. Ik hoop niet dat je het erg vind dat er misschien een paar dozen blijven staan? Ik zorg in elk geval dat ze zoveel mogelijk uit het zicht zijn.”
“Natuurlijk niet, kerel. Zolang er nog dozen van je staan weet ik tenminste dat je er nog bent. Ik zie veel meer op tegen de dag dat je voorgoed OVAA gaat verlaten. Want ik ben er zeker van dat oom Harald je zal begrijpen en dat je hier dan spoedig vertrokken bent.”
“Daar heb je gelijk in, Armand. Als mijn oom het toestaat en daar reken ik op, dan wil ik ook zo snel mogelijk weer op Dennehaghe terug zijn.”
“Tussen haakjes, wat doe je, kom je vanavond gewoon dineren hier?”
“Nee, ik hoef niets meer te bewijzen en bovendien heb ik geen zin, welke confrontatie dan ook nog aan te gaan. Heb je soms zin met mij een hapje in de stad te gaan eten?”
“Natuurlijk Sven, zeg maar hoe laat.”
“Geef me een half uurtje, dan ben ik klaar hier. Dit afmaken en even douchen.”
“Ik sta beneden bij de uitgang, zien we elkaar daar!”
Armand verliet de kamer en Sven wilde juist de laatste doos dicht maken toen zijn telefoon ging. Het was JP die belde of hij nog een bepaalde voorkeur had voor de wagen waarmee hij opgehaald wilde worden.
“Fijn dat je daar over belt, toevallig moet ik nogal wat bagage meenemen, dus als jij de auto meeneemt waar nogal wat in kan, dan zou dat heel goed uitkomen. Maar JP denk eraan, mondje dicht. Morgen zal ik je wel uitleggen waarom. Ik verheug me op onze rit.”
Dat was nog eens boffen dat JP zo attent was om over het vervoer te bellen. Maar nu moest hij opschieten anders was hij te laat beneden.


Juni 2014 © Hans Bernard

Gesloten