Hospitaal (2)

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
tomgroot
Berichten: 3
Lid geworden op: ma 14 apr 2014, 00:24
Vul het getal in: 123

Hospitaal (2)

Bericht door tomgroot » ma 21 apr 2014, 00:03

„Wat doe jij hier?” Het klonk verre van vriendelijk.
Een jongen, of liever een jongeman, van een jaar of twintig kwam schoorvoetend de kamer inlopen. „Pieter, ik…, eh… wil sorry zeggen.” Hij bleef op een meter afstand van het bed, alsof dat onder stroom stond.
„Daar ben ik nog niet aan toe.” Pieter antwoordde nors en draaide zijn hoofd weg. De jongeman, toch bijna twee meter lang, leek ineen te krimpen en zette aan om weg te vluchten. Hij werd tegengehouden door Herman.
„Niet zo makkelijk opgeven, dit had je verwacht of in ieder geval kunnen verwachten. Kom op. En Pieter, je kunt tenminste luisteren.” Met zijn hoofd gebaarde hij dat de jongeman bij Pieter moest gaan zitten.

Floris was blijven staan en had zijn oog laten vallen op de jongen in het andere bed. Met dit gedoe wilde hij eigenlijk helemaal niets te maken hebben en diep van binnen gaf hij zijn broer gelijk. Hij deed nog twee passen en stak zijn hand uit naar Tim. „Hoi, ik ben Floris.” Tim stelde zich ook voor en al snel waren de twee in gesprek verwikkeld.

Aan het andere bed ging het iets stroever, hoewel Pieter zich na de vermaning van zijn vader wel iets toeschietelijker had opgesteld. „Okee dan, ik luister. Ik kan toch niet wegvluchten.” Herman haalde adem om daar iets van te zeggen, maar merkte op tijd dat het echt spottend bedoeld was en in ieder geval door de gast zo werd opgevat. Hij trok een stoel bij en ging aan de andere kant van zijn zoon zitten. Hij liet Floris voor het moment maar even. Die zou hij later wel spreken.

**

Zondag 12 april, 20.30 uur

Herman en Floris waren weer weggegaan, Tim zat met een paar vrienden ergens in het restaurant. Pieter had net zijn ogen gesloten om nog eens na te denken over wat de veroorzaker van deze ellende zojuist allemaal verteld had. Hij lag nog geen tien tellen na te denken, toen er in zijn oor werd gefluisterd: „Het bezoekuur is nog niet voorbij…” Meteen daarop volgde een voorzichtige zoen op zijn voorhoofd. Pieters hart sloeg een slag over. Dat kwam zowel van de schrik als van de herkenning van de stem.
„Gijs!” Het warme gevoel dat in zijn lichaam ontstond, uitte zich in een gelukzalige glimlach. Dat zorgde weer voor een grijns bij de onverwachte bezoeker. Met hulp van de steun die boven zijn hoofd hing, hees Pieter zich wat meer overeind. Gijs schoot te hulp, schudde de kussens achter zijn rug wat op en zorgde ervoor dat Pieter wat rechterop kon zitten. De glimlach was nog steeds niet verdwenen. „Kom ’ns hier…” Met zijn rechterhand trok de patiënt Gijs’ gezicht naar het zijne en als vanzelf vonden hun lippen elkaar. O, wat voelde dit goed! Voor het eerst in meer dan 24 uur had Pieter een gelukzalig gevoel. Even lieten de jongens elkaar los en keken elkaar, nog altijd lachend, aan. Daarna nog korte zoen en toen maakte Gijs zich los.
„Ik wou natuurlijk weten hoe het gaat. Het verbaast me dat je nog niet gesmolten bent! Kanonne, wat is het hier warm!” Gijs trok zijn jas en zijn vest uit en rolde de mouwen van zijn shirt op.
„Wil je niet nog wat meer uittrekken?” vroeg Pieter plagerig.
„Ja hoor eens. Ik zit me hier enorm in te houden. Jij moet rusten volgens mij, dus hier moet je het voorlopig mee doen. Maar… hoe gaat het nu? Heb je pijn?” Voorzichtig streek Gijs met zijn linkerhand over het gips dat om Pieters been zat. Pieter voelde het echter dwars door het gips heen en huiverde. Gijs merkte het en hield op.
Nu werd ook Pieter weer serieus. „Gebroken. Zit een schroef in. Ik heb nu geen pijn, gelukkig. Met een beetje geluk mag ik morgen naar huis. Maar het hele gezeik gaat maanden duren.”
„En het komt weer allemaal goed.” Het was een halve vraag. Maar Gijs had wel gelijk. Hij moest niet zo negatief doen de hele tijd. Gebroken been, gebeurt dagelijks bij veel mensen. Nu toevallig bij hem. Of nou ja, niet toevallig…
„Hey, ik vind het tof dat je er bent. Maar waarom ben je niet met m’n vader en broer meegekomen?”
„Was ik van plan. Maar net toen ik jullie straat infietste, zag ik dat stuk ongeluk bij jullie huis. Daarna heb ik me omgedraaid en ben zo hard mogelijk weggereden, want ik stond niet voor mezelf in.” Gijs keek verstrakt, terwijl hij dit zei. Pieter pakte zijn hand en wreef zachtjes met zijn duim. Hij vertelde in een paar zinnen wat er een uur geleden was gebeurd.
„Geen gekke dingen doen.” Het klonk als vaderlijke vermaning.
Gijs lachte zuur. „Nee.” Even een stilte. „Dat is die eikel niet waard.” Hij lachte nu weer oprecht. „Maar nu even over jou. Morgen misschien naar huis? Hoe ga je dat doen? Of ga je naar je vader?”
„Ik heb geen keus. Ik kan niet drie trappen op met dat been. Laat staan vaker op en af.”
Gijs’ gedachten schoten van negatief naar positief en weer terug. Dat was zo duidelijk van zijn gezicht af te lezen dat Pieter in de lach schoot. Gijs keek hem aan met een wrange glimlach.
„Sorry. Even dacht ik dat je dan weer wat dichter in de buurt bent, maar dat is natuurlijk een egoïstische gedachte.”
„Nou, ik had er ook al aan gedacht,” fluisterde Pieter met een knipoog. Hij trok Gijs weer naar zich toe, zodat die weer half over hem heen hing. O, wat kon die jongen lekker zoenen…
„Het bezoekuur is…” De broeder hield halverwege zijn zin op, toen tot hem doordrong wat hij gezien had. Beide jongens keken nu met vuurrode koppen en grote ogen naar hem in de deuropening. „Bijna voorbij. Twee minuten, heren.” Hij knipoogde en trok de deur achter zich dicht.

„Nou, ik moet gaan, denk ik.” Gijs trok zijn vest weer aan, de jas bewaarde hij voor buiten. „Zorg ervoor dat je genoeg drinkt in deze sauna!” Hij boog zich voorover en gaf Pieter een laatste zoen. „Ik bel je en ik kom zeker langs! Laat even horen als je thuis bent.” Pieter knikte en schrok het volgende ogenblik zichtbaar. Gijs keek om.
„Goedenavond!” Tim groette beleefd en sprong lenig in bed. Had hij nou iets gezien? Dan kon hij in ieder geval goed acteren of het maakte hem daadwerkelijk geen zier uit. Gijs groette terug, keek nog een keer verliefd naar Pieter en vertrok toen daadwerkelijk.

**

Zondag 12 april, 21.30 uur

Buiten was het helemaal donker geworden. Pieter en Tim hadden beide hun leeslampjes aangedaan en lagen beide in stilte niets te doen. Pieter wreef met zijn linkerhand over zijn buik, waar een verpleegster hem tien minuten geleden een injectie tegen trombose gegeven had. Dat moest iedere dag…
Vanuit het niets zei Tim, zonder Pieter aan te kijken en met een vreemde stem: „Als dat je vriendje was, dan ben ik nu stikjaloers.” Even niets. „Op jullie allebei.” Pieter keek opzij, maar kon niet zien of Tim nu daadwerkelijk huilde.
„Geen reden om jaloers te zijn, hoor. Het is allemaal behoorlijk moeilijk.” Pieter zuchtte. „Niemand behalve Floris weet het. En jij nu.” Tim keek hem weer aan. Zijn ogen waren rood.
„Je vader niet?” Pieter schudde zijn hoofd.
„Hij weet dat ik homo ben, hij kent Gijs, maar hij weet niet dat we meer voor elkaar voelen dan gewone vrienden die elkaar bij de hockey hebben leren kennen.” Pieter liet het laatste jaar weer eens door zijn gedachten gaan. „In september ben ik hier gaan studeren. Mijn vader en broertje wonen nog in Marum. Ik had ook thuis kunnen blijven wonen, maar dat wou ik niet. Het was tijd voor een eigen plekje, waar ik kan doen en laten wat ik wil. Ik heb nu een prachtige kamer, middenin de stad, twee minuten lopen van de faculteit.” Tim onderbrak hem.
„Wat studeer je?”
„Had ik dat nog niet gezegd? Geschiedenis en rechten.”
„Ah, een echte alpha.” Tim stapte uit bed en ging bij Pieter zitten. Die hees zich weer overeind. „Ik doe sterrenkunde, tweedejaars.” Het was niet zo bedoeld, maar toch was Pieter onder de indruk.
„Knap. Van alles dat op –kunde eindigt, begrijp ik niets. Heb ik ook zo snel mogelijk laten vallen.”
„Ach, jij weet waarschijnlijk precies waar je een –d, een –t of juist –dt schrijft. Dat is voor mij iedere keer weer een gok. Gelukkig is het meeste in het Engels, maar ook dat schrijf ik niet vlekkeloos.” Pieter glimlachte. „Maar ik onderbrak je.” Hoopvol wachtte Tim op het vervolg van Pieters verhaal.
„Floris is twee jaar jonger dan ik en ik ben gek op dat joch. Als broer dan, hè?” voegde Pieter er snel aan toe. „Hij is een vrolijke losbol die met iedereen kan opschieten en overal de humor van inziet. Hij fietst fluitend door het leven. En ik…” Pieter keek nu bedachtzaam voor zich uit. „Ik heb dat allemaal niet.” Nu hij lang stil bleef, pakte Tim zijn hand. Hij trok de zijne niet terug. „Aan hem heb ik als eerste verteld dat ik op jongens val. Hij vloog me meteen om de nek en gaf me een zoen. ‘Dacht ik al,’ zei hij, ‘ik niet, maar van jou zal ik altijd houden.’ De schat.” Bij de herinnering sprongen Pieter weer de tranen in de ogen. „Toen vond ik dat het hem niet kon aandoen te vragen ook niets tegen pap te zeggen. Dus die avond ben ik naar zijn werkkamer gegaan en heb het eigenlijk zomaar gezegd. Dat was moeilijk, ik had er al jaren over nagedacht. Maar nu zat ik in een flow. Mijn vader legde zijn boek neer, zette zijn bril af en stond op, maar zei nog altijd niets. Daarna liep hij naar me toe en omhelsde me. Hij was minder stellig dan Floris, maar had ook wel vermoedens gehad. Daarna kwamen de vragen. Had ik al een vriendje? Nee, en dat was op dat moment waar. Wisten meer mensen het? Nee, alleen Floris. Ik wou het ook niet direct aan de grote klok hangen en dat begreep hij heel goed. Hij riep Floris naar beneden en maakte een fles champagne open.” Pieter lachte weer. „Het moest gevierd worden, vond hij. Van alle mogelijke manieren had ik me deze nooit voorgesteld. Later merkte ik wel dat pap bezorgd was. Heel af en toe zei hij dat ook, maar dan zei ik dat ik voorzichtig was en niet opeens met valse wimpers en een handtas ging rondlopen. Daarop schoot hij dan weer in de lach.” Tim had zijn hand niet losgelaten, af en toe zachtjes gewreven en hij keek hem nog steeds bemoedigend aan.
„Volgens mij heb je het wel getroffen met je broer en je vader. Waarom wil je er dan weg?”
„Vanwege Gijs. Die zit nog volledig in de kast en komt daar voorlopig ook niet uit. Bij hem thuis ontmoeten is gewoon onmogelijk, bij ons moet het stiekem, omdat hij ook niet wil dat Floris of mijn vader het weten. Ik vond het al gewaagd dat hij hier kwam, eigenlijk zoenen we alleen maar en dat dan in het diepste geheim. Hij vindt het ongetwijfeld vreselijk dat jij iets gezien hebt."Pieter zweeg nu. „Zoals ik zei: weinig om jaloers op te zijn. Maar hoe zit het met jou?”
Tim wist dat die vraag zou komen en het was een terechte. Zijn gezicht versomberde. Hij kon er nog niet over praten. Dat zei hij ook en wel zo serieus, dat Pieter ook niet aandrong. Zeker niet toen Tim zei: „Kom een keer bij me langs, als je hersteld bent. Kunnen we lang praten zonder gestoord te worden.” Hij hoorde de verpleging op de gang. „Hier heb je m’n adres.” Hij schreef het op de achterkant van een ziekenhuisfolder. De jongens hadden eerder al telefoonnummers uitgewisseld.
Daar was de broeder weer. „Heren studenten, ik weet dat het veel te vroeg voor jullie is, maar het licht gaat nu wel uit. Goedenacht!” Tim glipte snel weer zijn eigen bed in en een paar minuten later was het inderdaad aardedonker. Het duurde niet lang voordat Pieter in een diepe slaap gevallen was. Tim kon de slaap niet vatten.

**

Vrijdag 17 april, 17.00 uur

Goed, tot nu toe viel het mee. Pieter had gedacht weer te moeten wennen aan het ritme in zijn ouderlijk huis, maar dat was heel snel gegaan. Hij had ook wel gemoeten, aangezien hij bij zo’n beetje alles hulp nodig had. Dat gips was letterlijk een blok aan zijn been. Inmiddels had hij enige handigheid gekregen in het lopen op krukken, maar dat bleef ongelooflijk vermoeiend. Dat stukje van de salon naar het terras, door de openstaande tuindeuren, het was hooguit tien meter. Voor zijn gevoel had hij er net een half uur over gedaan. Daar kwam Herman met een ijsemmer, een fles Sancerre en drie glazen. Het voorjaar was in alle hevigheid losgebarsten, de planten en bomen in de tuin stonden vol in bloesem en blad, de vogels zongen dat het een lievelust was en de zon scheen volop. Pieter legde met moeite zijn linkervoet op een andere stoel. Floris kwam de hoek van het huis omgefietst alsof het de finish van een Touretappe was. „Ha, net op tijd!” riep hij, voordat hij was afgestapt. Bij Floris ging alles altijd in de hoogste versnelling. In een mum van tijd had hij zijn tas van zijn rug de salon ingeslingerd, zijn broer met een zoen begroet en zijn vader, die bezig was de wijn te ontkurken, wild door zijn haar geaaid, zodat het in geen enkel modellenboek meer paste. „Waar gaan we eten?”

Het was een standaardvraag op vrijdagmiddag: dan werd er niet gekookt. Maar Pieter had in het geheel geen zin weg te gaan. Het zou ‘de Italiaan’ worden. Floris was nog snel even onder de douche gesprongen en Herman ruimde binnen de laatste zaken op. Gijs zou vanavond bellen. Net toen hij daaraan dacht, voelde Pieter de harige kop van hun hond. Het dier, een Siberische husky, was naast hem gaan zitten en had zijn kop onder zijn hand geduwd. Met een schuine kop keek het beest hem trouw aan, terwijl Pieter hem aaide. „Hey Bikkel. Ik kan nog steeds niet met je spelen.” Alsof de hond hem verstaan had, zocht hij een schaduwrijk plekje op en ging daar languit liggen. Pieter lachte in zichzelf. Bikkel was altijd eigenzinnig geweest. Hij zou er heel wat voor over hebben om nu met de hond te kunnen gaan lopen, een heel eind het veld in. Gek eigenlijk, vroeger maakten hij en Floris wel eens ruzie over wiens beurt het was. Terwijl Pieter zo zat te mijmeren, had hij niet in de gaten dat Herman het terras weer opgelopen was.
„Dit is jouw telefoon toch?” Zijn vader legde het toestel voor hem neer. „Hij ging net over.” En weg was Herman weer. Pieter keek snel. Twee gemiste oproepen. Allebei van Gijs.

Gesloten