BLAUW BLOED Hfdst. 10

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Hans Bernard
Berichten: 378
Lid geworden op: zo 07 dec 2008, 01:13
Vul het getal in: 0
Locatie: Heemskerk

BLAUW BLOED Hfdst. 10

Bericht door Hans Bernard » za 22 mar 2014, 08:47

Hoofdstuk 10


Het dagelijkse leven had weer zijn normale loop genomen. Thom had het druk met zijn school, Sven bereidde zich zo goed mogelijk voor op zijn opleiding, maakte plannen voor een kennismakingsbezoek en het personeel liep weer in de pas. Soms werd er bij de koffie nog wel eens over Carl gesproken maar al gauw was hij verleden tijd. Wel bleef men nieuwsgierig wanneer JeanPaul zou beginnen.

Het was twee weken na het vertrek van Carl dat op een morgen het gonsde van opwinding op Dennehaghe.Het gerucht ging als een lopend vuurtje: JeanPaul Coen zou overmorgen aan zijn nieuwe baan beginnen. Er was door alle meiden op Dennehaghe al zo gefantaseerd over de knaap dat hij haast een halfgod kon worden genoemd. Wie er mee begonnen was, wist niemand maar het leek wel een virus dat rondwaarde in het oude huis. Eindelijk zouden ze allemaal kunnen genieten van het onwaarschijnlijk knappe uiterlijk en zich laven aan zijn vriendelijkheid. Zelfs de mannen, in dienst van de jonkheer liepen wat zenuwachtig rond nu er een nieuwe haan in het hok zou komen. Niet zomaar een haan maar een sierhaan.
Het leek wel of de koning zelf op bezoek kwam, zo werd er gepoetst en geschrobd. Ook de jonkheer merkte de opwinding onder het personeel. Toen Eleonoor, zijn huishoudster met een rode kleur en drukdoende zijn koffie bracht, kon hij niet nalaten haar te vragen wat er aan de hand was. Zij mompelde iets van 'komend voorjaar' en 'grote schoonmaak' en haastte zich weer op weg naar de keuken. Tijdens de lunch was het Eloise het kamermeisje dat, nu Carl er niet meer was zolang bediende, allerlei steken liet vallen en met haar gestuntel op de zenuwen van de jonkheer werkte. Sven, die zijn oom langer kende dan vandaag en aan zag komen dat het arme kind zo dadelijk een reprimande zou krijgen, legde hem uit waar al die koortsachtige opgewondenheid vandaan kwam.
“Van de komst van JeanPaul?”reageerde de jonkheer verrast. Hij vroeg niet verder maar moest eerlijkheidshalve toegeven dat hij zich ook anders voelde dan normaal toen hij vanmorgen hoorde dat JeanPaul overmorgen zou beginnen. Hij verheugde er zich op dat hij weer een mannelijke bediende kreeg. Niet dat Eloise het niet voortreffelijk had gedaan maar het was een kamermeisje en geen bediende. Hij had er zich zelfs een keertje op betrapt, dat hij Carl miste. Je kon alles van hem zeggen maar in zijn vak had hij uitstekend gefunctioneerd. Gelukkig zou alles weer bij het oude worden.
Aha, vandaar dus de drukte in het oude huis. De jonkheer keek nu met andere ogen naar zijn hulpje en maakte haar een complimentje om haar wat gerust te stellen. Eloise keek hem dankbaar aan. Ze was blij dat haar taak er na morgen opzat en zij weer gewoon haar werk als kamermeisje kon hervatten. Ze had veel geleerd in die korte tijd maar zich ook wel eens ongelukkig gevoeld. Ze hoorde nergens meer bij. Haar collegaatjes waren jaloers dat zij als kamermeisje de jonkheer en jongeheer Sven mocht bedienen en plaatsten zo nu en dan onaardige opmerkingen. En in haar functie van bediende werd ze door die collega's niet voor vol aan gezien en met enige neerbuigendheid behandeld. Alleen Eleonoor, die medelijden met het arme schaap had, ontfermde zich over haar en had altijd wel een opsteker klaar om ze weer aan het lachen te krijgen.

Het oude huis bleef ook niet onberoerd door zoveel opwinding. Het keek welwillend naar haar bewoners. Echt opgewonden werd ze er niet van. Ze had in haar bestaan al zoveel meegemaakt dat ze niet zo gauw van haar à propos raakte. Ze begreep de opwinding wel een beetje. Zei men niet: 'Nieuwe heren, nieuwe wetten' of 'Nieuwe bezems vegen schoon'? Als men maar niet aan het oude kwam. Ze had een hekel aan al die zogenaamde 'nieuwerwetse' vernieuwingen. Nee, zij hield het liever bij de 'oude glorie'.

Sven leek de enige, die niet door het virus getroffen was. Het hele gedoe was min of meer aan hem voorbij gegaan. In de afgelopen weken waren Thom en hij zoveel als mogelijk was bij elkaar geweest. Hij zat eigenlijk constant met zijn gedachten bij Thom en bij zijn nieuwe opleiding. Het was heerlijk geweest en hun band groeide met de dag. Jammer dat er van een logeerpartij nog niets was gekomen. En nu, nu was het bijna zover dat het ook werkelijkheid ging worden. Oom Harald zou vandaag contact opnemen en afspraken maken over een kennismakingsbezoek. Gisterenavond tijdens het chatten hadden ze voor de zoveelste keer gepraat over de opleiding. Sven was heel blij dat Thom achter hem stond en er van overtuigd was, dat ze samen zouden knokken om die moeilijke tijd zonder elkaar, goed door te komen. Sven had verliefd naar het beeld zitten kijken en zich op dat ogenblik de gelukkigste kerel van de wereld gevonden. Hij vond het heerlijk om zomaar naar Thom te zitten kijken. Op een gegeven moment was hij weggedroomd en had Thom op de buzzer gedrukt omdat hij wel in slaap leek gesukkeld. Verschrikt was hij opgesprongen wat Thom hartelijk had doen lachen.

In bed had hij daarna, nu zonder door buzzers gestoord te worden, liggen dromen over Thom en had hij teruggedacht aan die fietstocht met alle gevolgen van dien. Als in een vertraagde film kwam alles voorbij, ook de heerlijke momenten zoals het door hem warm gewreven worden en niet te vergeten het moment dat hij met opzet zonder kleren in zijn kamer had staan wachten tot Thom uit de badkamer kwam. Hij voelde opnieuw de kriebeling in zijn onderbuik en de harde staat waarin hij verkeerde. Langzaam gleed zijn hand naar beneden, greep zich vast en bewoog tergend langzaam op en neer. Hij haalde het beeld van een kussende Thom voor zijn geest, voerde het tempo op en ontlaadde met een diepe zucht. Daarna, na zich opgefrist te hebben, viel hij in slaap met een glimlach op zijn gezicht.

Toen Sven wakker werd, hoorde nog juist op zijn klokradio: 'de meeste dromen zijn bedrog.......Hij was nat van het transpireren . Hij had zo naar gedroomd. Hij liep samen met Thom naakt in de natuur. Hij wilde hem een hand geven. Echter als hij zijn hand uitstak kon hij Thom zijn hand niet vastpakken. Wat hij ook probeerde het lukte hem niet. Toen ze wat later elkaar wilde omhelzen stond ineens JeanPaul tussen hen in en belette Sven om Thom in zijn armen te nemen. Sven deed alle mogelijke moeite om voorbij JeanPaul te komen, tevergeefs. JeanPaul zei dat hij op moest schieten want de auto stond klaar om hem weg te brengen naar zijn nieuwe opleiding. Hij wilde naar de auto lopen om in te stappen maar die begon te rijden en hoe hard Sven ook rende, hij kon de wagen niet meer inhalen. Hij struikelde en werd op slag wakker. Hij stond op en zijn humeur zakte onder nul: overmorgen trad JeanPaul in dienst.

“Wat mankeert jou, je ziet eruit of je een hele nacht door gefeest hebt?”
“Laat me maar,” zei Sven kortaf tegen oom Harald. Hij had meteen spijt van zijn onaardig optreden tegen zijn oom, die bezorgd was. Uiteindelijk kon oom Harald er ook niets aan doen dat hij zo naar gedroomd had.
“Sorry oom, dat ik zo humeurig reageer maar ik heb een rot nacht achter de rug.” Gelukkig begreep zijn oom dat hij maar niet verder moest doorvragen en dat Sven waarschijnlijk het meeste gebaat was met een rustig ontbijt zonder al teveel gepraat. In alle rust werd het ontbijt genuttigd. Bij het vertrek uit de eetkamer hielp de jonkheer Sven eraan herinneren dat hij overmorgen geacht werd bij de verwelkoming van JeanPaul op Dennehaghe aanwezig te zijn.
“Moet dat?” baste Sven geprikkeld.
De jonkheer reageerde niet op Sven maar keek hem met een niet mis te verstane blik aan. Dan draaide hij zich om en verdween zonder een woord te zeggen in zijn werkkamer. Sven schaamde zich voor zijn gedrag. Hij wist dat hij erbij moest zijn. Dat was een van de ongeschreven regels van het huis. Zijn oom hield nu eenmaal van decorum.

Nog twee dagen en dan zou JP in dienst treden bij Jonkheer de Wijckerslooth de Weerdestijn. Hij kon haast niet wachten, zo keek hij uit naar zijn nieuwe baan. De afgelopen dagen had hij links en rechts bij collega's van andere 'huizen' zijn licht opgestoken over Dennehaghe. Als hij het moest geloven had hij inderdaad een lot uit de loterij met die functie daar. Hij was blij met al die positieve geluiden maar vroeg zich langzamerhand af waarom zijn voorganger in hemelsnaam vertrokken was. De jonkheer had er zich niet over uitgelaten. Misschien moest hij toch maar eens proberen er achter te komen waar die Carl naar toe was gegaan. Mogelijk zou hij hem kunnen overhalen om elkaar ergens te ontmoeten zodat ze informatie konden uitwisselen. JP wilde zo goed mogelijk voor de dag komen en optimaal zijn taak vervullen bij de jonkheer. Dan zou wat extra voorkennis zeker geen kwaad kunnen. Zo gauw hij klaar was met het inpakken van zijn spullen zou hij gaan proberen achter Carls verblijfplaats te komen. Opgewekt pakte hij de volgende verhuisdoos.

Ruim tweehonderd kilometer van JeanPaul vandaan stond Carl, in zijn nieuwe baan voor zich uit te staren. Het was plotseling bij hem opgekomen om uit te zoeken wie in zijn plaats op Dennehaghe aangenomen was. Misschien wilde diegene wel wat bruikbare informatie van hem, die van belang zou zijn om beter te kunnen werken voor de jonkheer. En hijzelf zou mooi op de hoogte kunnen blijven van het reilen en zeilen op Dennehaghe. Zijn telefoon ging over. Hij nam op en tot zijn verbazing hoorde hij aan de andere kant: “Met JeanPaul Coen, spreek ik met Carl Batenburg?” Dat was wel het toppunt. De kerel die hij zocht, belde zelf al. Wat zou die van hem moeten. Daar kwam hij tijdens het gesprek snel achter. De nieuwe bediende van de jonkheer wilde graag wat informatie over Dennehaghe en de bewoners om goed beslagen ten ijs te komen. Toen het gesprek voorbij was, stond hij een ogenblik in gedachten verzonken. Het leek wel stille kracht. Toen JeanPaul hem gevraagd had om elkaar ergens te ontmoeten om informatie uit te wisselen had hij geen moment getwijfeld. Zijn wraakgevoelens waren onmiddellijk in alle hevigheid teruggekomen en hij had gretig toegehapt. Er was nog een hindernis te nemen. Hij moest een goede smoes verzinnen om morgen, vroeg in de middag een paar uur vrij te kunnen krijgen vanwege de afspraak met die JeanPaul. Dat zou hem wel lukken. Hij lachte en op zijn gezicht verscheen een gemene grijns: Zo'n pion in het vijandelijk kamp was nooit weg.




Maart 2014 © Hans Bernard

Gesloten