Een nieuw begin (Deel 14)

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
jeroen0107
Berichten: 64
Lid geworden op: za 23 nov 2013, 00:25
Vul het getal in: 123
Locatie: Deventer

Een nieuw begin (Deel 14)

Bericht door jeroen0107 » wo 12 feb 2014, 01:11

Een nieuw begin Deel 14
Fietsend door de stille winkelstraat denk ik aan Matthijs. Er klopt iets niet. Waarom ineens zo afstandelijk? En waarom moet hij ineens naar zijn opa en oma? Ik schud mijn hoofd. Ik zal het verkeerd hebben opgevat of zo.

Vlak na het eten belde Anne of ik zin had om even te gaan hardlopen bij het park aan de andere kant van de stad. Ik vond het wel een goed idee, even mijn hoofd leegmaken.

Als ik bij de ingang van het park kom, zie ik Anne al zwaaien. Ik lach. Hoe kan iemand toch altijd zo vrolijk en opgewekt zijn?
“Hey!” roep ik als ik mijn fiets tegen een boom zet.
“Dag, Thommie, hoe gaat het?” vraagt ze vrolijk.
Ik begin te glunderen. “Ja, goed.”
“Goed, of meer dan goed?” lacht ze.
Ik kijk haar triomfantelijk aan.
“Zeg op,” zegt ze ongeduldig, “ik wil alles weten!”
“Eerst een stukje lopen!” roep ik plagerig.
Snel ren ik voor haar uit.
“Nou!” hoor ik haar roepen in de verte.
Het duurt even voordat ze me heeft ingehaald. Ze kijkt me doordringend aan en houdt me tegen.
Ik lach en besluit haar niet langer in spanning te laten. Ik kijk haar een beetje verlegen aan en voel dat ik rood word. “We hebben gezoend.”
Ze lacht. “Yes!” roept ze uit. “Ik wist het wel!”
Ik kijk haar vrolijk aan. “Ik ben echt heel blij met hem.”
“Ja,” zegt ze, “dat snap ik. Dus ik had toch gelijk, hè?”
Ik knik. “Ja…”
Ik vertel haar in detail het hele verhaal terwijl we joggen door het park. De lucht kleurt langzaam rood. Het is een prachtige avond en het voelt fijn om even samen met Anne hier te zijn. Als we terug zijn bij het begin, ploffen we op het bankje neer.
“Ik ben kapot…” zegt ze.
Ik zucht. “Ik ook, maar het was wel lekker.”
“Zeker.”
“Hoe zit het nou met Mark? Weet hij het ook van jou en Matthijs?”
Ik schud mijn hoofd. “Nee, en dat houden we ook mooi zo. Ik weet nog niet of ik hem kan vertrouwen. Al vertrouwt hij mij wel dingen toe.”
“Zoals?”
“Dat hij verliefd is op Jochem.”
Ze lacht. “Ja, dat snap ik wel. Dat is echt een leuke jongen.”
“Grappig,” zeg ik, “dat was ook mijn reactie. Ik vind hem ook een leuke jongen. Maar goed, Mark heeft hem verteld dat hij verliefd op hem is.”
Ze kijkt een beetje verschrikt. “En?”
“Dat vond Jochem niet zo heel leuk als ik Mark moet geloven. Toch vraag ik me af of Jochem echt zo negatief heeft gereageerd of dat Mark het misschien een beetje overdrijft. Ik kan het me niet voorstellen van hem namelijk.”
“Ja, ik ken hem niet zo goed natuurlijk, maar Mark en hij zijn toch al heel lang goede vrienden?”
Ik knik. “Als sinds de basisschool.”
“Dat is dan toch niet zomaar over?”
“Nee,” zeg ik, “dat lijkt mij ook niet. Ik heb Jochem een berichtje gestuurd met de vraag of we kunnen praten.”
Anne kijkt op. “Is het wel verstandig dat je je ermee bemoeit?”
Ik haal mijn schouders op. “Geen idee, maar vanuit Mark komt geen initiatief meer. Die zit er doorheen.”
“Het is wel lief van je dat je hem helpt. Je bent hem niets verschuldigd.”
“Klopt,” zeg ik, “maar het blijft mijn broer. Wat er gebeurd is, kan niet altijd tussen ons in blijven staan. Het feit dat we beide homo zijn, moeten we gebruiken om ook samen door één deur te kunnen gaan. We moeten steun aan elkaar kunnen hebben. Dat klinkt heel makkelijk, maar we hebben nog wel een lange weg te gaan natuurlijk.
Ze knikt. “Ja, snap ik.”
Het is al bijna donker als we zijn uitgekletst. Pas nadat ik Anne heb beloofd dat ik haar op de hoogte hou, mag ik gaan. Wat een schat is het toch. Op de weg terug naar huis kijk ik op mijn telefoon. Nog steeds geen antwoord van Jochem. Vreemd.

Als ik thuis ben, ga ik direct naar boven. Ik ben doodmoe en morgen heb ik weer de hele dag school. Als ik in bed lig, stuur ik Matthijs nog een berichtje en dan val ik in slaap.

Ik zit op de fiets naar school. Gelukkig alweer de laatste dag van de week. Van Matthijs heb ik niets meer gehoord. Ik moet hard doorfietsen, want ik heb nog even op hem staan wachten, maar helaas is hij niet op komen dagen. Als ik op school kom, zie ik hem al staan naast Joris. Ik loop naar ze toe.
“Goedemorgen…”
“Hoi Thomas”, zegt Joris opgewekt.
“Hey!” valt Matthijs bij.
Ik kijk ze aan. “Wat zijn jullie vrolijk op dit tijdstip?”
Joris knikt. “Klopt, Matthijs en ik hebben net een leuk plan bedacht.”
Nieuwsgierig kijk ik naar Matthijs, maar er valt niets van zijn gezicht af te lezen.
“Vertel…” zeg ik tegen Joris.
Hij kijkt grijnzend terug.
“Wij gaan dit weekend kamperen.”
Ik voel van binnen een kleine teleurstelling. Dat betekent dat ik Matthijs dit weekend niet zie. Ik probeer het niet te laten merken en zeg zo verrast mogelijk: “Goh, wat leuk! Waar gaan jullie heen dan?”
“Jullie?” lacht Matthijs.
Ik kijk hem vragend aan.
“Ja!” zegt Joris, “wat dacht jij dan? Jij gaat ook mee!”
Ik ben verbaasd. Eigenlijk was ik er van uit gegaan dat ze bedoelden dat ze samen gaan kamperen. Waarom eigenlijk? Ik herstel me snel.
“Oh! Ja, leuk!” roep ik joviaal.
“Mooi, geregeld”, zegt Joris.
De bel gaat. Met een gelukkig gevoel loop ik de school in. Samen met Joris en Matthijs een weekendje weg lijkt me waanzinnig gezellig.

Tijdens de les Nederlands vertelt mevrouw Van Straten van alles over een of ander saai gedicht dat we zojuist hebben moeten bestuderen. Ik hoor de helft niet van wat ze vertelt. Matthijs en Joris trouwens ook niet. Onderling schrijven we briefjes naar elkaar met van alles over dit weekend. Joris heeft een kennis die een camping aan de rand van de Veluwe heeft. We mogen daar gratis staan. En ze hebben een grote tent die we mogen gebruiken. Na nog een half uurtje plannen te hebben gemaakt, is de les voorbij. Wat mevrouw Van Straten nou allemaal verteld heeft, zou ik eigenlijk niet weten.

Het volgende lesuur is gym. Mooi, even al mijn energie verbranden. De zon schijnt heerlijk op het sportveld. We spelen voetbal. Oké, niet mijn sterkste kant, maar ik moet toegeven dat het best leuk was deze keer. Even later staan we alweer in de kleedkamer. Stiekem kijk ik naar Matthijs als hij zijn shirt uittrekt. Zijn mooie afgetrainde bovenlijf glanst van het zweet. Ik heb niet in de gaten dat ik hem net iets te lang aanstaar.
“Moet ik een kwijlbakje voor je halen?”
Joris. Ik kijk hem met een rood hoofd aan. “Wat?”
“Grapje, joh!” lacht hij.
Ik kijk Matthijs even snel aan, maar hij ontwijkt mijn blik. En terecht. Dit was natuurlijk niet zo handig van me.

De rest van de dag is saai. Als we de school uitlopen, ziet Joris zijn jongere broertje Jasper bij de fietsen staan. “Ben zo terug!”
Voor Matthijs en ik iets kunnen zeggen, is hij al weg. Even twijfel ik of ik over gisteren moet beginnen, maar ik besluit het toch te doen.
“Wat was je snel weg ineens gisteren?”
Matthijs kijkt een beetje betrapt. “Ja… eehm, ik was de tijd vergeten. Ik was een beetje laat.”
Mijn hoofd draait overuren. Ik wil hem wel geloven, maar ik heb het idee dat er meer speelt. Als ik zelf ergens een hekel aan heb, is het wel doorzeuren. Toch besluit ik dat nu wel even te doen. Er klopt iets niet.
“Weet je het zeker? Als er iets is, kun je het me vertellen, hè?”
Matthijs knikt. “Ik weet het, er is echt niets, hoor…”
Ik besluit me er bij neer te leggen. Hopelijk is er echt niets. Stiekem maak ik me nog een beetje zorgen. Maar ik zal het me wel verbeeld hebben.
“Ga je vanmiddag nog even mee naar mijn huis?” vraag ik.
Matthijs schudt zijn hoofd. “Dat gaan we niet redden denk ik, we moeten ook nog spullen verzamelen voor dit weekend en mijn ouders komen vanmiddag terug.”
Ik knik. “Je hebt gelijk. Ik moet mijn moeder trouwens wel even vertellen dat ik ineens een weekend weg ga. Helemaal niet aan gedacht!”
“Ja,” zegt Matthijs, “ik heb die van mij vanochtend gelijk een berichtje gedaan. Het was geen probleem.”
Ik lach. “Nee, mijn moeder vindt dat vast wel prima. Ik zeg het zo wel als ik thuis ben.”
Joris komt weer aanlopen, samen met Jasper.
“Jongens?” vraagt Joris, “vinden jullie het goed als Jasper en Maarten ook mee gaan? We hebben toch plek zat.”
Ik kijk Joris een beetje vragend aan.
“Maarten is een vriend van Jasper, Matthijs kent hem ook wel”, verklaart Joris.
Ik zie Matthijs vanuit mijn ooghoek knikken.
“Ik vind het best”, zeg ik.
“Top!” roept Jasper.
“Zien we jullie om zes uur bij ons thuis?” vraagt Joris aan mij en Matthijs.
We knikken.

Onderweg naar huis hebben Matthijs en ik het nog even over het weekend. Als we op de kruising komen waar hij rechtdoor moet en ik naar links, stopt hij even. Ik ga naast hem staan. Snel geeft hij mij een kus op mijn mond en springt even snel weer op zijn fiets.
“Tot zo, lekker ding!” roep hij.
Ik lach. Hij blijft me verbazen. “Dag schatje!” roep ik lachend terug.

Ik loop via de bijkeuken de woonkamer in
“Jow!” roep ik naar binnen.
“Hoi!” hoor ik Mark zeggen.
“Dag Thomas.”
Ik verstijf en kijk snel om de hoek. Ik zie Mark aan de eettafel zitten met Jochem tegenover hem.
Ik kijk Mark vragend aan. Hij lacht.
“Jochem en ik hebben gepraat”, zegt hij.
Ik lach. Ze kijken beide vrolijk, dus het zal vast wel een positief gesprek geweest zijn.
Ik loop naar ze toe. “Mag ik?” vraag ik en ik knik naar de stoel.
Ze knikken allebei. Ik ga naast Mark zitten en kijk een beetje vragend naar Jochem. Ik lach in mezelf. Ik bemoei me natuurlijk helemaal nergens mee, maar ik wil toch wel graag alles weten.
“Ik was een beetje geschrokken, Thomas.”
Ik knik. “Dat was duidelijk, ja.”
Jochem glimlacht. “Je hoort natuurlijk niet elke dag dat je beste vriend homo is en jou dan ook nog eens leuk vindt.”
Ik schud mijn hoofd. “Nee dat is zo. Maar hoe sta je er nu in dan?”
“Weet je,” begint hij, “Mark is en blijft altijd dezelfde Mark. Voor mij verandert er niets. Het enige is, dat ik zijn gevoelens niet kan beantwoorden. Ik val niet op jongens, denk ik.”
Nu heeft hij mijn volledige aandacht. “Denk ik?” vraag ik snel.
Jochem wordt een beetje rood.
“Ik twijfel soms wel eens. Ik vind jongens wel eens aantrekkelijk. Maar meer dan dat ook niet.”
Ik stoot Mark aan. “Er is nog hoop hè?” lach ik.
Mark lacht terug en kijkt Jochem een beetje verlegen aan.
“Wie weet,” zegt Jochem, “misschien ooit.”
Ik zie gelijk weer hoop in de ogen van Mark. Wel lief van Jochem om er zo mee om te gaan. Maar ik hoop oprecht dat hij Mark daarmee geen valse hoop geeft. We zullen het zien.
“Goed, ik ga mijn tas inpakken”, zeg ik.
Mark kijkt vragend op. “Wat ga je doen dan?”
Ik kijk hem triomfantelijk aan. “Ik ga kamperen met Joris, Jasper, Maarten en Matthijs.”
Jochem lacht. “Oh, met Matthijs, ja?”
Ik voel me rood worden en kijk Mark een beetje vuil aan.
Hij lacht terug. “Sorry, ik kon het niet voor me houden. Jochem mag dat toch wel weten?”
Ik ontspan weer en knik.
“Ja hoor, maar er valt niets te weten”, lieg ik.
“Je kan niet zo goed liegen, Thomas”, zegt Mark lachend.
Ik zucht. Ze geloven me toch niet.
“Goed,” zeg ik, “Matthijs en ik hebben gezoend.”
“Goh, wat leuk!”
Ik schrik en draai me om. Mijn moeder staat ineens achter me. Het is voor mij volledig onverklaarbaar hoe ze daar ineens gekomen is. Ik word meteen rood en kijk haar gegeneerd aan.
Ze lacht. “Hoef je niet verlegen te worden, hoor.”
Ik haal mijn schouders op. “Ik vind het nog een beetje gênant, of zo.”
“Dat hoeft toch niet”, valt Mark mijn moeder bij.
Mijn moeder knikt. “Inderdaad, wat leuk voor jullie. Hebben jullie nu iets?”
“Weet ik niet,” zeg ik zacht, “we hebben het nog niet echt officieel gemaakt. Maar ik denk het wel.”
“Cool man!” roept Jochem.
Ik kijk hem aan. “Bedankt.”
“Maar jij gaat ons dit weekend dus verlaten?” vraagt mijn moeder.
“Hoe lang sta jij daar nou al?” lach ik.
“Lang genoeg”, grijnst ze.
We moeten er alle vier wel een beetje om lachen. Het voelt wel goed dat de sfeer nu zo ontspannen is in huis.

“Weet je zeker dat je alles hebt?”
“Ja, mam, ik weet het zeker”, zucht ik.
“En heb je die warme trui wel meegenomen?”
Ik lach. “Jahaaa...”
Moeders zijn altijd overbezorgd. En die van mij is het ergste van allemaal natuurlijk. In mijn ogen dan. Ik geef haar een kus op haar wang en pak mijn fiets.
“Veel plezier, lieverd!” roept ze.
“Dank je, tot zondag!”
Ik fiets de straat uit en draai nog een keer om en zwaai naar mijn moeder. Daardoor val ik bijna van mijn fiets. Die rugtas is ook zo zwaar. Mama heeft er van alles ingedaan wat ik natuurlijk niet nodig ga hebben.
“Doe nou voorzichtig!” hoor ik haar in de verte nog roepen.
Ik lach. Ik mag blij zijn met haar. De zon schijnt in mijn gezicht als ik de straat van Joris in fiets. Ik heb zo ongelooflijk veel zin in dit weekend. Als ik bij het huis van Joris aankom, zie ik de fiets van Matthijs al staan. Met een gelukkig gevoel stap ik van mijn fiets en bel ik aan…

Gesloten