BLAUW BLOED hfdst. 4

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Hans Bernard
Berichten: 378
Lid geworden op: zo 07 dec 2008, 01:13
Vul het getal in: 0
Locatie: Heemskerk

BLAUW BLOED hfdst. 4

Bericht door Hans Bernard » wo 05 feb 2014, 16:17

HOOFDSTUK 4


Hoewel de deur van de kamer van de jonkheer open stond, klopte hij netjes.
“Entrez,” klonk het vanuit de kamer.
Carl aarzelde een moment maar stapte toen resoluut de kamer in. De jonkheer zat achter zijn bureau te werken en keek niet op. Carl liep tot aan het bureau en wachtte rustig tot de jonkheer klaar was met schrijven. Hij werkte nog even door, draaide daarna de dop op zijn dure vulpen en stak het vel papier, waarop hij had geschreven, in een van de laden van zijn bureau.
“Ga zitten.”
Carl kon aan de stem niet horen in wat voor stemming zijn werkgever was. Hooguit dat hij wat kortaf sprak.
“Je had dienst vanmiddag maar je was, na vieren, nergens meer te vinden.”
“Ik moest nog wat boodschappen doen en dat duurde langer dan ik gedacht had.”
“Waar moest je zoal zijn? “
Carl dacht vliegensvlug na hoe hij een draai kon geven aan zijn afwezigheid, zodanig dat de jonkheer niet verder zou vragen. Bleef over, zo eerlijk mogelijk te zijn.
“Ik wil eerlijk zijn meneer, het waren privé boodschappen. Omdat u weg was en jongeheer Sven mij niet nodig had, heb ik van de gelegenheid gebruik gemaakt om wat orde op zaken te stellen.” Carl lachte in zichzelf om zijn woordkeuze, die de werkelijkheid helemaal weer gaf.
“Je schijnt het grappig te vinden?”
De jonkheer was een scherp waarnemer en had gezien dat Carl ergens stiekem lol over had.
Hij scherpte zijn stem en zei toen sarcastisch:
“Je bedoelt met 'orde op zaken stellen' zoiets als iemand bedreigen en hem de toegang tot Dennehaghe ontzeggen, nadat je hem eerder hier de deur gewezen had.”
Die kwam aan! Je voelde de dreun natrillen.
Doodse stilte.
Carl trok wit weg. Hoe kon de jonkheer dit weten? Was dat ettertje, dat achter Sven aan zat, zijn beklag gaan doen bij de jonkheer? Als dat waar was, dan zou hij daar wel eens verschrikkelijk veel spijt van kunnen krijgen.
“Krijg ik nog een antwoord?” hoorde hij zeggen.
Carl deed er echter het zwijgen toe. Het was beter niets meer te zeggen. Alles wat hij zei, kon tegen hem gebruikt worden. De Jonkheer, die Carl langer kende dan vandaag, begreep dat doorvragen nu geen zin had. Hij zou geen bevredigend antwoord meer krijgen. Als Carl in het nauw werd gedreven, klapte hij dicht en was er geen land meer met hem te bezeilen . Dé manier was, hem op te dragen over een paar uur of morgenvroeg te komen vertellen wat er precies aan de hand was geweest. Carl had dan de tijd om tot zichzelf te komen. Er zat echter één nadeel aan, hij had ook de gelegenheid iets te bedenken waardoor dingen niet langer waarheidsgetrouw verteld werden. In dit geval wist hij natuurlijk niet dat er getuigen waren van zijn optreden en een eventuele leugen, meteen opgemerkt zou worden.
Met een handgebaar gaf de jonkheer aan, dat Carl kon gaan, terwijl hij nog toevoegde:
“Ik verwacht wel dat je me nog komt vertellen, wat er precies gebeurd is.”
“Ja meneer.”
In de gang liet Carl zijn gevoelens de vrije loop. In zichzelf vloekend liep hij naar zijn kamer. Als hij dat misbaksel van een jongen, die hem verraden had, in zijn handen kreeg dan was hij nog niet jarig. Deze keer zou hij hem voorgoed de mond snoeren. Wat dacht hij wel, dat hij ongestraft het zorgvuldig opgebouwde vertrouwen, dat hij in de loop der jaren langzaam verworven had, in een klap teniet kon doen? Dan was hij bij Carl toch aan het verkeerde adres. Bovendien zou hij zorgen dat die knul voor eens en voor altijd begreep, dat hij niet meer achter Sven aan moest jagen want daar had hij zelf al jaren een oogje op. Met het veroveren van de jongeheer zou hij in een klap zijn doelen bereiken: Een lekkere kerel aan de haak slaan en zich een plaats in de hogere stand verwerven. Hij stond stil. Wilde hij dit bereiken dan moest hij nu meteen weer in zijn rol stappen. Hij kalmeerde bij die gedachten en als een voorbeeldige bediende vervolgde hij zijn weg naar zijn kamer. Niets herinnerde nog aan zijn geïrriteerd zijn. Als een toonbeeld van dienstbaarheid schreed hij voort. Nu nog een goed verhaal bedenken en de bedreiging zou verdwenen zijn. Zachtjes sloot hij zijn kamerdeur achter zich.

Als kleine kinderen die betrapt waren, zaten Thom en Sven, met rode wangen van de opwinding naast elkaar op het bed. Rop leunde op zijn gemak tegen de deurstijl.
“Betrapt,” schaterde hij. “Beauty and the beast” of “de koning en zijn prins.”
“Ga weg klier, je stoort. Wacht maar tot we jou betrappen met je vriendinnetje. Eens kijken of je dan ook zo'n grote mond hebt. Geef eerst maar eens een hand, hufter.”
Rop liep naar Sven, boog en zei: “Dag meneer de jonkheer, mag ik me voorstellen, ik ben Rop, de broer van onze prins Thom.”
Sven trok verrast zijn rechter wenkbrauw op, 'onze prins'? Ook Thom keek stom verbaasd. Wat zei Rop nu?
'Onze prins'? Wat had dat nu weer te betekenen? Haalde hij een geintje met hem uit. Hij wilde het hem vragen maar Rop liep lachend de kamer uit. Thom verontschuldigde zich tegenover Sven voor het gedrag van zijn broer maar die zag de humor er wel van in en was een beetje jaloers op Thom en zijn broer.
“Laat hem toch plagen, ik wilde dat ik zo'n broer had.”
“Je mag hem van me hebben,” zei Thom, nog steeds wat geïrriteerd, “hij kan zo vervelend zijn.”
“Kom, maak je niet druk” en door Thom een kusje op zijn mond te geven, belette hij hem nog meer te mopperen.
Sven keek op zijn horloge en zag dat hij nu eerst het plannetje van oom Harald moest vertellen anders zou het te laat zijn om het uit te voeren. De vraag was echter of Thom in staat was, na alles wat er gebeurd was om mee te werken.
“Waar denk je aan Sven?”
“Thom, oom Harald is helemaal op de hoogte van wat jou overkomen is. Hij wil Carl een lesje leren maar heeft daar jou bij nodig. Zou je met mij mee willen gaan om vanavond weer bij ons te dineren?”
Hij zag Thom schrikken en sloeg zijn arm om hem heen:
“Je hoeft nergens bang voor te zijn, wij zijn er toch bij.”
“Waarom wil je oom dat?”
“Hij wil Carl laten voelen, als jij er bent, dat hij niet kan uitmaken wie wel en wie niet op Dennehaghe mag komen. Carl zal natuurlijk ook flink schrikken als hij jou ineens ziet verschijnen.”
Thom keek nog steeds een beetje angstig maar begreep wel dat als hij meewerkte, het voor Carl wel eens verkeerd zou kunnen aflopen en dat zou zijn verdiende loon zijn.
“Zullen we het met je moeder bespreken en kijken wat zij zegt. We moeten wel voort maken want anders zijn we niet op tijd voor het diner en dat vergeeft oom Harald ons nooit. Wat er ook gebeurt, hij staat erop dat we op tijd zijn.

Hoewel Liz haar bedenkingen had, nadat ze het hele verhaal van Thom gehoord had, kon Sven haar overtuigen dat Thom nergens bang voor hoefde te zijn. Oom Harald zou zeker alles goed voorbereid hebben en ervoor zorgen dat Thom niets kon overkomen. Dus gaf zei haar toestemming en vertrok Thom naar boven om zich snel om te kleden. In de keuken zaten Sven en de moeder van Thom gezellig te praten. Liz moest toegeven dat Sven een alleraardigste jongen was. Hij praatte honderduit. Ze zag nu wel waarom Thom hem zo graag mocht. Ondanks dat hij uit een ander milieu kwam, wat duidelijk te merken was aan zijn manier van praten en doen, bleef hij heel gewoon en had je niet het gevoel dat hij zich meer voelde. Toen Thom de keuken in kwam, keurig gekleed voor het diner, stond Sven meteen op om te vertrekken. Hij gaf Liz een hand en met een “tot ziens” gingen ze samen de deur uit. In het voorbijgaan gaf Thom zijn moeder een zoen en fluisterde:
“Maak je niet druk mam!...... Leuk is ie, hè!”
“Vooruit jij!”lachte zijn moeder en gaf hem een duwtje in zijn rug. Zij zwaaide nog even toen de beide jongens wegfietsten.

Liz sloot de keukendeur en keek zorgelijk. Had ze nu wel de goede beslissing genomen? Was het niet beter geweest om Thom thuis te houden. Wat zou Kees ervan zeggen? Haar man zat in Tokio. Dat kwam er nog bij. Normaal zouden ze alles samen beslissen en zou Kees ook nu al thuis zijn geweest. Hij was echter voor de zaak op werkbezoek in Tokio en zou pas volgende week terugkomen. Ze hadden wel regelmatig contact via Skype maar ze wilde hem niet met problemen opzadelen. Hij kon toch niets doen. Dus moest ze het zelf opknappen. Rop kwam de keuken binnen:
“Hoe laat eten we mam?”

Op Dennehaghe ging alles zijn gewone gangetje. Niets wees erop dat er wat stond te gebeuren. Carl verbaasde zich wel over het feit dat er voor drie personen ingedekt moest worden. Navraag leverde niets op. Niemand wist wie de gast was. Geen moment kwam het in hem op, dat die gast wel eens Thom kon zijn. Niets vermoedend maakte hij zijn werk af en wachtte in de keuken tot hij op de gong moest slaan.
Klokslag zeven klonk de gongslag door Dennehaghe en kwamen Sven en Thom, ieder aan een kant van de jonkheer, de bibliotheek uit. Gedrieën schreden zij door de gang op weg naar de eetkamer. Carl stond als aan de grond genageld. In het voorbijgaan groetten de drie hem met een hoofdknik.
Het diner werd een uitputtingsslag voor Carl. Hij had deze avond de leiding over het driemanschap dat bediende. Het hield in, dat hij het hele diner lang in de eetkamer aanwezig moest zijn. De jonkheer was vanavond bijzonder kritisch, merkte hij. Bij het minste dat verkeerd liep, werd hij ter verantwoording geroepen en kreeg hij een reprimande. De eters hadden het grootste plezier en Thom gedroeg zich alsof hij nooit enig dreigement van Carl had gehad. Hij had instructies, hoe zich aan tafel te gedragen. Sven daarentegen negeerde Carl volkomen. Zelfs een 'dankjewel' kon er niet af als er door hem een gerecht uitgeserveerd werd. Carl werd steeds onzekerder en zijn zelfvertrouwen kreeg een flinke knauw. De jonkheer had geen medelijden met hem. Dit was zijn vooropgezet plan, het ondergraven van Carls eigenwaarde en hem laten inzien dat hij nog lang geen perfecte bediende was. De uiteindelijke bedoeling was, als zou blijken dat over de hele linie Carl onder de maat presteerde, dat hij terug gezonden zou worden naar het opleidingsinstituut voor een bijscholing. Daar zag het er na vanavond wel naar uit.
“Goed gedaan jongens,” zei oom Harald, toen ze in de bibliotheek nog een kopje koffie dronken.
“Toch heel vervelend dat het zo moest lopen, ik had op het laatst wel met hem te doen. Hij was volkomen de weg kwijt.”
“Hoe zal hij reageren als hij te horen krijgt dat hij voor een jaar op herhaling moet op het instituut omdat zijn certificaat ingenomen wordt?”vroeg Sven zich af.
“Ik weet het niet,” zei oom Harald. “Je weet het bij Carl nooit welke kant het uit gaat. Laten we hopen dat hij er van leert.”
“Kom, we gaan onze vriend Thom naar huis brengen anders wordt het te laat. Laat je fiets maar hier staan dan heb je een goede reden om morgen weer te komen,”knipoogde hij naar hem. Thom begon ervan te blozen en ook Sven kreeg een kleur door de toespeling van zijn oom.
“En......jongens, geen angst voor Carl, die is morgen voor twaalf uur, hier verdwenen. Daar zullen we geen last meer van hem hebben.
Opgelucht keken de twee vrienden elkaar aan. Als zij echter op dit moment een kijkje hadden kunnen nemen in Carls kamer, zouden ze heel wat minder gerustgesteld zijn geweest.

Gesloten