BLANCO deel 3 - hoofdstuk 20

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Lucky Eye
Berichten: 680
Lid geworden op: za 03 jan 2009, 19:35

BLANCO deel 3 - hoofdstuk 20

Bericht door Lucky Eye » do 19 dec 2013, 06:30

BLANCO deel 3

Een verhaal van Lucky Eye

Disclaimer:
Dit verhaal is niet gebaseerd op feiten. Elke overeenkomst met gebeurtenissen, personen, plaatsen en tijden berust dan ook op toeval.



Hoofdstuk 20

Na het enerverende bezoek op maandagochtend valt Jasper als een blok in slaap. Hij heeft echter niet vergeten om zijn moeder te vragen of ze gewone kleren voor hem mee wil nemen. Die middag komt tante Afie en ze helpt hem meteen met het omkleden. Ze is er heel handig in. Weet precies hoe ze hem een T-shirt moet aantrekken zonder daarbij last te hebben van het infuus en hoe ze met zijn benen, die bepaald niet meewerken, moet omgaan. Het is warm genoeg in het ziekenhuis voor een korte broek. Als hij in zijn gewone kleren op het bed ligt, geeft hij aan zich een heel ander mens te voelen. Afie begrijpt het.

In de dagen die volgen komen al Jaspers andere vrienden ook langs. Op dinsdag Cassandra en Dennis. Op woensdagmiddag Bram en Klaas. Na het bezoekuur vindt dokter Van Haastrecht het tijd om het infuus die zorgt voor de pijnmedicatie te verwijderen. Niet dat Jasper al zonder die middelen kan maar ze kunnen ook op een andere manier toegediend worden. Hij zal het vanaf nu krijgen in de vorm van tabletten. Wel is het zaak, zo krijgt hij te horen, dat hij er goed op let of de voorgeschreven dosering voldoende is. ’s Avonds komt Leo voor de tweede keer. Op donderdag Marlies en Nelly uit zijn klas en later op de middag ook nog Jochem en Roderick. Op vrijdagochtend zijn er twee mensen van zijn meditatiegroep. Als de twee Jasper verlaten, wacht Astrid hen op om te zorgen voor wat nazorg. Alle bezoekers zorgen ervoor dat ze niet te lang blijven.

Elke dag is er een onderzoek gepland en voor vrijdagmiddag laat is er een afspraak gemaakt waarop Van Haastrecht de bevindingen van al die onderzoeken aan Jasper en zijn familie zal presenteren. Fysiotherapie krijgt Jasper ook elke dag. De eerste dagen wordt dat gedaan op zijn bed. De behandeling is drieledig. De diverse therapeuten die tweemaal daags aan zijn bed verschijnen hebben een vaste routine van werken. Ze beginnen altijd met te kijken hoe ver ze zijn knieën handmatig kunnen buigen. Lastig voor hen, zo lijkt het Jasper toe, want waar een patiënt met gevoel in zijn benen aan kan geven wanneer het pijn doet, kan hij dat niet. Het zijn echter ervaren krachten en ze weten heel goed wanneer het tijd is om te stoppen. Vervolgens worden de benen vastgebonden op een apparaat dat ervoor zorgt dat de benen automatisch gebogen en weer gestrekt worden. Voor dat het apparaat aangaat, plakken ze elektroden op de benen. Die zijn verbonden met een kastje dat stroomstootjes afgeeft. Die zorgen ervoor dat zijn spieren zich aanspannen en vervolgens weer ontspannen. Tenminste, dat is wat Jasper ervan begrepen heeft. De uitleg was langer en bevatte meer technische details, maar die is hij weer vergeten. Het belangrijkste is volgens de fysiotherapeut dat zijn spieren blijven werken. En als alles aangezet is en werkt, zorgen ze ook voor massage. Jaspers nek- en schouderspieren zitten regelmatig vast.

Op donderdagochtend wordt hij na het bezoek van zijn moeder en Astrid in een rolstoel naar de afdeling fysiotherapie gereden. Het was een voorstel van de therapeut die hij mocht aannemen of afslaan. Jasper vindt het geen probleem. Hij wordt naar een oefenzaaltje gebracht waar al met diverse andere mensen gewerkt wordt. Eerst is er voor hem dan tien minuten lang de gebruikelijke dingen maar dan zorgen ze ervoor dat hij op een grote, dikke mat komt te zitten. Een medewerker neemt tegenover hem plaats en rolt een bal naar hem toe. De bedoeling is dat hij de bal stopt en weer terugrolt. De eerste keer dat hij iets moet rekken naar de bal verliest hij zijn evenwicht en valt ondersteboven. Gelukkig geen probleem want de mat is dik genoeg om ervoor te zorgen dat hij geen blessure oploopt. Vreemd, vindt Jasper. Zoiets is toch heel eenvoudig en toch lukt het niet. De tweede keer is hij aandachtiger en merkt hij op wanneer hij uit evenwicht raakt. Hij kiest ervoor de bal te laten gaan en rechtop te blijven zitten. De therapeut prijst hem zowat de hemel in, zo heeft hij het idee. Maar hij begrijpt nu wel dat het bewaren van het evenwicht het belangrijkste is voor hem. En ook de keren daarna maakt hij steeds de keuze of hij voor de bal of voor zijn balans gaat. Natuurlijk is het dodelijk vermoeiend, zo’n spelletje. Na een minuut of tien houdt hij het voor gezien en geeft hij aan dat hij moe is. Geen enkel probleem. Ze rijden hem terug en als hij languit op zijn bed ligt, valt hij meteen in slaap.

Voor Jasper is het heel duidelijk dat al die nieuwe dingen dodelijk vermoeiend zijn. Het lijkt alsof zijn conditie helemaal weg is. Jennie is duidelijk en zegt hem dat het inderdaad zo is. Ook Gerald windt er geen doekjes om als Jasper hem ernaar vraagt: “Alles wat je voor je hier kwam hebt opgebouwd is verdwenen. En daarom zul je alles weer opnieuw moeten opbouwen. Bovendien is je lichaam anders nu. Waar je vroeger twee nieren had, moet je het nu met één doen bijvoorbeeld. Dat alles zorgt ervoor dat jij je moet aanpassen aan een nieuwe situatie. En dat kost allemaal tijd. Heel veel tijd. Neem dat maar van mij aan.”

Op vrijdagmiddag slaapt hij na het middageten lang. Als hij wakker wordt, hoort hij een hem onbekend geluid. Even laat hij het voor wat het is en houdt zijn ogen gesloten. Eerst houdt het geluid aan maar dan stopt het. Er is wat geritsel en dan is het weer stil. Dan besluit hij toch maar om echt wakker te worden en zijn ogen te openen. In de stoel bij het raam zit een oudere vrouw. Hij kent haar niet. Nou ja, waarschijnlijk wel want anders was ze vast niet toegelaten op het bezoekuur maar hij weet in elk geval niet wie ze is. Hij kan zich zo snel ook niet herinneren dat er iemand is aangekondigd voor vanmiddag maar dat wil niets zeggen. Hij heeft al wel vaker gemerkt dat hij dingen snel vergeet. Diverse keren heeft hij er Gerald al naar gevraagd en die zegt steeds hetzelfde. ‘Gevolg van een zware hersenschudding, Jasper. Komt wel weer goed.’ Daar gaat hij dan maar vanuit.

De vrouw leest een boek en als Jasper haar bekijkt, weet hij ineens ook waar het geluid dat hij niet kon thuisbrengen vandaan komt. Een breiwerkje ligt op haar schoot. Het was het tikken van de breinaalden dat hij hoorde. Hij kijkt of hij de titel van het boek kan lezen maar dat lukt hem niet. Ze zit te ver weg. Tijd om het gesprek te openen, zo is hij van mening. “Goedemiddag, mevrouw.”

“Ah, je bent wakker.”

“Ja. Waarschijnlijk hebben ze wel gezegd dat u zou komen maar ik vergeet dingen snel. U bent?”

Berit Greveling neemt het breiwerkje in haar linkerhand en staat dan op. Ze maakt haar handen leeg door alles op de zitting van haar stoel te leggen en loopt dan naar Jasper toe. Ze geeft hem een hand en zegt: “Ik ben mevrouw Greveling. Ik ben lerares op de school die jij bezoekt en bovendien jouw mentor.”

“Ah, en wat voor een leerling ben ik volgens u?”

Ze glimlacht.

“Een zelfde soort vraag heb ik aan alle andere voor mij nieuwe bezoekers gesteld deze week. U weet waarschijnlijk wel dat mijn geheugen niet helemaal spoort en ik probeer door deze vraag er een beetje achter te komen wie ik nou precies ben.”

“En zijn de antwoorden die je krijgt naar je zin? Kun je er iets mee?”

Een moeilijke vraag, zo vindt Jasper. Tot nu toe heeft hij het idee dat iedereen alleen maar heel erg positief over hem praat. En nou ja, dat kan natuurlijk niet helemaal waar zijn. Van zijn vader heeft hij gelukkig een verhaal gehoord waarbij hij heel bewust een tegenspeler voor de benen heeft geschopt en dat maakte hem weer een beetje menselijker. “Ja, denk het wel.”

“Voor mij ben je een goede leerling.”

“Niet perfect?” zegt Jasper terwijl hij haar glimlachend aankijkt.

“Goed is goed genoeg, Jasper. Je haalt goede cijfers. Je doet goed je best.”

“Dus niet lastig in de klas?”

Berit zegt dat hij dat absoluut niet is. Dat hij wel eens zorgt voor wat opschudding maar dan vaak alleen om ervoor te zorgen dat de rechten van de leerlingen niet met voeten getreden worden door sommige van haar collega’s.

Dat vraagt om wat uitleg en Jasper wil dan ook heel graag weten wat ze precies bedoelt.

“Nou bijvoorbeeld het laatste schoolexamen economie. De stof die jullie daarvoor moesten bestuderen ging over een vooraf aangegeven aantal hoofdstukken. De leraar was wat makkelijk en pakte een oud schoolexamen van een aantal jaren geleden van de plank. Daarbij hield hij er echter geen rekening mee dat die ook twee andere hoofdstukken besloeg en dus kregen jullie een aantal vragen voorgeschoteld die niet tot de te bestuderen stof behoorde.”

“En dan ben ik iemand die verhaal gaat halen?”

“Ja. Dit keer zou je het samen met Marlies doen… “

“Ah! Die is hier geweest.”

“Ja, ze heeft het me verteld. Maar doordat jij hier terecht kwam heeft Marlies het nu met Dennis aangekaart bij de leraar.”

“Dus ik ben een beetje de vertegenwoordiger van het stel?”

“Zo kun je het wel noemen. Als er gepraat moet worden, ben jij altijd aanwezig. Nooit alleen. Altijd met iemand samen. Je bent een teamspeler. Je bereid je uitermate goed voor, weet wat je wilt en zorgt ervoor dat anderen zich niet terugtrekken als het moeilijk wordt.”

“Geen dwang toch of zo?”

“Absoluut niet. Vooraf bepalen jullie een strategie. Wat jullie willen bereiken en pas als iedereen zich daar achter schaart, worden er stappen ondernomen.”

“Ik streef dus naar consensus, zoals dat zo mooi heet.”

“Ja. Dat ben jij ten voeten uit, Jasper.”

“Komt u dichter bij me zitten?”

“Tuurlijk.” Berit schuift haar stoel naast het bed, legt het boek en het breiwerkje op Jaspers nachtkastje en gaat zitten.

“Wat las u zojuist?”

Mevrouw Greveling pakt het boek op en laat het Jasper zien.

Nu kan hij het wel lezen. ‘La Eta Princo’ staat er op het kaft. Meteen weet hij dat het Esperanto is. In het Nederlands heet het boek ‘De Kleine Prins’ en in het Frans ‘Le Petit Prince’. Hij heeft het boek zelf gelezen zo weet hij, en dat in alle drie de talen. Een mooi kleine boekje. Handig voor op je lijst. Maar ook een boek met wijsheid erin.

Ze praten nog wat samen. Ook het project Esperanto en de daaraan gekoppelde week in Engeland komen aan de beurt. De groep zal de volgende week gaan en iedereen vindt het heel erg jammer dat Jasper niet mee kan gaan. Na een tijdje zegt mevrouw Greveling dat ze op moet stappen. Dat ze te horen heeft gekregen dat Jasper aan het eind van de middag een belangrijk gesprek heeft en dat hij voordien eigenlijk nog wat moet slapen.

Jasper weet het. Het gesprek. Hij is er best zenuwachtig voor. Hij weet gewoon niet wat hij ervan denken moet. Natuurlijk hoopt hij dat er iets gevonden is dat hem kan helpen maar… er is ook die enorme twijfel. Een twijfel die de afgelopen dagen haast een zekerheid geworden is. Een weten dat… nou ja… niet aan denken nu nog. “Wilt u mij misschien nog een stukje voorlezen uit het boek?”

“Ja. Een klein hoofdstukje dan. Heb het idee dat het heel goed bij jou past. Wil je dat ik het in het Esperanto of in het Nederlands lees voor je? De Nederlandse vertaling heb ik namelijk ook bij me.”

“Doet u het maar in het Esperanto. Dat klinkt mooi.”

Berit bladert in het boek naar hoofdstuk XXIII en begint te lezen. ‘Bonan tagon,’ diris la eta princo.’ [‘Goedendag,’ zei de kleine prins.] Een heel kort hoofdstuk. Het gaat over de ontmoeting van de kleine prins met een verkoper die een pil verkoopt die ervoor zorgt dat je een week lang geen dorst meer hebt. De kleine prins vraagt hem waarom hij die verkoopt. De uitleg van de verkoper komt erop neer dat het een tijdsbesparing - uitgerekend door geleerden - oplevert van drieënvijftig minuten per week. In die drieënvijftig minuten kun je doen wat je wilt, zo stelt hij. Het laatste gedeelte van het hoofdstuk is in het Nederlands als volgt: ‘Als ik drieënvijftig minuten overhad,’ dacht het prinsje bij zichzelf, ‘dan liep ik heel rustig naar een bron…’ Mevrouw Greveling sluit het boek en kijkt haar leerling aan. Ze ziet een brede glimlach verschijnen op het gezicht van Jasper. “Helemaal jij, Jasper,” zegt Berit Greveling. “Zo ben jij ook. Waarom je druk maken en moeilijk doen, het kopen en innemen van een bijzondere pil, als je ook rustig en kalm kunt blijven.”

“Dank u, mevrouw. Heel erg mooi dat u dit voor mij uitgekozen hebt.”

“Graag gedaan.” Ze staat op en pakt zijn hand beet. “Als laatste heb ik nog een kaart voor je met daarop een mooie tekst. Niet van mij. Ik heb de tekst ooit eens ergens gelezen. Op het internet staan diverse versies die allemaal iets van elkaar verschillen en ook aan verschillende personen worden toegeschreven. Ik heb er een eigen versie van gemaakt. Ik wens je heel veel sterkte en een goed herstel, lieve Jasper. Maar ook dat wat er op mijn kaart staat.” Als Jasper haar vraagt of ze het wil voorlezen, doet ze dat. “Ik wens je moed om te veranderen wat je kunt veranderen. Ik wens je kracht om te aanvaarden wat je niet veranderen kunt. Ik wens je wijsheid om hiertussen het verschil te zien.”

“Dat is een heel mooie tekst, mevrouw. Dank u. Ik zal het nodig hebben.”

“Zal ik hem op je nachtkastje zetten, in zo’n kaarthouder? Er staan nog twee lege.”

Jasper vindt dat een goed idee want hij wil de tekst straks, als ze weg is, nog eens bekijken. Ze nemen afscheid. Ze belooft hem dat hij in de komende week heel veel post zal krijgen uit Engeland. Elke dag zal iedereen hem een kaart sturen. Als ze de gang opgelopen is, pakt hij de kaart meteen. Hij leest de tekst en krijgt er tranen van in de ogen. Ja, echt een prachtige tekst. Met de kaart in de hand probeert hij te slapen. Het wil niet lukken. Af en toe dommelt hij wat weg maar echt slapen lukt niet.

---

Hij wordt wakker met het gevoel dat hij amper geslapen heeft. Maar toch is hij vrij suf. Dus hij zal toch wel diep geslapen hebben af en toe. De deur van zijn kamer gaat open en hij ziet zijn moeder binnen komen.

“Hè, ben je wakker?”

“Ja, heb maar even gedut hoor.”

“Nee, malle jongen, je hebt heel lang geslapen juist. Het is al bijna vijf uur.”

“Oh.”

“Van wie heb je die prachtige kaart gekregen die ik op je bed zag liggen?”

“Van mevrouw Greveling. Je hebt me vast wel verteld vanmorgen dat ze zou komen maar ik was het helemaal vergeten.”

“Geeft niets, Jasper. Je weet dat dat weer goed gaat komen.”

“Ja. Maar… die andere dingen… komt dat weer goed?”

“Dat weet ik niet, lieverd. Geef de moed nog niet op.”

“Ik weet het. Ik moet blijven hopen maar soms… soms heb ik gewoon het gevoel dat het altijd zo zal blijven, mam. Dat het niet beter zal worden. Dat mijn geheugen weg blijft en dat mijn benen het nooit meer goed zullen doen. En wat dan?”

Van binnen zucht Marion maar op haar gezicht laat ze een glimlach verschijnen. Hier is ze al die tijd bang voor geweest. Bang omdat ze gewoon niet weet wat ze haar zoon moet antwoorden. Kan er hier nog sprake zijn van troost bieden? Is dat het wat hij wil van haar? Ze weet het niet. Het antwoord op zijn vraag weet ze ook niet. En toch wil hij een antwoord van haar, zo begrijpt ze maar al te goed. Misschien is haar glimlach voldoende. Maar als ze het hem nog een keer hoort vragen, weet ze dat hij toch echt een antwoord van haar wil. “Ik hoop dat de wensbede van mevrouw Greveling dan uit mag komen. Dat je die moed, kracht en wijsheid die zij je toewenst ook zult krijgen.”

“Ja, want dat heb ik dan verrekte hard nodig, mam. Ik weet niet of ik wel zo sterk ben.”

“Je bent volgens mij een taaie, Jasper.” Ze kan, volgens afspraak met Astrid en de anderen, niet meer zeggen. Ze weet dat Jasper het gevecht dat hem te wachten staat zelf moet aangaan. Alleen dan is er kans dat hij ziet dat die moed, kracht en wijsheid al in hem aanwezig zijn. Net zoals zoveel jaar geleden toen hij dat ook moest leren inzien.

“Weet jij niet iets, mam? Heb jij niet iets gevoeld of zo?”

“Mijn gevoel werkt niet altijd even goed, Jasper. Heel vaak als ik persoonlijk ergens bij betrokken ben, werkt het juist helemaal niet. Dan lijkt het alsof ik met een blinddoek door mijn eigen leven loop en her en der brokken maak. Ik zie dingen bij anderen vaak eerder dan in mijn eigen directe omgeving. Dan lijkt het vaak alsof mijn gave blokkeert. Er even niet is. Op de vrijdagochtend na hemelvaartsdag zag Maarten een beeld van jou in de tuin met Pieter. Je lacht in dat beeld van hem. Ik kon toen hij het mij vertelde ook voelen. Een geruststelling voor ons dat je niet zou komen te overlijden op dat moment. En als jij kunt lachen, dan is het goed toch?”

“Ja. Ik denk het wel. Maar… het gaat niet zomaar, mam.”

“Nee, dat weet ik, jongen. Waar ik je kan steunen, doe ik dat. Vraag me en ik help. Ook al is er lang niet altijd iets dat ik voor je kan doen. Ik kan naar je luisteren. Met je praten. Met je huilen. En dat geldt niet alleen voor mij maar ook voor alle anderen die om je heen staan. Weet je dat?”

“Ja, mam. Dank je.”

“Gerald is er al. Ben je er klaar voor?”

“Ik ben moe. Echt heel erg moe. En als ik me moet houden aan zijn advies dan moet ik nu gewoon weer gaan slapen. Willen jullie het gesprek voor mij afhandelen? Later hoor ik wel hoe het gegaan is.” Jasper kijkt zijn moeder aan en ziet eerst een wat weifelende blik in haar ogen. Dan verdwijnt die en zegt ze dat ze dat zullen doen.

---

Twee uur later wordt Jasper pas weer wakker. Zijn moeder en Astrid zitten naast zijn bed. Hij glimlacht naar ze. “Hebben jullie lang zitten wachten?”

“Ja, jongen, maar dat geeft niet. We hebben alle tijd van de wereld.”

“Yep,” bevestigt Astrid, “geen volle agenda’s alleen maar tijd om zelf in te vullen.”

“Moet een lekker gevoel zijn voor jou, Astrid, want je hebt me verteld dat je van alles en nog wat doet.”

“Zeker een goed gevoel. David en ik hebben beiden vervroegd vakantie genomen en wanneer we weer gaan werken weten we nog niet. Dat hebben we nog niet ingepland.”

“En gaat het familiebedrijf dan niet naar de knoppen?”

“Nee hoor. Dat draait wel door en als ze ons echt nodig hebben, laten we het niet hopen, dan weten ze ons te vinden. We werken met een uitstekend en heel erg goed ingewerkt team.”

“En wat had Gerald te vertellen?”

“Helaas niets bijzonders, Jasper,” begint Marion. “Geen enkel onderzoek heeft aan kunnen tonen wat de oorzaak is van jouw problemen.”

“En zonder directe oorzaak,” zo gaat Astrid verder, “is er ook geen oplossing voor handen. Hij hoopt nog steeds dat tijd en rust herstel zullen brengen maar weet ook dat jij weet dat vooral op het gebied van het geheugen vaak het tegendeel een feit is.”

“Ja,” zegt Jasper met een zucht. “Des te langer een geheugenstoornis duurt, des te geringer de kans op herstel.”

“Zo is het. Zo heeft hij het ons ook geschetst.” Dan vertelt ze over de professor waar Gerald vroeger bij gestudeerd heeft en die al vanaf het begon over zijn schouder heeft meegekeken naar Jaspers zaak. Die heeft het voorstel gedaan om Jasper in Groningen nog eens helemaal binnenstebuiten te keren maar Gerald vindt dat op dit moment niet verstandig om te doen. Hij denkt dat rust en voorzichtig werken aan de conditie en kracht, beter zijn op dit moment. Mocht Jasper dat toch willen, dan moet hij dat aangeven.

“Nee. Niet nu. Kan ik altijd nog doen, toch?”

“Ja, jongen, dat kan. We kunnen het in ons achterhoofd houden. Ik zou zo graag willen dat het anders was, Jasper,” zegt Marion. Ze moet grote moeite doen om haar tranen te verdringen. Niemand die haar gezegd heeft dat dat moet, maar het is de belofte die ze lang geleden aan zichzelf deed die er haar van weerhoudt om te gaan huilen.

“Mam, die wensen van mevrouw Greveling, zijn niet alleen voor mij. Denk dat we die allemaal heel erg goed kunnen gebruiken.”

“Ja, lieverd, dat is zo. Dat soort wensen kan ons sterken.”

“Maar als je wilt huilen, moet je het wel doen,” stelt Astrid. “Het kan soms een opluchting zijn om even de sluizen open te zetten. Even je hele gemoed schoon te spoelen als het ware. Daarna kun je dingen vaak ook weer helderder zien. Dus laten we ons alsjeblieft niet voordoen alsof we allemaal groot en sterk zijn en niet mogen huilen. Laat ze gewoon komen die tranen. En laten we elkaar dan troosten.” Ze kijkt om zich heen en ziet het gespannen gezicht van Jasper als eerste. Marions lip trilt en één enkele traan ontspringt aan haar rechter oog. Astrid twijfelt. De spanning op Jaspers gezicht ziet ze als een teken dat hij aan het vechten is. Dat hij vecht tegen zichzelf. Ze zou nu een doorbraak kunnen forceren maar dat is dan alleen maar een opening omdat zij de aftrap daartoe heeft gegeven en dat is eigenlijk niet haar bedoeling. Jasper zal het zelf moeten doen. Tenzij het helemaal verkeerd zal gaan. Daarom houdt ze zich in. Zegt ze niet de woorden die op haar lippen branden. In haar hoofd maakt ze de aantekening dat ze haar nieuwe kleine broertje vanaf nu elke dag zal bezoeken om hem te kunnen monitoren. “Het spijt me. Ook ik had het graag allemaal anders gezien, Jasper.”

“Wij allemaal, zo weet ik.” Jasper verbaast zich over de kalmte waarmee hij dat zegt. Hij wil niet huilen. Hij zou met zijn tranen er alleen maar voor zorgen dat zijn moeder nog meer overstuur raakt en dat wil hij niet. Ook Astrid staan de tranen in de ogen, zo heeft hij het idee. Nee, hij gaat niet huilen.

---

’s Avonds heeft Jasper zich gepantserd voor het bezoek van Pieter. Ook nu wil hij niet laten zien dat hij bang is voor de toekomst. Hij kan het aan! Hij kan alles hebben! Hij kan vechten! Hard vechten! Keihard terugslaan! Met dat soort korte zinnetjes pept hij zichzelf op. Zijn vader en Pieter komen samen binnen. Eerst praten ze wat over de uitslagen van alle onderzoeken maar dan ook over gewone alledaagse dingen en de verbouwing op ‘Boschlust’ die echt heel erg goed gaat en waarschijnlijk binnen twee weken al helemaal klaar zal zijn. Jasper is blij dat het niet bij dat ene gespreksonderwerp blijft. Het raakt hem toch meer dan hij wil. Regelmatig merkt hij dat zijn gedachten afdwalen tijdens het gesprek maar steeds is hij er net op tijd weer bij om een antwoord te geven op een gestelde vraag. Beiden lijken ze niets te merken van zijn afwezigheid af en toe.

Als zijn vader hem en Pieter alleen laat, komt Pieter dichter bij hem zitten. Hun hoofden vlak bij elkaar geven ze elkaar kleine kusjes.

“Vond je het moeilijk?” vraagt Pieter.

“Ja. Ik had liever iets anders gehoord.”

“Vond je het rot dat ik er niet was om het je te vertellen?”

“Nee. Begrijp heel goed dat je dat erg moeilijk vond en dat je liever wilde dat mijn moeder en Astrid het mij vertelden.”

“Ja. Soms ben ik echt zwak. Hopeloos gewoon! Want… nou ja… ik weet het niet… “

“Hoeft ook niet, schat. Ik houd van je. Dat is het enige dat belangrijk is. Kom nog eens wat dichterbij.”

“Nog dichter?”

“Ja, malloot. Nog dichter.” Als hun lippen dan heel dicht bij elkaar zijn drukt hij er een kus op en legt tegelijkertijd zijn hand in Pieters nek. Dat maakt het zijn vriend onmogelijk de kus te verbreken. Met zijn tong streelt hij langs Pieters lippen. De mond van Pieter gaat open en een tongzoen volgt. Mmmmm, het voelt heerlijk. Het is opwindend. Hij voelt het in heel zijn lijf. Het veroorzaakt overal tintelingen. Ook daar waar hij het niet eerder voelde. Na lange tijd en omdat hij nodig weer eens diep moet inademen, verbreekt hij de zoen en fluistert in Pieters oor: “Het werkte, lieveling. Eindelijk de reactie die ik graag wil.”

“Echt?”

“Ja. Voel maar.”

“Hier?”

“Ja! Waarom niet!”

“Maar stel je voor… “

“Doe het nou maar gewoon, malloot.”

Met een glimlach op zijn gezicht doet Pieter wat Jasper van hem wil. Hij legt zijn hand op de deken op Jaspers kruis en voelt de erectie van zijn vriend. “Ja! Lekker hard, man!” Zachtjes knijpt hij erin.

“Ben heel blij dat het eindelijk werkt. Toch iets dat werkt!”

“Hè, niet zo cynisch! Cynisme is gevaarlijk! Niet doen!”

“Sorry. Ik bedoelde het niet zo.”

“Ik houd van je, Jasper, of dat ding van je nou wel werkt of niet en heel veel anders werkt ook gewoon! Vergeet dat nooit!” klinkt het duidelijk beklemtoond.

“Sorry, Pieter. Zo bedoelde ik het echt niet. Het spijt me.”

“Als je eens wist hoe rot ik het vond vanmiddag dan… “ Pieter begint te huilen.

Shit! Nou heeft hij ook Pieter aan het janken gekregen. Hij slaat zijn armen om hem heen en knuffelt hem. Zelf bijt hij op zijn onderlip. Nee! Huilen zal hij niet! Geen traan!

Wordt vervolgd…

Ik wens jullie allemaal heel prettige kerstdagen en een voorspoedig nieuw jaar!



Reacties zijn welkom op de site maar ook via mijn mailbox: lucky_eye2@yahoo.co.uk

©Lucky Eye, januari 2013.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de houder van het auteursrecht.

Gesloten