VERVOLG Donkere dagen dl 17

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Hans Bernard
Berichten: 378
Lid geworden op: zo 07 dec 2008, 01:13
Vul het getal in: 0
Locatie: Heemskerk

VERVOLG Donkere dagen dl 17

Bericht door Hans Bernard » ma 16 dec 2013, 00:19

Deel 17

Rein die absoluut geen zin heeft in een gesprek, draait zich om bij de deur en zegt: “Ma ik leg het later wel allemaal uit maar ik ga nu nog een uurtje weg” en voor zijn moeder van de verrassing is bekomen, hoort ze Rein op zijn scooter weer wegrijden.
Rein scheurt richting stad. Als Wouter er een extra vriendje op kan nahouden dan kan hij dat ook. In het centrum stalt hij zijn scooter in de bewaakte stalling en loopt naar de homobar, die in dezelfde straat zit. Zijn hart klopt in zijn keel. Hij is erg zenuwachtig. Al heel lang wil hij een keer in zo'n bar gaan kijken en nu hij bijna voor de deur staat slaat de angst toe.
“Schiet eens op kerel, ik wil er ook in” klinkt het achter hem. Van schrik duwt hij op de bel waarop onmiddellijk de deur wordt open gedaan.
“Goedenavond”, zegt de portier, “Welkom. Nieuw hier”?
Rein knikt en mag naar binnen. Achter zich hoort hij de portier zeggen:
“Dag Karel, weer terug? Kom erin`.
“Kijk kijk, onze Rein mag zo laat nog op stap”.
Als door een wesp gestoken draait Rein een halve slag en ziet tot zijn ontzetting Karel achter zich staan. Met een sadistisch lachje nodigt die hem uit samen wat aan de bar te gaan drinken. Rein durft niet te weigeren. Er ontvouwt zich een plannetje in Karels hoofd. Hij zal Rein een aardig verhaaltje voorschotelen over wat er bij Wouter op de zolder gebeurd is. Hij is benieuwd of daar de prille relatie tussen beiden tegen bestand is. Ze hebben nauwelijks een vrij hoekje gevonden in de bomvolle bar of Karel steekt met een hatelijk lachje van wal. Het verhaal dat hij Rein vertelt klopt van geen kanten maar hij bereikt er wel zijn doel mee. Als Rein een kleine drie kwartier later de bar verlaat is hij woedend op Wouter. Nooit, maar dan ook nooit wil hij nog iets met hem te doen hebben. Zelfs zijn aanwezigheid op de zaak is een reden om een andere baan te gaan zoeken. Wacht, misschien moet hij Mark maar op de hoogte brengen, dan is die mogelijk bereid Wouter eruit te bonjouren. Dat wordt morgen een spannend dagje in de herenmodezaak.
Als hij langs het huis naar de schuur rijdt is alles donker. Gelukkig hoeft hij zijn moeder nu geen verantwoording meer af te leggen. Zo zachtjes mogelijk gaat hij het huis binnen en sluipt naar boven naar zijn kamer, sluit de deur achter zich en kleedt zich uit. Het duurt uren voor hij uiteindelijk in slaap valt.

Wouter staat, als hij boven op de zolder is, nog na te trillen van verontwaardiging. Wat haalt Rein zich allemaal in zijn hoofd. Hoe komt hij aan die onzin die hij buiten uitkraamde. Beschuldigingen die nergens op slaan. Het heeft weinig gescheeld of hij had hem als een klein kind een draai om zijn oren gegeven. Wouter raakt opnieuw boos als hij denkt aan wat hij het laatste uur heeft moeten doorstaan. Een aangeschoten Karel, die hem de huid vol scheldt en daarna zich als een hoerenjong gedraagt. Hij voelt nog het schaamrood naar zijn kaken stijgen als hij denkt aan de walgelijke manier waarop Karel zich aan hem aanbood. Het loopt de spuigaten uit als hij ook nog eens aanstalten maakt om zich uit te kleden. Wouter denkt aan de klap die hij hem dan geeft, het is een behoorlijke tik geweest maar eigenlijk had hij hem een flinke oplawaai moeten geven. Het is nog een hele heisa geweest om Karel naar beneden te krijgen en zonder kleerscheuren buiten te werken en veilig thuis af te leveren. Hij begrijpt niet dat Karel geen les heeft getrokken uit zijn ongeluk en is gestopt met drinken.
Hij was blij toen hij terugkwam en Rein voor de deur zag staan. Vreemd, hij mocht toch niet van zijn vader bij hem komen. Hij kon het allemaal niet meer rijmen. Die blijdschap was gauw over. Hij stond voor een raadsel. Wat ging Rein tegen hem tekeer. Het leek wel of hij iets gezien of gehoord had van het gedoe met Karel. Maar dat kon toch niet, dan zou hij toch binnen moeten zijn geweest. Als dat zo is, waarom heeft hij dan niet op zijn roepen gereageerd.
Wouter staat besluiteloos vanuit het zolderraam naar buiten te kijken. Zal hij toch maar naar Rein thuis fietsen om het uit te gaan praten. Heeft dat wel zin? Nee, hij doet het niet, Rein heeft hem zo beledigd dat hij de eerste zal moeten zijn om deze onverkwikkelijke geschiedenis te komen uitleggen en zijn excuses te maken. Bovendien is het al laat en voelt hij de moeheid van de laatste uren. Hij ruimt nog wat op en duikt in bed.

Een snijdende wind beneemt hem bijna de adem als hij op zijn fiets naar de zaak rijdt. Diep weggedoken in zijn dikke sjaal probeert Wouter zijn oren, die zeer doen van de kou, enigszins te beschermen. Gelukkig is het niet glad. Als hij wakker wordt, staat hem ineens alles weer glashelder voor ogen. Hij voelt zich op slag beroerd en zou het liefst in bed blijven liggen. Hoe zal Rein zich tegen hem gedragen. Hij kan onmogelijk aan Mark vragen of ze een half uurtje kunnen krijgen om het uit te praten. Hij heeft de laatste tijd toch al gemerkt dat zijn collega's zich min of meer ergeren aan het gedrag van Rein en hem. Jasper is zelfs een keer uitgevallen. Hij mist de gezelligheid van Rein tijdens het magazijnwerk. Alles moet vlug vlug want er moet nog met Wouter gepraat worden, zegt Rein dan. Bij de herenmodezaak aangekomen ziet hij in de fietsenstalling de scooter van Rein staan. Zijn hart slaat een slag over.
Als hij het magazijn in komt om zijn jas weg te hangen, ziet hij dat Mark in zijn kantoortje zit en alleen is. Hij kijkt op zijn horloge, hij heeft nog minstens 10 minuten heeft voor de ochtend bijeenkomst begint. 'Zal ik nu gauw Mark gaan vertellen wat er zich heeft afgespeeld met Karel' overweegt hij. Voor hij echter de kans krijgt, staat Mark op en komt zijn kantoor uit:
“Goedemorgen Wouter, koud hè op de fiets”.
“Morguh Mark, verdorie , zeg dat wel, ik ben bijna bevroren”.
“Gauw een kop koffie pakken om bij te komen”, roept Jasper die juist binnenkomt.
Terwijl ze de kantine inlopen, komen ook de andere collega's een voor een binnendruppelen.
In de kantine staat de koffie al klaar maar er zit nog niemand. 'Dan zal Rein nog wel even naar het toilet zijn', denkt Wouter. Even later stapt Rein de kantine binnen, zegt goedemorgen en gaat zover als hij kan van Wouter vandaan zitten. Tijdens de ochtendbijenkomst probeert Wouter zijn blik te vangen. Rein negeert hem echter volkomen. Ook gedurende de morgen wanneer ze aan het werk zijn, doet Rein alsof hij niet bestaat. Als Wouter hem iets vraagt of iets tegen hem probeert te zeggen, keert hij zich af en doet alsof hij niets gehoord heeft. Ten einde raad besluit Wouter aan Jasper te vragen een briefje aan Rein te geven. Jasper, die er niets van begrijpt zegt: ”Doe het zelf. Anders hebben jullie ook geen tijd meer voor mij en nu moet ik maar opdraven en postbode spelen”. Wouter kijkt hem schuldbewust aan:
“Je hebt volkomen gelijk, Jasper, ik schaam me ook voor ons gedrag maar alsjeblieft, strijk over je hart en geef Rein dit briefje. Hij wil met mij absoluut geen contact meer hebben. Ik beloof je zo gauw het kan, je precies te vertellen wat er gebeurd is”.
Jasper twijfelt niet lang, zijn nieuwsgierigheid wint het en hij pakt het briefje voor Rein en belooft Wouter het aan hem te geven. Wouter is opgelucht. Als Rein nu maar niet zo stijfkoppig is dat hij niet in wil gaan op de uitnodiging van Wouter om vanavond naar hem toe te komen en alles uit te praten. De hele middag probeert hij van Rein zijn gezicht af te lezen of die het briefje al gekregen heeft en er ook positief op gereageerd heeft. Hij heeft Jasper nog gevraagd hoe de reactie van Rein was maar die kon hem ook niet wijzer maken.

's Avonds zit Wouter zenuwachtig op zijn kamer. Zijn blik vliegt telkens naar de klok, die naast de TV staat. Half zeven, zeven uur, kwart over zeven, de tijd kruipt vooruit. Het wordt later maar geen Rein. Als het bijna negen uur is en Wouter de hoop al heeft opgegeven dat Rein nog komt, gaat beneden de bel. Wouter springt omhoog en meer vallend en struikelend dan lopend bereikt hij de voordeur. Hij slaakt een zucht van verlichting. Op de stoep staat Rein.

Gesloten