Donkere dagen dl 11 t/m dl 13

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Hans Bernard
Berichten: 378
Lid geworden op: zo 07 dec 2008, 01:13
Vul het getal in: 0
Locatie: Heemskerk

Donkere dagen dl 11 t/m dl 13

Bericht door Hans Bernard » ma 09 dec 2013, 07:16

deel 11

Rein doet de keukendeur open en roep quasi opgewekt: “Goedenavond, hier zijn we weer.”
Geen antwoord alleen een strak gezicht. Rein trekt zijn jas uit en hangt hem netjes in de gang aan de kapstok. Al die tijd is het doodstil in de keuken. Zijn gedachten draaien op volle toeren. Wat is er gebeurd dat zijn moeder zo nors doet en niets zegt. Hij loopt terug naar de keuken en kijkt zijn moeder vragend aan. Die zegt nog steeds geen woord en knikt alleen maar met haar hoofd. Gedwee pakt Rein een stoel en gaat zitten in afwachting van wat komen gaat.
Het lijkt een eeuwigheid voor ze vraagt:
“Waar ben je geweest en denk erom géén leugens?”
“Bij Wouter”, antwoordt Rein, erg verbaasd over deze vraag, “dat heb ik u toch gezegd”.
“En wat ben je daar gaan doen?”
Verwonderd kijkt hij zijn moeder aan: “Dat weet u, ik heb u het verhaal van Karel verteld en gezegd dat we er graag over wilden napraten.”
“Lieg niet tegen me, jongen, je hebt een smoesje gebruikt om weg te komen. Die collega is meer dan alleen maar een collega. Je bent stiekem naar je vriendje geweest.”
Ze kijkt dwars door hem heen. Rein krimpt in elkaar, hoe weet ze dat?
“Nee mam, ik zweer, ik ben bij Wouter geweest om samen na te praten over het ongeluk van Karel.”
Hij ziet zijn moeder langzaam rood aanlopen. Wat is er gebeurd, hoe is ze te weten gekomen dat er meer is tussen Wouter en hem en is ze daarom zo van streek is. Hij pijnigt zijn hersens.
Dan klinkt het snijdend:
“Als jij alleen naar Wouter bent geweest om samen te praten over wat er gebeurd is, waarom heb je dan nog gauw gedoucht en moest je je zo nodig opdoffen? Ik dacht nog 'hij lijkt wel een afspraakje te hebben' en toen je weg was ben ik eens na gaan denken. Je was ook zo opgewonden, had nauwelijks tijd om te eten en je wist niet hoe gauw je weg moest komen. Door je gedrag heb je mij aan het denken gezet.
Ze kijkt naar haar zoon. Ze probeert haar gevoelens onder controle te krijgen. Ze weet nu zeker dat ze het bij het rechte eind heeft. Dat ziet ze aan hem. Waarom laat ze zich dan zo gaan en heeft ze zichzelf nauwelijks in de hand? Omdat ze vreest dat, wat ze altijd heeft weggestopt, nu toch waar blijkt te zijn? Ze kijkt naar haar kind waar ze ongelooflijk veel van houdt. Zie hem nu verslagen aan de tafel zitten. Ze loopt naar hem toe, gaat naast hem zitten, pakt zijn hand en zegt:
”Ik geloof je dat jullie hebben gepraat over wat er gebeurd is met Karel en over alles wat er mee samen hangt maar is er niet meer dat ik moet weten. Kom vertel het me nu maar. We moeten de waarheid onder ogen zien.
Ze is weer de liefdevolle meelevende moeder. Haar angst voor die waarheid maakte haar daarnet koud en liefdeloos. Nu weet ze, hoe erg ze het ook vindt, dat ze altijd onvoorwaardelijk van hem zal blijven houden. Ze knijpt bemoedigend in zijn hand en kijkt hem vragend aan.
Rein raapt al zijn moed bij elkaar, hij weet dat hij niet langer kan zwijgen en zegt:
“Ik hou van Wouter.”
Zij voelt een steek in haar hart.

Rein is deze week thuis gebleven.
Hij ligt met zijn ogen gesloten boven op de dekens. De voorbije week trekt als film aan hem voorbij. Hij heeft huisarrest, mag alleen naar de zaak, moet onmiddellijk na zijn werk rechtstreeks naar huis komen en moet een einde maken aan zijn vriendschap met Wouter. Het ergste van alles is dat zijn vader eist dat hij solliciteert omdat hij niet langer in de kledingzaak mag blijven werken waar Wouter ook een baan heeft.
Hij denkt terug aan die bewuste avond, aan zijn thuiskomst nadat hij bij Wouter is geweest en daarna het gesprek met zijn moeder. Na zijn woorden 'Ik hou van Wouter', schudt de wereld op zijn grondvesten. Zijn moeder zegt dat ze het altijd al heeft geweten en vindt dat ze het voor pa niet kunnen verzwijgen.
“Ga je mee naar de kamer?”
Dat hoeft al niet meer want Pa stapt de keuken in.
Hij was klaar met de mail die hij nog moest versturen, ruimde zijn laptop op en besloot in de keuken kijken waar zijn vrouw en zoon waren . Hij hoorde namelijk wel dat Rein thuis kwam en zijn jas aan de kapstok hing maar niet naar boven gaan. Dus zou hij wel met zijn moeder in de
keuken zitten. Misschien konden ze samen gezellig nog wat drinken. Hij had best zin in een
biertje.
Als hij de keuken in komt, merkt hij onmiddellijk dat er wat gaande is. Zijn vrouw kijkt ernstig en zegt met zachte stem:
“Kom even zitten, we moeten je iets vertellen.”
“Kunnen we dat niet gezellig met een borreltje erbij?” probeert hij nog opgewekt.
De blik van zijn vrouw zegt hem voldoende en gedwee gaat hij zitten.
Terwijl hij het hele verhaal te horen krijgt, zit Rein met gebogen hoofd naar de grond te staren. Hij
durft zijn vader niet aan te kijken.
Als zijn moeder het hele relaas heeft gedaan klinkt de stem van zijn vader sarcastisch en snijdend:
“Zozo, wij hebben een mietje in huis. Een flikker, een homo en dat moeten wij maar gewoon vinden? Luister eens kereltje, jij zorgt zo snel mogelijk weer een gezonde Hollandse jongen te worden. Je bent ziek en daarom gaan wij morgen samen naar de dokter.”
Pa ziet asgrauw en begint steeds harder te schreeuwen. Hij roept:
“Je zoekt een andere baan want ik wil niet hebben dat je samen met die viezerik onder een dak werkt. Bovendien verbied ik je uit te gaan, je krijgt huisarrest. Je bent 19 en zolang je in dit huis woont, maken wij hier de dienst uit.”
Hij staat nu recht voor zijn zoon: “Ik kots van jou. Denk erom dat ik niet merk dat je nog contact hebt met die Wouter want ik sla je verrot”
Op dat moment daalt er in Rein een ijzige kalmte, hij staat recht, is een kop groter dan zijn vader en zegt met vaste stem:
“Durf eens te slaan, ik klaag u aan wegens mishandeling.
Pa is zo verbluft dat hij op slag zijn mond houdt, zich omdraait en de keuken uit beent.
“Je vader is zichzelf niet, hij weet niet meer wat hij zegt. Je moet het hem maar niet kwalijk nemen.”
“Dat doe ik wel. Kom het is geen kind, hij is volwassen en kan niet zomaar alles roepen, ook niet tegen mij, al ben ik zijn zoon. Als een beschaafd mens ken je je grenzen. Echter zo onbeschoft als pa tegen mij tekeer is gegaan, vergeef ik hem nooit. Ma, mijn besluit staat vast, ik ga het huis uit, en jullie kunnen mij niet tegenhouden.”
Nadat hij dat gezegd heeft, begint zijn moeder weer te huilen. “Maar jongen doe dat niet, pa zal heus wel bijtrekken en ik zal bij hem een goed woordje voor je doen. Ik blijf van je houden hoe of wat je ook bent.” Ze huilt nu met lange uithalen. Rein gaat naar haar toe en slaat zijn armen om haar heen. Vertwijfeld klampt ze zich aan hem vast. Als ze wat bedaard is maakt ze zich los uit Reins armen, pakt zijn gezicht in beide handen en zegt:
“Vergeet het niet, ik hou van jou en zal altijd van je blijven houden, wat er ook gebeurt.”

deel 12

Rein veegt een traan weg, die over zijn wang loopt. Hij blijft lusteloos op zijn bed liggen. Talloze malen heeft hij deze scene al beleefd en telkens opnieuw wordt hij weer intens verdrietig bij zijn vaders onvergeeflijke houding, het verdriet van zijn moeder en de uitzichtloosheid van het moment. Hij mist Wouter zo verschrikkelijk dat het pijn doet. Kon hij maar even bij hem zijn. Zijn vader heeft hem echter iedere vorm van communicatie verboden zolang hij thuis woont. Hij heeft zijn mobiel en zijn laptop moeten inleveren.
Hij hoort zijn moeder beneden roepen dat er koffie is. Met lood in zijn schoenen daalt hij de trap af naar de keuken. Ze heeft twee kopjes koffie ingeschonken. Stilletjes zitten ze bij elkaar, ieder met hun eigen gedachten. Ze doen er allebei het zwijgen toe. Deze week is wat er gebeurd is, al talloze keren besproken. Er valt niets meer te zeggen. Alles is al gezegd.
Hij is blij dat hij volgende week weer aan het werk kan en voelt een trilling van blijdschap: dan ziet hij Wouter weer. Daar kan pa geen stokje voor steken.

Wouter begrijpt er niets van. Hij hoort niets van Rein. Als hij belt krijgt hij de moeder van Rein, die zegt dat Rein er niet is. Als hij vraagt waarom hun zoon niet op de zaak is, geeft ze geen antwoord maar zegt dat hij er de volgende week weer zal zijn. Tot zijn verbazing verzoekt ze hem niet meer te bellen of hen anderszins lastig te vallen. Op de zaak gaat hij naar Mark en vraagt hem of hij iets weet van Rein. Mark weet ook niet meer dan hij behalve dat Rein deze week niet op de zaak komt.

Wouter besluit de stoute schoenen aan te trekken en naar Rein thuis te gaan. Als hij voor het huis staat lijkt het alsof er niemand thuis is. Hij zet zijn fiets tegen het hek van de voortuin, loopt het pad op naar de voordeur en belt aan. Niemand doet open, dus belt hij nog een keer. Hij hoort het geluid van de bel. Er gebeurt niets. Hij gelooft niet dat er niemand thuis is ook al ziet het huis er verlaten uit. Zijn gevoel zegt dat men niet open wil doen. Dan nog maar een keer en Wouter houdt zijn vinger zeker een halve minuut op de bel. Als hij zijn hand terugtrekt vliegt ineens de voordeur open en staat er een briesende man in de deuropening:
“Wat denk je wel niet, dat je hier zomaar de rust kunt komen verstoren. Zijn we niet duidelijk genoeg geweest aan de telefoon. Wij willen niet dat je ons nog langer lastig valt en Rein wil ook niets meer met je te maken hebben, viezerik. Mijn zoon verleiden, bah. Je mag van geluk spreken dat ik niet naar de politie ga, vuile flikker.”
Achter de vader van Rein doemt een magere vrouw op. Wouter ziet meteen dat het de moeder van Rein is, ze lijken sprekend op elkaar. Ze pakt haar man bij de arm:
“Kom, ga naar binnen en laat je niet zo gaan. Wat moeten de buren wel niet denken met je geschreeuw. Laat mij het Wouter maar uitleggen. Je bent toch Wouter hè?”
Pa verdwijnt mopperend. Moeder komt een stap naar voren en trekt de deur half achter zich dicht.
“Wouter, laat ons met rust. Mijn man is woedend over wat er gebeurd is en kan absoluut niet accepteren dat Rein anders is. Hij heeft hem de omgang met jou verboden. Hij mag ook niet meer uit en hij moet zijn baan opzeggen omdat pa niet wil dat hij jou nog ziet, ook niet in de zaak.”
Ze begint zachtjes te huilen, pakt haar zakdoek en probeert zich in te houden. Wouter is compleet van slag. Rein moet zijn ouders ingelicht hebben maar met desastreuze gevolgen.
Hij voelt zich misselijk worden. Hij weet uit eigen ervaring wat het is. Ook hij is door zijn vader niet geaccepteerd en zelfs het huis uitgezet.
“Komt hij helemaal niet meer op de zaak?”
“Jawel, hij blijft werken tot hij een andere baan heeft. Maar ik moet nu echt naar binnen anders is
het huis te klein wanneer ik te lang met je praat. Dag Wouter”.
Ze draait zich om en verdwijnt, de deur achter zich dicht trekkend. Er zit niets anders op voor hem dan maar op te stappen. Als hij zijn fiets pakt meent hij boven beweging achter het raam te zien. Opnieuw komt zijn misselijkheid opzetten.

Is het waar dat Rein hem niet meer wil zien of heeft pa in zijn woede maar wat geroepen. Bedroefd
vernederd, gekwetst, fietst hij de straat uit. Zijn hoop is gericht op volgende week dan zal hij proberen op de zaak met Rein te praten. Ineens krijgt hij idee. Als hij Mark nu eens in vertrouwen neemt dan mogen ze misschien wel zijn kantoor gebruiken om samen te praten. Hoe langer hij erover denkt hoe meer hij dat wel ziet zitten. Hij weet zeker dat hij Mark kan vertrouwen. In de tijd dat hij Karel vervangt heeft hij hem leren kennen als een fantastische bedrijfsleider, begrijpend, meelevend, eerlijk en integer. Een stuk minder somber fietst hij naar zijn zolderverdieping. Jammer dat hij Rein nu nog niet kan vertellen dat hij, nu hij een vaste baan heeft, met Ellen zijn oud klasgenootje bij wie hij tot nu toe gratis onderdak had, overeen is gekomen dat hij de hele zolderverdieping kan huren. Ze kunnen het samen goed vinden en Ellen accepteert zijn homo zijn.
Nadat Rein 's avonds vertrokken was, is Ellen naar boven gekomen met het huurvoorstel. Natuurlijk had hij er wel oren naar. En dus heeft hij nu een echte vaste stek. Hij voelt zich steeds beter en hoe langer hij over de hele situatie denkt hoe meer oplossingen hij ziet om Rein weer terug te krijgen.
Hij zet zijn fiets op slot voor de deur en als hij de trap op loopt ziet hij dat Ellen zijn post op de derde trede heeft gelegd. Zijn oog valt meteen op de brief die boven op ligt. Hij herkent het handschrift van Rein.
Wouter rent met twee treden tegelijk de trap op, gooit de rest van de post met een boog op de tafel en scheurt de brief van Rein open.

Wouter,

Sorry, dat ik je dit niet persoonlijk kan vertellen maar ik wil niet meer met je omgaan.
Ik heb me vergist. Ik heb geen bijzondere gevoelens voor jou. Het is dus beter dat we
elkaar niet meer zien. Ik hoop dat je begrijpt dat je me ook niet meer moet lastig vallen.
Ik ga weg op de zaak zo gauw ik een andere baan heb en verzoek je dringend de weken
dat ik er nog ben geen pogingen te ondernemen om contact met mij te hebben. Ik weet
nu dat ik niet zo ben en dat mijn omgang met jou een hele grote fout is geweest.
Het ga je goed.

Rein

De laatste zin kan Wouter nauwelijks lezen door zijn tranen heen. Hij wrijft driftig in zijn ogen en vecht tegen een opkomende huilbui. Het kloppen op zijn kamerdeur brengt hem terug in de werkelijkheid. Als hij ja roept, gaat de deur open en stapt Ellen binnen. Ze kijkt verbaasd naar Wouter als ze ziet dat het huilen hem nader staat dan het lachen.
“Wat is er Wout, toch niet iets ernstigs?” vraagt ze, hem bezorgd aankijkend, terwijl ze op hem toe loopt en een hand op zijn schouder legt. Wouter breekt en laat zijn tranen de vrije loop. Ellen gaat naast hem zitten, slaat haar arm om hem heen en laat hem rustig uithuilen. Als hij tot bedaren is gekomen vertelt hij haar het hele verhaal en laat hij haar ook het briefje lezen.
“Dat heeft hij niet zelf geschreven” zegt zij resoluut, dat is hem beslist gedicteerd. Als je het mij vraagt heeft zijn vader hem gedwongen dit te schrijven.”
“Zou het?” vraagt Wouter met een sprankje hoop in zijn ogen.
“Natuurlijk Wout, dat geef ik je op een briefje.”
“Waar kom je eigenlijk voor?” vraagt Wouter, die weer wat tot zichzelf gekomen is.
“Ik heb ons huurcontract en toen ik je hoorde binnen komen, wilde ik je eigenlijk uitnodigen voor een toost op onze overeenkomst en de contracten samen feestelijk ondertekenen. Je rende echter
met zo'n vaart naar boven dat ik te laat was om je tegen te houden”.
“Dan ga ik nu toch mee El. Zo'n feestelijke bijeenkomst met mijn allerliefste verhuurster, laat ik niet door mijn neus boren en bovendien ben ik wel toe aan een borreltje.”
Ze lopen naar beneden en Wouter fluit verrast als hij ziet dat El de tafel een feestelijk tintje heeft gegeven. De huurcontracten liggen keurig naast elkaar met voor ieder een balpen. Verder een vaas met een boeket prachtige rozen en in een ijsemmer een fles champagne en nog wat schaaltjes met nootjes en lekkere hapjes. Opnieuw voelt Wouter tranen prikken achter zijn ogen. Hij draait naar Ellen en slaat zijn armen om haar heen: “Wat ben je toch een schat”.

deel 13

Op de zaak is het hard werken met één man personeel minder en ook vanwege de Sint Nicolaas drukte komt het slecht uit dat Rein er de hele week niet is.
Mark heeft de vader van Rein aan de telefoon gehad. Het was een vreemd gesprek. De man had kortaf meegedeeld dat Rein deze week niet kon komen maar op zijn vraag 'wat er aan de hand was' kreeg hij geen antwoord. De man verbrak abrupt de verbinding.
Hij kijkt even rond of alles in orde is en zijn oog valt op Wouter, die met een klant bezig is. Hij werkt er nu twee weken en heeft het reuze naar zijn zin. Mark ziet wel dat Karel er goed aan heeft gedaan om deze jongen aan te nemen. Dat wordt een sterverkoper. Als hij vanavond in het ziekenhuis bij hem op bezoek gaat, zal hij hem dat nog eens zeggen.

Karel herstelt voorspoedig, krijgt steeds meer praatjes maar rept nooit over wat er nu precies gebeurd is die avond. Vragen daarover ontwijkt hij stelselmatig. Wel is het hem opgevallen dat Karel veranderd is. Hij is minder de autoritaire leidinggevende bedrijfsleider. Hij heeft hem zelfs voorgesteld om samen de zaak te gaan leiden. Hij, Karel, de algehele leiding en Mark de leiding over de verkoop en het personeel. Mark ziet het wel zitten want hij merkt aan alle kanten de waardering van zijn collega's voor zijn manier van leiding geven.

Van de politie heeft Mark een keurige brief gekregen dat zij na een gesprek met Karel én op diens verzoek én het hele verhaal gehoord hebbende, de zaak hebben gesloten omdat er van enig misdrijf geen sprake is. De rapporten van de gesprekken met het personeel zijn vernietigd.
Eigenlijk is hij wel nieuwsgierig naar wat er toen gebeurd is. Hij heeft begrepen dat Wouter en Rein ook een rol hebben gespeeld maar dat is dan ook alles. Tussen hen zit het momenteel ook niet goed en hij vraagt zich af of dat nog een nasleep van die affaire is of dat er iets anders speelt. Hij heeft wel in de gaten dat het niet zomaar iets is. Wouter is behoorlijk van slag al laat hij dat niet merken als hij met klanten bezig is. Mark waardeert dat bijzonder en neemt zich voor hem een complimentje te geven, 'Wacht, dat is misschien meteen een mooie gelegenheid om een gesprekje aan te knopen.
Als Wouter met zijn klant klaar is en afgerekend heeft, loopt Mark naar hem toe:
“Heb je, als we vanmiddag klaar zijn, tijd voor een gesprek?”
“Natuurlijk. Ik vind het wel fijn Mark want ik heb ook nog iets waar ik het met jou over wil hebben.”
“Prima, spreken we af dat we na sluitingstijd nog een half uur babbelen. Moet je nog iemand waarschuwen dat je later thuis komt?”
Mark ziet onmiddellijk dat Wouters gezicht betrekt als hij antwoordt:
“Nee, helaas wacht er niemand meer op mij.”

De laatste klanten verlaten de winkel. De verkopers lopen in groepjes naar achteren, pakken hun jas en wensen elkaar een prettige avond. Als ze vertrokken zijn, sluit Mark de winkel af, doet de verlichting uit, haalt de geldlade uit de kassa, die hij open laat staan zodat bij eventuele inbraak men kan zien dat er geen geld in de kassa zit, laat zijn blik nog een keer rondgaan of alles in orde is en loopt dan naar zijn kamer, waar Wouter al op hem zit te wachten. Hij heeft Carla, zijn vrouw even gebeld dat het vanavond wel wat later kan worden.
“Heb je zin in een pilsje?”
Wouter knikt en Mark haalt uit de kantine voor hen beiden twee biertjes en twee glazen.
Hij begint met Wouter te vertellen dat hij buitengewoon tevreden is over zijn functioneren, zijn houding binnen het team van verkopers, zijn omgang met de klanten en zijn werken in de winkel in het algemeen. Wouter gaat er zowaar een beetje van blozen.
“Wat me wel opvalt" zegt Mark voorzichtig, “is dat je de laatste dagen niet meer zo vrolijk bent als we van je gewend zijn. Eigenlijk sinds Rein er niet is. Mag ik je vragen wat er aan de hand is?”
Met opzet heeft hij Reins naam genoemd om het gesprek die kant uit te sturen. Wouter ziet nu zijn kans om Mark alles te vertellen en steekt van wal. Die hoort wat hij al vermoedde dat de vriendschap tussen de jongens meer is dan een gewone kameraadschap maar ook de nare situatie dat zowel Wouter als Rein niet thuis geaccepteerd worden met alle gevolgen van dien. Hij begrijpt dan ook de wens van Wouter om zijn kamer te mogen gebruiken voor een eventueel gesprek met Rein als die tenminste dat ook wil. Wouter is opgelucht dat Mark begrip toont voor de problemen en met zijn 'anders zijn' geen moeite heeft. Als ze samen het pand verlaten is het kwart over zeven. Ze hebben bijna een uur zitten praten. Wouter is opgelucht, hij ziet weer wat licht in de duisternis en Mark is blij dat hij de tijd heeft genomen voor deze aardige verkoper. Hij hoopt dat deze donkere dagen voor Kerstmis toch nog licht en warmte voor hem zullen brengen.
Met een “Tot morgen” stappen ze op de fiets en gaat ieder zijn eigen richting uit.

In het weekend is Wouter voortdurend bezig met het gesprek dat hij komende week met Rein hoopt te hebben. Telkens opnieuw stelt hij zich voor hoe het zal zijn. Hij bedenkt wat hij het beste kan zeggen, hoe hij moet beginnen, zijn houding tegenover Rein en beleeft in gedachten het hele samenzijn op Mark zijn kantoor. Op een gegeven ogenblik is hij de wanhoop nabij. Hij weet het niet meer en ziet het niet meer zitten. Ellen, die ook thuis is en Wouter alsmaar hoort ijsberen, besluit boven te gaan kijken hoe het met hem is. Volgens haar kan hij wel wat afleiding gebruiken. Als ze boven op zijn deur klopt en hij vrijwel meteen opendoet, ziet ze aan zijn gezicht dat hij blij is haar te zien.
“Hoi El, wat gezellig, kom binnen. Zin in thee?”
“Ja, daar kwam ik eigenlijk voor” en ze tovert een stuk banketstaaf tevoorschijn.
“Lekkerrrrr”. Wouter verdwijnt naar zijn keukentje om water op te zetten. Hij is hartstikke blij dat Ellen er is. Wat is het toch een toffe meid. Als hij niet op mannen viel, dan wist hij het wel. Zo, mokken, schoteltjes voor de banketstaaf, suiker, theezakjes, lepeltjes. Met een blad vol komt hij terug. Ellen is aan de tafel gaan zitten. Ze gaat meteen bedrijvig aan de slag. “Hé, slaper, je bent het water vergeten.” Wouter krijgt een kleur en gaat naar de keuken om water te koken. Het wordt een gezellig uurtje en als ze weer gaat zegt Ellen:
“Zullen we bij 'Brandpunt' straks een hapje gaan eten, ze hebben daar lekkere dagschotels”.
Wouter roept vanuit het keukentje enthousiast?“:
Ja, doen we, ik ga mee. Hoe laat moet ik klaar staan?”
“Zie maar, rond een uur of vijf. Kunnen we eerst nog borrelen”en weg is ze.
Wouter voelt zich een heel stuk beter. Het is vier uur en dus heeft hij nog alle tijd om onder de douche te springen, iets waar hij vanmorgen absoluut geen zin in had.

Hij trekt zijn kleren uit en stapt de douchecabine in. De zolderetage is van alle gemakken voorzien al is de ene voorziening meer op zijn lengte berekend dan de andere. Hij is blij met de cabine, beter dan niets. Tegen de zijwand geleund laat hij het water op zijn lijf kletteren. Hij sluit zijn ogen en droomt weg. Het gordijn beweegt en Rein stapt, ook naakt, onder de neer kletterende waterstraal. Wouter is nu blij dat de douche klein van oppervlak is. Het kan niet anders of Rein moet dicht tegen hem aan staan. Wouter slaat zijn armen om hem heen en voelt Reins verlangen tegen zijn buik. Hij schuift iets meer opzij zodat hun piemels tegen elkaar liggen. Zijn handen dwalen over het lichaam van Rein, strelen zijn ballen en grijpen zijn stijve geslacht. Diep en heftig dringt zijn tong in de mond van Rein. Ze zijn zo opgewonden dat ieder moment hun ontlading zich een weg kan banen naar buiten. Hijgend bewegen hun lijven zich naar boven en beneden in tegengestelde richting. Ze voelen hun schurende piemels dikker worden en dan ineens is het zover. Hun lichamen ontladen zich en na hijgend staan ze uitgeput tegen elkaar. Als Wouter iets wil zeggen is Rein echter ineens verdwenen en toch zou Wouter zweren dat hij Rein daarnet in zijn armen had. Hij droomde zo levensecht dat fantasie werkelijkheid scheen.
Het wordt een ontspannen avond. De dagschotel van café 'Brandpunt' is heerlijk. Ellen en hij komen geen gespreksstof tekort, kortom de avond vliegt voorbij. Thuis drinken ze nog een breezertje.
Daarna duiken ze in bed. Nee, natuurlijk niet samen maar dat dacht je al.

Gesloten