Donkere dagen dl 7 t/m dl 10

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Hans Bernard
Berichten: 378
Lid geworden op: zo 07 dec 2008, 01:13
Vul het getal in: 0
Locatie: Heemskerk

Donkere dagen dl 7 t/m dl 10

Bericht door Hans Bernard » ma 09 dec 2013, 07:12

deel 7

Stoeiend en lachend fietst Wouter met Rein achterop richting centrum. “Je had je band wel wat mogen oppompen, het lijkt wel een martelwerktuig die bagagedrager van jou.” “Zeg, vriend, geen commentaar of ik gooi je van mijn fiets af.” “Moet je eens durven, zal ik jou eens even kietelen” en de daad bij het woord voegend grijpt Rein Wouter in zijn middel, waarop deze luidkeels gilt: “Hou op, alsjeblief.” Maar zo gauw houdt Rein niet op en slingerend wordt de fietstocht voortgezet. Zo bereiken ze het centrum, zetten de fiets in de betaalde fietsenkelder en staan wat later, weer boven de grond, te overleggen waar ze naar toe zullen gaan. Ze hebben alle twee honger, dus een keuze is zo gemaakt: Eetcafé “Het Elfde Gebod”.( Zie Floris). Het is er druk en de warmte komt hen tegemoet. Wouter baant zich een weg door de opeengepakte bezoekers en vraagt om een tafeltje voor twee. De jongen achter de bar kijk in het afsprakenboek en zegt “Pas over een half uur.” “Komen we dan terug.” antwoordt Wouter. Ze maken aanstalten om weer naar buiten te gaan als op de hoek van de bar twee krukken vrij komen. Twee zielen, één gedachte en Rein bezet meteen de twee open plaatsen. Gezellig, samen aan de bar hangend, een koud biertje binnen handbereik. Het is wel lekker zo'n drukte, nu kunnen ze ongegeneerd tegen elkaar aanhangen en, met de hoofden tegen elkaar, praten. En zo ontstaat in die levendige drukte een eiland van rust waarin twee verliefde mensen samen eindeloos gelukkig zijn. “Ik ben zo blij met die baan, heerlijk, wordt het gelukkig geen vakken vullen bij Appie.” “Ja, cool hè. Hoe vind je de herenmodezaak eigenlijk?” “Nou, die mag er zijn, lekker modern en tjonge wat een uitgebreide collectie. Maar laten we niet over de zaak praten maar over ons” en Wouter legt zijn hand op Rein zijn arm. “Wat ben je toch een toffe kerel en wat geweldig dat we elkaar tegen zijn gekomen en nu hier samen zitten. Hij duwt zijn knie tegen die van Rein. Veel hoeven ze niet te zeggen, ze begrijpen elkaar ook zonder woorden. “Mannen, jullie tafeltje is vrij, ginds in de hoek bij het raam.” Een knappe jonge gast met een vriendelijk lachend gezicht komt hun keuze opnemen en zet bij het brengen van twee glazen bier meteen een mandje met stokbrood en kruidenboter neer. Rein en Wouter zitten tegenover elkaar en in hun ogen is de genegenheid voor de ander duidelijk te zien. Rein knipoogt naar Wouter. Ze genieten. Het eten is lekker en ze praten over van alles en nog wat. Uiteindelijk ontkomen ze er toch niet aan en valt opnieuw het woord “de zaak”. “Wat denk je, Rein, zal het lukken met mijn nieuwe baan, wat kunnen we van Karel verwachten?” “Tja, wat Karel betreft, daar zit ik ook mee. Zien wij het wel goed dat hij ook op mannen valt? Ik moet eerlijk zeggen er tot nu toe nooit iets van gemerkt te hebben. Er is onder ons collega's wel eens iemand geweest, die opperde dat hij misschien zo was, gezien het feit dat hij, op zijn leeftijd, nog niet getrouwd is.” “Ik weet het bijna zeker. Gisteren tijdens het sollicitatiegesprek was hij best wel wat overdreven. Ik voelde me niet erg op mijn gemak met hem alleen. Hij was ook zo handtastelijk.” Rein kijkt hem met open mond aan. “Wat vertel je me nu?” roept hij verschrikt en zo luid dat gasten aan de tafel naast hen verbaasd opkijken. “Ik bedoel”, haast Wouter zich te verbeteren, “dat hij toen hij mij een kop koffie gaf, even zijn hand op mijn schouder legde. Zo waren er meer van die momenten.” “Jij dacht toch niet dat hij met zijn hand in mij broek heeft gezeten” grinnikt Wouter, “Man, het idee alleen al. Ik had hem zo een dreun verkocht”. Ze schieten beiden in de lach. Hij kijkt naar Rein, die ineens wit wegtrekt terwijl hij naar iets of iemand achter hem staart. Wouter draait zich om en kijkt recht in het gezicht van Karel.
Lachend en een tikje aangeschoten verlaten zij 'Het Elfde Gebod'. Eenmaal buiten gezichtsafstand van het eetcafé proesten ze het uit. De spanning van het laatste half uur moet er even uit. Het is ook een gekke situatie geworden. Over toeval gesproken: Karel komt binnen in hetzelfde eetcafé als waar zij zitten, krijgt bovendien een tafeltje pal naast hen en vraagt brutaal of hun tafeltjes niet tegen elkaar geschoven kunnen worden. Wouter en Rein durven geen nee te zeggen en zo zitten ze dan ineens samen aan tafel. Karel praat als een klaterende waterval en gedraagt zich ronduit belachelijk. Hangt de populaire jongen uit en stelt zich vreselijk aan. Na een half uurtje houden zij het voor gezien. Wouter schopt Rein stiekem met zijn voet onder tafel en knikt met zijn hoofd naar de uitgang. Rein snapt hem meteen. Toen Karel binnenkwam waren ze juist van plan nog een nagerecht te bestellen maar daar zien ze nu van af. Ze vragen de rekening, zeggen tegen Karel dat ze morgen fit op het werk willen zijn, lachen hartelijk met hem mee om hun eigen grapje en vertrekken zo snel ze kunnen. Eenmaal buiten in de frisse lucht zijn ze weer helder van geest en begrijpen dat deze hele toestand allesbehalve om te lachen is. Dit gaat gegarandeerd problemen opleveren en wie wordt daar de dupe van? Rein ziet op zijn horloge dat hij nog net de laatste bus kan halen naar huis. Hij neemt afscheid van Wouter en zet het op een lopen naar het busstation. Het lukt hem op het nippertje, vlak voor de bus weg rijdt, er nog in te springen. Hij is de enige passagier. Hij gaat vooraan naast de chauffeur zitten. Het wordt nog een gezellig ritje want de chauffeur is een vrolijke prater. Hij zegt dat hij hem zo dicht mogelijk bij huis zal afzetten, dat scheelt een stukje lopen. Eigenlijk mag het niet maar hij heeft toch geen andere passagiers meer. “Prettige avond nog”, roept Rein bij het verlaten van de bus. Nog een paar meter en hij is thuis. Als hij de kamer in komt zitten zijn vader en zijn moeder ingespannen naar de TV te kijken. Ze beantwoorden nauwelijks zijn groet. Moeder mompelt iets van: “Fijne avond gehad?” maar dat is ook alles. Ze zijn zo verdiept in een film dat ze nauwelijks in de gaten hebben dat hun zoon binnen is gekomen. Rein vindt het niet zo erg, hij is nu toch liever alleen. Hij besluit meteen naar zijn kamer te gaan. “Ik ben naar bed.” zegt Rein en draait zich om.
Ook Wouter is thuis. Hij voelt zich gelukkig. Tevreden kijkt hij rond op zijn zolderverdieping. Wat is hij een echte bofkont met ook nog eens een baan en het belangrijkste een lieve vriend. Hij kan zijn geluk nauwelijks op. Alleen Karel, dat is een groot probleem. Te gek zoals die kerel zich vanavond heeft laten gaan. Hij is behoorlijk in zijn achting gedaald. Tijdens de eerste kennismaking gesprekken leek het zo'n toffe gast maar bij het sollicitatiegesprek is hij al zo klef. Opnieuw vraagt hij zich af of hij er wel goed aan doet in die kledingzaak te gaan werken. Is het niet vragen om moeilijkheden. Hij schudt geërgerd die negatieve gedachten van zich af. Het zal allemaal best meevallen houdt hij zich voor. Als Rein en hij op het werk zakelijk met elkaar omgaan en werk en privé gescheiden houden, moet het lukken. Opnieuw verschijnt de lach op zijn gezicht. Het zijn de donkere dagen voor kerstmis maar voor hem is er volop licht.
Ergens anders in de stad steekt Karel met onvaste hand de sleutel in de voordeur. Het kost hem moeite want hij heeft teveel gedronken. Toen Wouter en Rein vertrokken, heeft hij het op een drinken gezet. Woedend is hij, dat ze hem zomaar hebben laten zitten. In zijn boosheid heeft hij al talloze manieren bedacht om ze terug te pakken. Hij zal ze laten zien wie er de baas is. De deur schiet open en bijna valt hij languit voorover. Hij duwt de deur achter zich dicht maar niet stevig genoeg zodat hij op een kier blijft openstaan. Op handen en voeten klimt hij de trap op naar boven. Uitkleden lukt niet meer. Hij laat zich met jas en al op zijn bed vallen en slaapt binnen de kortste keren als een os. Hij droomt en heeft een akelige nachtmerrie. Op het moment dat hij Rein over de rand van het dak wil duwen, verliest hij zelf zijn evenwicht en valt in duizelingwekkende vaart naar beneden. Met een klap stort hij op de grond. De pijn is zo hevig dat hij het bewustzijn verliest.

deel 8

Wouter heeft met de collega's kennis gemaakt en maakt nu een praatje met Roel, die naast hem zit. Het wachten is op Karel, die normaal gesproken altijd als eerste op de zaak is om de deur open te maken want hij heeft de sleutel. Gelukkig bezit Mark er ook een, in geval van nood. Hij heeft vanmorgen de deur open gemaakt en nu zitten ze te wachten op hun bedrijfsleider voor de ochtend bijeenkomst. Mark is wat zenuwachtig en hoopt dat Karel gauw komt. Als dat niet het geval is, moet hij de leiding nemen en daar staat hij niet direct op te kijken. De telefoon gaat. Mark staat op en neemt hem aan. Hij luistert met gefronste wenkbrauwen. Het schijnt ernstig te zijn. Zijn gezicht betrekt. De anderen voelen aan dat er iets gebeurd is en kijken afwachtend toe maar horen Mark niet meer dan nu eens ja, dan weer nee zeggen. Eindelijk is het gesprek afgelopen. Met een “Wens hem beterschap” sluit hij het gesprek af. Allemaal kijken ze hem gespannen aan. “Karel is vannacht van de trap gevallen, heeft een gebroken been, een aantal gebroken ribben, overal schaafwonden en is er ernstig aan toe. Hij is gelukkig buiten levensgevaar maar de genezing zal een langdurige kwestie worden. Dit is in het kort wat ik zojuist van zijn oudste broer te horen heb gekregen. Men weet niet wat er precies gebeurd is. Ze hebben hem beneden aan de trap gevonden. De politie doet onderzoek, een misdrijf wordt niet uitgesloten omdat de voordeur niet op slot was en open stond. Mogelijk dat de politie ook hier nog komt om ons te ondervragen. Voorlopig wil men dat ik Karel zolang vervang waarop ik ja heb gezegd maar op zeer korte termijn wil men een en ander definitief regelen. Zo staan de zaken ervoor, ik reken op jullie steun. Het is bijna 10 uur, de zaak moet open, we hebben nu helaas geen tijd meer wat langer over de ontstane situatie te praten. Misschien dat we tussen de middag tijdens de lunch verder kunnen praten als één van ons op de winkel let.” Rein heeft tijdens het verhaal van Mark, verschrikt naar Wouter zitten kijken. Hij is geschrokken en vraagt zich af wat er in hemelsnaam gebeurd is. Ze zullen tot de lunchpauze moeten wachten voor ze zich kunnen verdiepen in wat Karel mogelijk gedaan heeft nadat zij 'Het Elfde Gebod' verlaten hebben. Mark vraagt Arjan om Wouter wegwijs te maken waarop die twee gezamenlijk naar de winkel vertrekken, de trap op naar de eerste etage. Wouter voelt zich meteen op zijn gemak bij Arjan, een van de verkopers met jarenlange ervaring. Hij ziet er jong uit voor zijn leeftijd. Je zou hem twee, drieëntwintig schatten terwijl hij dertig is. “Goh, die Karel, wat zal er gebeurd zijn vannacht?” vraag Arjan zich hardop af. “Ik heb geen flauw idee” zegt Wouter terwijl zijn hoofd wel een heksenketel lijkt. Allerlei doemscenario's schieten door zijn bol. Aangekomen bij de afdeling 'Vrijetijdskleding' zet hij het gebeuren uit hun hoofd en geeft Arjan uitleg en aanwijzingen over: het hoe en wat, het reilen en zeilen en de in- en outs van deze afdeling. Ze kunnen een kleine drie kwartier ongestoord hun gang gaan. Dan is Arjan er ook van overtuigd dat hij Wouter, die een voortreffelijke leerling is, met een gerust hart kan loslaten op een klant. Als ze voetstappen op de trap horen, knikt Arjan naar Wouter: “Zet hem op, je eerste klant.” Een jonge knul zoekt een nieuwe jeans. Hij weet precies wat hij wil dus noemt hij merk en maat. Wouter heeft een goed geheugen en weet nog precies waar hij moet zoeken. In no time heeft hij de gevraagde broek. Samen met de klant loopt hij naar de kassa, waar Arjan afrekent terwijl hij de broek netjes inpakt. Met een: “Prettige dag en tot ziens” wordt de klant uitgeleide gedaan. Zo, de kop is er af, de eerste klant is een feit. Tot aan het middaguur krijgt hij de kans om nog een paar klanten te helpen. Arjan houdt vanaf een afstandje de boel in de gaten en helpt hem zo onopvallend, als hij vastloopt, dat de klant het niet eens in de gaten heeft.
Wat opvalt is de manier van leiding geven van Mark. Kalm en weloverwogen stuurt hij het winkelpersoneel. Legt zaken duidelijk uit en is bereid tot overleg. Met bewondering wordt en door de collega's naar gekeken. Is dit de wat stijve senior verkoper die ze gewend zijn? Nee dit is een kerel die het van nature in zich heeft en nu hij de vrije hand krijgt, volledig zichzelf is en boven zichzelf uitstijgt. Als het twaalf uur is en de eersten gaan lunchen, vliegen hem dan ook de complimenten om de oren. Jasper oppert boosaardig: Kunnen we Karel niet inruilen voor Mark. Onmiddellijk klinkt een afkeurend gemompel en de boosdoener krijgt een kleur als vuur.
“Zoiets denk je niet, laat staan dat je het hardop zegt” wijst Arjan hem terecht.
Wanneer de tweede ploeg aan de beurt is om te gaan eten, stapt de oudste broer van Karel de winkel binnen. Mark en hij overleggen samen wat het plan van aanpak moet worden.
“Wie wil er een half uur op de winkel passen, het is niet druk nu, dus kunnen dan de anderen mee naar de kantine voor een korte bijeenkomst met de broer van Karel.”
Rein steekt meteen zijn hand op.
” Prima, de rest gaat met ons mee en wordt het drukker dan geef je een seintje en komt er iemand van ons je helpen.”
Rein is blij niet bij het overleg te hoeven zijn. De hele morgen al maakt hij zich druk over het ongeluk. Hij voelt zich schuldig en loopt met het gevoel dat ze Mark alles moeten vertellen over gisterenavond. De collega's en de broer van Karel vertrekken naar de kantine en Rein blijft alleen achter. Gelukkig gaat de deurbel en komt er een klant binnen. Heeft hij tenminste afleiding.
“Waar kan ik u mee van dienst zijn?”
“Goedemorgen, politie West.”
Rein schrikt zich een ongeluk. Angstig kijkt hij de agent aan. Deze, op zijn beurt, noteert in zijn geheugen de schrikreactie van deze verkoper.


De agent legt uit waar hij voor komt.
Het is de bedoeling om met alle personeelsleden een kort praatje te houden naar aanleiding van het ongeluk van hun bedrijfsleider. Er zijn nogal wat onduidelijkheden rond het hele gebeuren en de politie kan de mogelijkheid van een misdrijf niet op voorhand uitsluiten en in het kader van dat onderzoek wordt iedereen verhoord die in relatie staat tot Karel. De agent houdt de verkoper nauwkeurig in de gaten om zijn reacties te peilen. Het valt hem op dat de jongen behoorlijk nerveus is en de vraag is. Waarom die zenuwachtigheid? Hij weet wel dat bijna iedereen bij een ondervraging door de politie, tot op zekere hoogte tekenen van zich ongemakkelijk voelen vertoont, maar hier is meer aan de hand.
Rein vertelt hem dat de rest van het personeel achter in de kantine zit met de oudste broer van het slachtoffer en wijst de agent hoe hij daar moet komen. Met een zucht van opluchting ziet hij de man in het magazijn verdwijnen.
Kan hij maar even met Wouter alleen praten en afspreken wat zij bij het verhoor wel en niet zullen zeggen. Opnieuw gaat de winkelbel maar nu is het inderdaad een klant. Rein is blij met de afleiding en loopt naar de jongen, die zojuist is binnengekomen.
“Kan ik je ergens mee helpen of wil je even op je gemak rondkijken?”
De jongen wil graag wat rondneuzen omdat hij nog niet precies weet wat hij eigenlijk wil.
Rein gaat terug naar het klusje waar hij mee bezig is, kleding die door klanten uit de de rekken is gehaald en zomaar ergens is neergelegd, netjes opvouwen en op hun plaats terugleggen. Ondertussen houdt hij onopvallend de jongen in de gaten. Ook zij hebben tegenwoordig veel last van winkeldiefstal. Het is echter geen straf deze klant in het oog te houden want de jongen mag er
zijn. Hij heeft bij het uitdelen van de diverse lichaamsdelen beslist vooraan gestaan. Hij haalt een kleurige broek uit het rek, dé mode voor mannen deze winter en vraagt of hij die even kan passen. Rein wijst hem het pashokje en de knul verdwijnt achter het gordijn. Omdat die kleedhokjes niet bepaald erg ruim zijn gebeurt het vaak dat de klant met de ellenbogen het gordijn meetrekt. Zo ook nu en Rein ziet in een flits door de opening de gespierde benen. Even later gaat het gordijn open en stapt de knul naar buiten om voor de spiegel het resultaat te bekijken. Rein gaat achter hem staan en laat geroutineerd even zijn vingers langs de binnenkant van de broekband glijden om te kijken of de broek niet te strak zit.
“Hoe vind je dat hij zit?”
“De broek zit heel lekker en past geweldig. Ik ben er alleen nog niet uit welke kleur ik zal nemen. Wat vind jij? Deze okergele of wordt die paarse kleur de trend deze winter?”
Ze verdiepen zich samen in de modekleuren van komend seizoen, kijken hoe de diverse kleuren overkomen als de jongen een broek van die kleur heeft aangetrokken en zo er ontstaat een zekere chemie tussen Rein en zijn klant waardoor deze zich steeds meer op zijn gemak voelt bij de verkoper en hem volkomen vertrouwd. Dit verschijnsel is in zijn opleiding uit den treuren besproken want het gevolg is vaak dat men door de ontstane vertrouwenssfeer meer koopt dan men eigenlijk van plan is. Rein, die een ras verkoper is, voelt dat feilloos aan. En zo gebeurt het dat de jongen een half uur later niet alleen met twee broeken de deur uit stapt maar ook nog met een trui en een overhemd. Rein is tevreden met het resultaat, hij geniet als hij een goede klant heeft gehad.

deel 9

De deur naar het magazijn zwaait open, het personeel komt in groepjes de winkel in. Met bedrukte gezichten lopen ze met elkaar te praten. Als laatste verschijnt Mark, die naar Rein loopt.
“Jij mag nu gaan eten. Wouter is de kantine aan het opruimen en zal jou bijpraten over wat er in het overleg besproken is.” Reins hart maakt een sprongetje. Nu kan hij met Wouter overleggen. Mark die als snel in de gaten had dat er meer is dan gewone vriendschap tussen die twee geeft Rein een knipoogje: “Haasten jullie je maar niet. Ik blijf in de winkel want mijn kantoor is ingenomen door die politieagent voor de gesprekjes die hij met jullie wil hebben.”
Rein verdwijnt als een haas naar het magazijn. Even een sanitaire stop en opgelucht loopt hij naar de kantine waar Wouter juist met de afwas bezig is. Blij kijken ze elkaar aan. Het liefst wil Rein in zijn armen wegkruipen maar dat kan niet, Dus pakt hij de afdroogdoek en wil Wouter mee helpen, de vaat weg te werken.
“Ik zal je direct alles vertellen over wat er besproken is maar laat mij eerst de boel opruimen en eet jij dan intussen een boterham.”
Rein merkt nu pas dat hij honger heeft. Het is ook al kwart over één en zijn ontbijt was vanmorgen vroeg om acht uur. Een kwartiertje later is zijn honger gestild en Wouter uitgepoetst.
Die gaat naast zijn vriend zitten en geeft uitgebreid een verslag van de bijeenkomst:
“Karel is bij kennis, vertelde zijn broer, maar nog niet in staat om een gesprek te voeren. Hij weet absoluut niet wat er gebeurd is nadat hij “Het elfde Gebod” heeft verlaten. De broer heeft overigens met geen woord gerept over wat er in het eetcafé heeft plaatsgevonden.”
“Dus wij zijn niet ter sprake gekomen?” Wouter schudt zijn hoofd.
“Nee. De familie heeft besloten dat Mark zo lang Karel er niet is, diens plaats in neemt en Mark heeft daarmee ingestemd. De oudste broer heeft nog de hoop gehad dat een van ons iets meer kon vertellen en ik heb op het punt gestaan het hele verhaal van gisteren te vertellen maar ik besefte dat dit voor jou en mij niet te voorziene gevolgen zou kunnen hebben.”
Wouter stopt zijn relaas en kijkt Rein aan. Die heeft zonder iets te zeggen ingespannen zitten luisteren en vraagt dan:
“Wat moeten wij in hemelsnaam doen? Alles vertellen of onze mond houden. Als we openheid van zaken geven wordt het beslist een hele rel. Wij moeten dan met de billen bloot, Karel staat in de
kijker en niet zo mooi ook en aan de gevolgen voor onze baan durf ik helemaal niet te denken.”

Er wordt op de deur geklopt, Jasper komt binnen en sluit de deur zorgvuldig achter zich.
Hij stottert als hij begint te praten zo zenuwachtig is hij.
“Ik weet dat jullie in het eetcafé in het centrum hebben gegeten en dat Karel later bij jullie is aangeschoven. Nadat jullie ervandoor zijn gegaan heeft hij het op een zuipen gezet, anders kan ik het niet zeggen. Zowat stomdronken is hij toch in zijn auto gestapt en naar huis gereden. Daar kon hij nauwelijks de deur open krijgen en toen het uiteindelijk lukte viel hij languit voorover de gang in. De deur werd even later dicht geduwd maar bleef op een kier staan. Ik heb er nog over gedacht hem goed dicht te trekken maar durfde niet, bang dat Karel mij zou ontdekken. Dus ben ik maar naar huis gereden.”
Stomverbaasd en met open mond kijken Rein en Wouter hem geschrokken aan.
“Jullie hoeven niet bang te zijn”, stottert Jasper verder, “ik heb niemand iets verteld, ook de politie niet. Ik durf niet want wie weet wat er boven mijn hoofd hangt als alles uit komt. Ik dacht vanmorgen ik vertel het aan Rein en Wouter, die zullen wel weten wat ik moet doen. Ik ben zo bang mijn baan te verliezen en ik werk hier zo graag.”
Het huilen staat hem nader dan het lachen. Wouter en Rein zitten nog steeds sprakeloos naar Jasper te kijken en Wouter denkt 'dit wordt mijn kortste baantje, ik vlieg er natuurlijk ook onmiddellijk uit als dit bekend wordt.'
“Hoe weet jij dat allemaal?” vraagt Wouter.
“Toen ik gisteren de zaak verliet zag ik jullie aan de overkant van de straat staan. Ik wilde naar mijn scooter lopen en zag ineens Karel in de schaduw, achter de eik hier voor de deur, staan. Hij stond naar jullie te kijken en heeft mij niet gezien. Ik was vreselijk nieuwsgierig wat er aan de hand was en heb op mijn beurt jullie drieën bespied. Toen jullie wegreden is Karel in zijn auto er achteraan gegaan. Ik heb mijn scooter gepakt en ben achter hem aan gereden. Afijn de rest van het verhaal ken je.”
Jasper had zich herpakt en neemt een kop koffie.
“Iemand van jullie misschien ook nog koffie?”
Rein en Wouter schudden allebei het hoofd: “Nee dank je.”
“Wat doe ik nu?” Jasper kijkt Wouter vragend aan. ”Ik moet terug naar de winkel.”
“Voorlopig niets en Jasper denk erom, zeg ook helemaal niets hierover tegen de politie”.
Jasper knikt en vertrekt opgelucht, blij dat hij die agent niet het verhaal moet vertellen. Hij zou zich dood schamen over zijn nieuwsgierigheid.
“Wat zeggen wij zo dadelijk als we door die agent ondervraagd worden?” Rein kijkt naar Wouter.
“Ik denk dat we het hele verhaal maar moeten opbiechten. Er zit niets anders op. Doen we dat niet en komt alles uit, waar je donder op kunt zeggen, dan zijn we zeker de klos. Vertellen we het hele verhaal dan heb je kans dat er begrip is voor ons en er geen nare gevolgen van komen. Kijk, onze relatie is volgens mij toch al geen geheim meer. Jasper is op de hoogte maar ik heb ook sterk de indruk dat Mark iets door heeft. Niet voor niets heeft hij ons de gelegenheid gegeven nu samen alleen te zijn.”
“Dus spelen we open kaart en krijgt de agent het hele verhaal van a tot z van ons te horen.” zucht Rein, “jij denkt dat het beter is dan onze mond houden.” Wouter knikt.
Rein ziet er tegen op maar is wel blij dat hij nu weet wat hem te doen staat.
Hij legt zijn hoofd op de schouder van Wouter maar schiet meteen weer rechtop als er voetstappen klinken. De deur gaat open en in de opening staat de politieagent.
“Wie van jullie tweeën gaat met me mee?”
Rein staat: “Ik.”
“Succes” roept Wouter hem achterna en hoopt dat ze de goede beslissing hebben genomen met te besluiten alles te vertellen. Hij zet de twee koffiekopjes op het aanrecht en loopt door het magazijn terug naar de winkel. Het is druk. 'Gelukkig' denkt hij, 'heb ik geen tijd om te lopen doemdenken. Hij moet wel Jasper nog inlichten over hun besluit.

deel 10

Wie heeft kunnen denken dat het begin van hun vriendschap zo hectisch zou verlopen. Wouter heeft Rein gevraagd na het eten naar hem toe te komen. Het is half acht als hij voor de deur staat. Rein is eerst naar huis gegaan waar zijn moeder, als hij binnen komt, hem onderzoekend aankijkt:
“Is er iets jongen, je ziet zo wit?”
Hij knikt en vertelt haar het hele verhaal, daarbij die delen weglatend die bij zijn moeder argwaan kunnen wekken en eindigt met:
“Vindt u het goed dat ik vanavond naar een collega ga?”
Zij begrijpt dat hij behoefte heeft om over zo'n ingrijpende gebeurtenis na te praten en zegt: “Natuurlijk knul, naar wie ga je toe?”
“Oh, naar Wouter, een nieuwe collega, hij heeft gevraagd of ik vanavond wilde komen.”
“Ga jij je maar opknappen dan zorg ik, als je beneden komt dat je eten klaar is.”
Met twee treden tegelijk schiet Rein naar boven. Heerlijk, kan hij de hele avond bij Wouter zijn. Bij de gedachte alleen al voelt hij een kriebeling in zijn maag. Als hij snel is kan hij nog een douche nemen. Opgefrist en met een lekker luchtje stapt hij even later de keuken in.
“Nou nou, het lijkt wel of je naar een afspraakje moet.”
Hij krijgt een kleur: “Nee hoor”, roept hij net iets te hard en gaat gauw aan de tafel zitten waar zijn moeder het eten al heeft klaar staan. Die denkt er zo het hare van en neemt zich voor hem de komende tijd wat meer in de gaten te houden. Ze ziet dat haar zoon eigenlijk geen rust heeft om kalm te eten. Ze zegt er maar niets van als hij zijn eten min of meer naar binnen schrokt.
”Nee” een puddinkje na, hoeft hij niet. Hij geeft zijn moeder een vluchtige kus op haar wang, gilt met zijn hoofd door de keukendeur gestoken: “Daaaag papa.” en is verdwenen, zijn moeder in twijfel achterlatend.
Zou hij een vriendinnetje hebben? Dat kan hij toch gewoon vertellen. Waarom verschuilt hij zich achter het smoesje dat hij naar een collega gaat. Hij hoeft haar toch niets voor te liegen.
Zij gaat zijn vriendinnetjes na of er een tussen zit waar ze zich van kan voorstellen dat hij met haar iets heeft. Peinzend ijsbeert ze door de keuken. Nee ze kan niemand bedenken Dan staat ze ineens stil en realiseert zich plotsklaps helder en duidelijk dat ze op een verkeerd spoor zit. Het angstbeeld waar ze al heel lang mee rondloopt en dat ze steeds maar wegduwt, doemt levensgroot voor haar op. Haar enige zoon is niet naar een 'zij' maar naar een 'hij'. Zoonlief heeft haar verteld dat hij naar een collega ging maar dat was natuurlijk om haar niet achterdochtig te maken. Hij heeft glashard gelogen. Hij is naar een vriendje en waarschijnlijk is die collega het vriendje. Ze pakt een stoel en gaat zitten. Ze kan het niet langer ontkennen. Een koude rilling schiet door heel haar lijf. Ze is er altijd bang voor geweest. Ze roept naar haar man dat ze boven gaat strijken en besluit nog niets tegen hem te zeggen. Diep in haar binnenste zit nog de hoop dat ze het bij het verkeerde eind heeft. Nee, ze zal Rein vanavond eens goed aan de tand voelen. Als ze boven komt twijfelt ze maar stapt dan resoluut Reins kamer in. Dit heeft ze nog nooit gedaan. Ze doorzoekt minutieus zijn bureau, de kast en zelfs zijn tas om te zien of er ergens bewijs van haar veronderstelling te vinden is. Zorgvuldig legt ze alles precies terug zoals het lag. Haar hart klopt sneller. Ze probeert zich gerust te stellen door tegen zichzelf te zeggen dat ze het verkeerd ziet, dat hij meer met meisjes uitgaat dan met jongens, dat het echt alleen maar een collega is. De onrust blijft. Ze doet de deur van zijn kamer zachtjes achter zich dicht en gaat naar haar strijkkamertje. Als een automaat werkt ze het strijkgoed weg. Ze bidt dat het niet waar mag zijn. Tegen half elf gaat ze naar de keuken. Rein kan ieder moment thuiskomen. Verstart door de spanning gaat ze aan tafel zitten, haar handen onder de tafel, samengeknepen. Haar man zit voor zijn laptop, ze hoeft niet bang te zijn dat hij in de keuken komt.



Rein ligt languit op de bank, zijn hoofd in de schoot van Wouter, die zachtjes door zijn haren strijkt. Soms glijdt zijn hand over Reins bovenlijf. Rein zucht . Ze nemen uitgebreid het hele gebeuren nog eens door. Het gesprek met de agent is goed verlopen en ook erg meegevallen. Rein heeft wel het gevoel, dat de agent al op de hoogte was van wat er gebeurd is in het eetcafé.
“Zou Jasper dan toch door de knieën zijn gegaan en zijn aandeel opgebiecht hebben?” Ze kijken elkaar aan.
“Ik kan het niet geloven”, zegt Wouter. “Niemand heeft Jasper gezien en zijn verhaal is niet van wezenlijk belang. Daarom hebben wij gezegd dat hij beter zijn mond kon houden en daar was hij het helemaal mee eens.
“Wacht, zegt Rein plotseling, maar Jasper weet waarom de deur op een kier stond. Dat zou wel eens de gedachte aan een misdrijf kunnen wegnemen. Nu denkt men dat er iemand binnen is geweest”.
“Verdraaid daar hebben we niet aan gedacht.”
“Dan zal hij alsnog zijn verhaal moeten vertellen.”
“Ik zie morgenvroeg wel een mogelijkheid om hem apart te nemen”, zegt Rein, “Er is nog een zending kleding binnengekomen dus vraag ik Mark wel of hij het goedvindt dat Jasper me helpt.”
“Nu houden we erover op”. Wouter buigt zich voorover en kust zachtjes Reins lippen. Die wil nog wat zeggen maar krijgt de kans niet meer nu Wouter, met zijn tong het hem onmogelijk maakt. “Ik houd van je”, fluistert die tussen twee kussen door. “Ik wil je nooit meer kwijt en hij trek hem stevig tegen zich aan. Hij voelt dat Rein ook opgewonden is. Hij houdt zich niet langer in. Ze zijn er allebei aan toe. De kamer om hen heen vervaagt en beide gaan ze op in hun liefde voor elkaar..

“Wat wil je drinken?” zegt Wouter even later, nog nagenietend. Ze besluiten om een wijntje te drinken waarop Wouter Rein met zachte drang van zijn schoot duwt en voor de drank gaat zorgen
en proberen de rest van de avond niet meer aan de nare toestand te denken maar telkens zweven sombere gedachten als een kille wind door de kamer.
Om half elf maakt Rein aanstalten om te vertrekken. Bij de deur verliezen ze zich in een laatste kus en dan zet Wouter hem resoluut de deur uit. Hij weet dat Rein anders thuis gedonder krijgt en dat is er al genoeg. Met een laatste kushand zwaait hij uit. Dan loopt hij terug naar zijn kamer. Het is er ineens koud en ongezellig nu Rein er niet meer is.

Rein heeft geen haast om thuis te komen. Zo hard als hij straks reed op weg naar Wouter, zo langzaam peddelt hij door de late avond. Hij hoopt dat zijn ouders voor de TV zitten en meer interesse hebben voor hetgeen er daar te zien is, dan voor hem. Hij moet er niet aan denken om eindeloze vragen van zijn moeder te moeten beantwoorden. Ze kan zo vreselijk door zeuren over iets waar ze nieuwsgierig naar is. Hij is dol op zijn moeder maar in die situaties kan hij haar wel wat doen. Hij rijdt de straat in en ziet dat het licht in de keuken is aan. Het betekent dat zijn moeder in de keuken en dat voorspelt weinig goeds. Als hij zijn fiets heeft weggezet en langs het raam van de keuken naar de buitendeur loopt, wordt zijn vermoeden bewaarheid. Aan de keukentafel zit, kaarsrecht, mama en haar houding laat niets te raden over.

Gesloten