Donkere dagen dl 1 t/m dl 3

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Hans Bernard
Berichten: 378
Lid geworden op: zo 07 dec 2008, 01:13
Vul het getal in: 0
Locatie: Heemskerk

Donkere dagen dl 1 t/m dl 3

Bericht door Hans Bernard » ma 09 dec 2013, 00:51

Donkere dagen © Hans Bernard

deel 1

Als de trein vaart mindert en alle aanwezige reizigers aanstalten maken om uit te stappen heeft Rein nog geen idee hoe de vork aan de steel te steken. Snel pakt hij zijn tas en schuift achter de rij aan naar de uitgang. Met een sprongetje staat hij op het perron, om zich heen kijkend waar de twee knapen zijn gebleven. Ha, daar ziet hij ze. De ene loopt met flinke passen naar de roltrap, die naar de uitgang leidt, terwijl de knapste van de twee op zijn gemak naar de andere kant van het perron loopt. Als in een droom loopt hij hem achterna. Mijn hemel wat heeft die jongen een prachtig lichaam. Rein kan zijn ogen niet van hem afhouden en loopt zo met zijn hoofd in de wolken, dat hij niet in de gaten heeft dat het lekkere stuk voor hem is blijven staan en hij tegen hem op botst. Met een vuurrood hoofd mompelt hij een excuus en weet niet hoe snel hij zich uit de voeten moeten maken. Achter hem klinkt een schaterende lach. Rein kijkt om en ziet de jongen hartelijk lachen. De knaap komt nu op hem toelopen: "Het kan de beste overkomen, liep je te dromen dat je mij niet zag. Wacht ik zal me eerst eens netjes voorstellen: Wouter."
Rein staat met zijn mond vol tanden en het duurt even voor hij er in slaagt om zijn stem niet te laten overslaan als hij zegt: "Rein". Verder komt hij niet want in zijn hoofd is het een kolkende massa. Wat een stomkop is hij eigenlijk. Nu staat hij bij de jongen waar hij meteen helemaal weg van was en gedraagt hij zich als een klein kind dat zich geen houding weet te geven. Wouter echter neemt het initiatief: Ik nodig je uit voor een kop koffie in de stationsrestauratie. Alsof hij op wolken zweeft
loopt Rein naast Wouter. Waar heeft hij dit aan te danken? Altijd al heeft hij gehoopt om op een goede dag tegen zo'n stuk aan te lopen en zie zijn wens is uitgekomen, letterlijk en figuurlijk. Opnieuw voelt hij het bloed naar zijn gezicht stijgen en timide stap hij achter Wouter het stations café in. Daar zitten ze beiden, wat onwennig, tegenover elkaar. Wouter kijkt stiekem naar Rein, die aandachtig de stationsrestauratie in zich opneemt. Rein heeft wel eens een blik geworpen door de ramen, vanaf het perron maar is nooit binnen geweest. Het hoge plafond en de lange smalle ramen met de beelden er tussen geven het geheel een chic aanzien. Jammer dat het er zo rommelig is. Zijn gedachten dwalen weg terwijl hij fantaseert over Wouter. Wat een aardige lieve knul. Leuk ook dat hij meteen door hem op een kopje koffie getrakteerd wordt. Hij kijkt naar Wouters kleren, niet bepaald C&A. Een mooie strakke blauwe spijkerbroek met een ruiten bloes en een leren jack. Gaaf hoor. Zijn kapsel is volgens de laatste trend aan de zijkanten hoog opgeschoren met bovenop een kuif. Hij kijkt verzaligd voor zich uit terwijl hij van zijn espresso geniet. Wouter vraagt zich nog steeds af of toeval bestaat. Is het niet onvoorstelbaar dat hij nu meemaakt waar hij vannacht van droomde. In zijn droom liep hij per ongeluk tegen een knaap op, die tegelijk met hem de trein uit stapt. Eenzelfde type als Rein , met wie hij nu koffie zit te drinken. Het belooft een mooie dag te worden en hij heeft zin met die knappe kerel tegenover hem er een gave dag van te maken. Nu maar hopen dat hij ook mee wil. Behoedzaam zet hij zijn kopje neer en haalt adem om Rein te vragen vandaag met hem mee te gaan als een groepje jongelui luidruchtig het café binnenkomt.
“Dat zijn er beslist twee die het met elkaar doen”, roept er eentje uit de groep. “Zullen we ze eens een lesje leren?” klinkt het uit een andere mond. Wouter, beslist geen vechtersbaas, kijkt hulpeloos naar Rein, die zich behoorlijk kwaad maakt. Dan gaat opnieuw de toegangsdeur open en de spoorwegpolitie komt binnen. De beheerder van de koffiebar zag de bui al hangen en heeft onmiddellijk alarm geslagen. In zijn tent geen polonaise. De rust is meteen teruggekeerd en weer wil Wouter Rein een dagje mee uit te vragen. Opnieuw lukt het niet want Rein zoekt zijn mobieltje dat muzikaal laat weten dat er iemand aan de lijn hangt: “Met Rein”. Het is de zaak waar men wil weten waarom hij er nog niet is en wanneer ze hem kunnen verwachten. Waarom weet hij niet maar Rein verzint ter plekke een smoes en zegt vandaag niet aanwezig te zijn. Een kort protest aan de andere kant maar Rein kapt vriendelijk en kordaat het gesprek af. “Zo, zegt hij, ik ben vandaag vrij , wat zullen we eens gaan doen?” Wouter kijkt hem stomverbaasd aan, is dit de verlegen knaap van daarnet?
Rein heeft zijn besluit genomen op het moment dat Wouter hem zo hulpeloos aankijkt. Ook hij schrok van het groepje dat hen aansprak. Echter allerminst bang uitgevallen, zou hij erop los geslagen hebben. Gelukkig dat de restauratiehouder meteen ingegrepen heeft. Rein knipoogt naar Wouter: “Dat telefoontje was van de zaak waar ik werk. Ik had er vanmorgen extra vroeg moeten zijn. Ik ben verkoper in een herenmode zaak dus je begrijpt dat ik ze wel met een probleem heb opgescheept nu ik zomaar vrij genomen heb. Bovendien is er een vacature dus nu zijn ze vandaag maar met drie verkopers.”
“Is het dan wel verstandig wat je gedaan hebt?” Wouter kijkt naar Rein, die opeens beseft dat hij wel erg onverantwoordelijk en oncollegiaal gehandeld heeft. Voor de zoveelste keer die morgen begint hij te kleuren. Wouter vindt hem zo helemaal een lekkere vent als hij zo verlegen kijkt. Hij wil het Rein niet moeilijk te maken en hem wel uit te nodigen voor een gezellig dagje uit samen, maar niet vandaag. Eerlijk gezegd heeft hij ook een afspraak voor een sollicitatiegesprek en wordt het zo langzamerhand tijd dat hij een baantje vindt. Hij vertelt dat hij door zijn ouders het huis is uitgezet nadat hij hen verteld heeft dat hij op jongens valt. Gelukkig heeft hij onderdak kunnen vinden bij een oud klasgenootje, Ellen, waar hij voorlopig mag blijven tot hij erin geslaagd is een baantje te vinden. Vandaag heeft hij een afspraak bij een supermarkt die vakkenvullers vraagt. Rein hangt aan zijn lippen. Dit kan niet waar zijn het lijkt alsof ze al jaren bevriend zijn. Dit is een geschenk uit de hemel, want Rein is er van overtuigd dat Wouter een voortreffelijke verkoper zal zijn bij hun in de zaak. Als hij Karel, de bedrijfsleider, nu maar zo ver krijgt dat hij Wouter als sollicitant wil ontvangen want er is al een keuze gemaakt uit de brieven die afgelopen week binnen zijn gekomen.
“Zou je niet bij ons willen komen werken?"
Wouter kijkt verrast naar Rein: “Zou dat kunnen?”
“De sollicitatieprocedure is al wel gestart maar ik kan onze bedrijfsleider vragen of jij er tussen geschoven kunt worden".
“Ik heb wel enige ervaring want in mijn studententijd heb ik vakantiewerk gedaan bij V & D op de herenmodeafdeling,” zegt Wouter.

deel 2

Opgewonden lopen ze even later het station uit op weg naar de zaak waar Rein werkt. Als ze de straat inlopen waar de herenmodezaak is gevestigd vallen beiden stil, ieder met zijn eigen gedachten. Rein hoopt maar dat Karel een goede bui heeft al vreest hij voor het ergste. Hij zal wel een uitbrander krijgen omdat hij er niet was vanmorgen en bovendien ook nog eens zomaar vrij heeft genomen. Hij beseft ook, dat het wel vreemd is om een jongen, die hij nauwelijks kent, zomaar mee te nemen om hem een baantje te bezorgen. Wouter mag er dan prima uitzien en een bijzonder aardige kerel zijn maar wat weet hij eigenlijk van hem. Rein duwt de deur van de winkel open. Voor hij binnen stapt, keert hij zich om naar Wouter. Misschien is het verstandig als jij niet meteen meegaat. Hier om de hoek zit een coffee corner waar je op mij kunt wachten. Wouter begrijpt dat het beter is als Rein eerst de zaak kan uitleggen. Hij knikt en Rein ziet hem naar de hoek lopen. Voor hij de hoek omslaat kijkt hij nog even en zwaait. Rein loopt de winkel in, zijn hart klopt in zijn keel. Geen van zijn twee collega's zijn in de zaak. Hij loopt door naar het magazijn, waar het kantoor van de bedrijfsleider is en zich ook de administratie en een kleine kantine bevinden. Uit het kantoor komt gelach en Rein klinkt dat als muziek in de oren. Het humeur van de bedrijfsleider staat dus niet op onweer. De deur van het kantoor is open en Rein klopt netjes als hij binnen gaat. Karel hangt in zijn bureaustoel, de handen achter zijn hoofd gevouwen, te praten met Arjan, die met één bil op de hoek van het bureau zit.
“Zozo, daar hebben we onze Rein, toch maar gekomen” klinkt het niet onwelwillend .
“Goede morgen, kan ik je even spreken”.
“Ga zitten en vertel”.
Rein steekt van wal en doet verslag van zijn ontmoeting. Het valt Karel op dat hij wel erg enthousiast over die Wouter praat maar het is een hele serieuze en verantwoordelijke kerel die al vaak heeft laten zien verstandige beslissingen te nemen.
“Ga hem maar halen dan kan ik zelf beoordelen of je het goed hebt gezien”.
Rein verlaat opgelucht het kantoor en loopt snel naar de coffee corner. Onderweg laat hij zijn gedachten nog eens gaan over het onderhoud dat hij met Karel heeft gehad. Toch wat vreemd dat die helemaal niet boos is en nauwelijks iets gezegd heeft over zijn gedrag van deze morgen. Als hij langs het raam van de corner loopt, ziet hij Wouter aan een tafeltje zitten met een beker koffie en steekt hij zijn hand op. Hij gaat naar binnen, waar men hem vriendelijk gedag zegt. Hij is trouwe bezoeker. Op de vraag wat hij wil drinken, zegt Rein dat hij niets wil en dat hij zijn kennis komt halen, die daar aan een tafeltje zit. Wouter is al opgestaan en samen lopen ze de corner uit terwijl Rein opgewonden vertelt over het gesprek met Karel . Wouter is een en al stralende glimlach bij zoveel meeval. Vol verwachting gaat hij achter Rein de kledingzaak binnen. Tjonge wat een prachtige winkel en wat een schitterende kleding. Achter de toonbank staan de drie collega's van Rein en Wouter pikt er meteen de bedrijfsleider uit. Hij geeft netjes een hand.
“Als jij nu aan het werk gaat,” zegt Karel tegen Rein, “dan neem ik onze vriend mee voor een gesprekje. Teleurgesteld gaat Rein zijn jas weghangen. Hij had gehoopt bij het gesprek te mogen zijn. Niet dus. De bel gaat, een nieuwe klant komt binnen. Vooruit, werk aan de winkel.
Karel zakt in een stoel van het zitje op zijn kamer en veegt de zweetdruppeltjes van zijn voorhoofd. Allerlei gedachten schieten door zijn hoofd. Hij is van slag door die Wouter. Wat moet hij in hemelsnaam beginnen. Om beurten strijden zijn gezonde verstand en zijn gevoel om de voorrang. Het ene moment ziet hij voor Wouter best een baan in het verschiet hier in de winkel, het volgende ogenblik weet hij dat hij met zo'n besluit zich heel wat problemen op zijn nek haalt.
Hoe lang zal hij zich kunnen bedwingen en Wouter niet laten blijken dat hij hem buitengewoon aantrekkelijk vindt. Voor zijn personeel is hij een ongetrouwde kerel, die daar vrede mee heeft en een aangenaam leventje leidt met een hoop kennissen en vrienden en nog altijd hoopt de vrouw van zijn dromen tegen te komen. Het feit dat men zijn ware aard niet kent geeft Karel een fijn gevoel en wat hem betreft mag dat nog jaren zo blijven. Zakelijk gezien heeft hij geen enkele reden om Wouter, de beste kandidaat voor de vacature, niet aan te nemen. Hij pakt nog een kop koffie als hij de winkelbel hoort en getraind op dit geluid weet hij dat hij naar voren moet om in de zaak te gaan helpen. Gauw een slok, een blik in de spiegel om te zien of hij er onberispelijk uitziet en Karel verlaat zijn kantoor. Hij dwingt zich niet langer aan het gesprek te denken en met een glimlach loopt hij naar de klant die zojuist binnen gekomen is. Gaandeweg de morgen wordt hij rustiger en besluit er nog eens goed over na te denken. Rein probeert Karel te pakken te krijgen om hem te vragen hoe het gesprek met Wouter verlopen is. Vreemd, het lijkt wel of Karel hem opzettelijk mijdt. Van zijn gezicht valt niets af te lezen. Dan maar wachten tot zijn pauze. Hij hoopt dat Wouter in de coffee corner zit. De uren duren eindeloos en hij kan nauwelijks wachten tot het half één is en hij weg mag.
Eindelijk is het zo laat. Op een holletje loopt hij naar de coffee corner maar tot zijn teleurstelling is Wouter er niet. Manon, die hem meestal bedient, komt naar hem toe en duwt een briefje in zijn hand. Als Rein op zijn vaste plekje zit aan het raam, vouwt hij het stukje papier open.
'Rein, het gesprek is goed verlopen. Geen definitieve toezeggingen gekregen dus mijn sollicitatie bij de supermarkt maar door laten gaan. Probeer tussen de middag weer hier terug te zijn. Doeg, Wouter.'
Als hij het papiertje dichtvouwt en naar buiten kijkt, ziet hij het lachende gezicht van Wouter. Een warm gevoel bekruipt hem.

deel 3

Wouter schuift tegenover hem aan het tafeltje. Beiden stralen en beginnen gelijktijdig te praten. Dan schieten ze in de lach.
“Laten we een voor een ons verhaal vertellen”.
“Begin jij maar, ik ben een en al oor”, lacht Rein.
Wouter doet uitgebreid verslag van het gesprek met Karel en zijn gesprek in de supermarkt.
“Wat denk je, maak je een kans?” vraagt Rein.
“Het gesprek liep voortreffelijk en ik kreeg sterk het gevoel dat Karel mij wel in de zaak zag staan. Ik dacht echter ook te merken dat er nog een probleem was maar daar heeft hij zich niet over uitgelaten. We zullen dus rustig moeten afwachten.”
Wouter legt even zijn hand op die van Rein: “Ik ben je zo dankbaar dat je gezorgd hebt dat ik bij jullie mocht solliciteren. Als het lukt zal ik je eeuwig dankbaar zijn. Mag ik je uitnodigen om vanavond bij mij te komen eten?”
Verdomme, Rein voelt zich opnieuw kleuren: “Graag, wat een verrassing. O jee, ik moet opschieten anders ben ik te laat terug in de zaak.”
“Ga jij maar, ik reken wel af.”
Snel worden adressen uitgewisseld en spreken ze af dat Rein om half zeven bij Wouter zal zijn.

Tot zijn schrik ziet hij, als hij de winkel binnen stapt, dat hij zeker vijf minuten te laat is. Als zijn bedrijfsleider ergens een grondige hekel aan heeft, is het te laat komen. Karels gezicht staat dan ook op onweer. Terwijl hij demonstratief op zijn horloge kijkt, zegt hij: “Ik verwacht je dadelijk op mijn kantoor.” Als Rein even later aanklopt, zit Karel een brief te lezen achter zijn bureau en zonder op te kijken zegt hij:
“Ga zitten.” Dan blijft het zeker wel enkele minuten doodstil.
Dan kijkt Karel op en zegt: “Wat is er tussen jou en die Wouter. Waarom wil je zo graag dat hij hier komt werken".
Rein heeft deze vraag absoluut niet verwacht en weet niet wat hij moet zeggen. Vermoedt Karel iets? Een ogenblik overweegt hij open kaart te spelen.
“Nou, geef eens antwoord”.
“Het lijkt mij een geschikte verkoper voor hier in de zaak”, mompelt Rein.
“Dat is alles”, vraagt Karel, waarop Rein hulpeloos knikt.
“Weet je zeker dat er geen andere reden waarom je zo graag wilt dat hij hier komt werken? Onthoud, relaties op de werkvloer zijn niet aan te raden, dat levert gegarandeerd problemen op. Dus als je van plan ben iets met die jongen te beginnen, blijft er maar een oplossing over: Jij blijft en voor hem is er geen plaats of ik neem hem aan en jij krijgt je ontslag". Verbijsterd kijkt Rein naar Karel.
Het blijft doodstil in het kantoor waar de laatste woorden 'jij krijgt je ontslag' nog dreigend naklinken. Rein begint zich erg ongemakkelijk te voelen, wat is de bedoeling van dit gesprek? Wil Karel hem alleen maar uit zijn tent lokken, bang maken of erger, wil hij hem kwijt? Hij raapt al zijn moed bij elkaar en zegt:
“Hoe kom je erbij dat ik iets wil met Wouter. Belachelijk. Ik ontmoet hem vanmorgen, we raken aan de praat en ik krijg het idee dat het een aanwinst kan zijn voor de herenmodezaak. En nu begin je ineens te dreigen met ontslag. Waarom in vredesnaam. Waaraan heb ik dit verdiend? Tijdens ons laatste evaluatie gesprek was je buitengewoon tevreden over mij. Dat zijn je eigen woorden". Rein begint zich nu op te winden. Karel heeft zijn verkoper nog nooit zo fanatiek horen praten. Langzaam begint hij te beseffen dat hij wel erg onbehoorlijk en onzorgvuldig tegen hem is geweest. Als Rein uitgesproken is maakt hij onmiddellijk zijn excuses voor de onterechte verdenkingen. Hij stelt voor dit gesprek als niet gevoerd te beschouwen en benadrukt nogmaals dat hij wel erg onheus tegen hem tekeer is gegaan. Intussen krijgt hij het steeds benauwder. Wat een oen is hij toch om zich zo tegen Rein te laten gaan. Als die maar niet in de gaten heeft dat hijzelf meer dan gewone belangstelling voor die sollicitant heeft. Hoe kan hij zo dom zijn om te gaan dreigen en waarom zo uitvallen over dat te laat komen. Hij wringt zich in alle bochten om de affaire recht te trekken. Gelukkig schijnt Rein niets in de gaten te hebben. Hij heeft zijn excuses geaccepteerd en vraagt hem nu wat hij met Wouter van plan is. Karel besluit ter plekke dat Wouter de baan kan krijgen als aan alle andere voorwaarden wordt voldaan.
“Ik zal morgen contact met hem zoeken en hem uitnodigen zodat alles afgerond kan worden.“
Rein kan wel juichen, dat is goed nieuws. Hij is trots op zichzelf dat hij zich niet in een hoek heeft laten drukken en ook wel enigszins verbaasd dat hij het zo helder en duidelijk heeft kunnen zeggen.
“Tevreden Rein?” Als die ja knikt zegt Karel: “Wel nogmaals bedankt voor zo'n goede medewerker, ga maar gauw naar de winkel want ik denk dat het erg druk is. Ik kom er ook zo aan.”
Rein staat op en krijgt als een soort bezegeling van hetgeen besproken is, een hand van Karel, die hem op een vreemde manier aankijkt. Waarom weet hij niet, maar Rein is er plotseling zeker van dat Karel ook op mannen valt en daarmee wordt het hem ook opeens duidelijk wat de oorzaak is geweest van zijn vreemde gedrag vandaag. Hij is dus niet als enige in Wouter geïnteresseerd er zijn meer kapers op de kust en dat kan de werkverhouding best wel eens gaan verstoren.

Gesloten