BLANCO deel 3
Een verhaal van Lucky Eye
Disclaimer:
Dit verhaal is niet gebaseerd op feiten. Elke overeenkomst met gebeurtenissen, personen, plaatsen en tijden berust dan ook op toeval.
Hoofdstuk 18
Midden in de nacht wordt Jasper wakker. Zijn mond is droog. Met zijn tong gaat hij langs zijn lippen maar het lijkt niets te helpen. Hij kucht. Nog een keer. De deur gaat open, het licht gaat iets aan en Jennie komt binnen. Ze vraagt hem of alles goed is. Ja? Waarom zou het niet goed met hem zijn? Haar antwoord verrast hem. Ziek geweest? Koorts? Ja, dan zijn die droge lippen ook heel goed te verklaren. Hij kijkt om zich heen. Zijn kamer is veranderd. Hij glimlacht. Het ziet er al een stuk beter uit. Het begint op een gewone kamer te lijken afgezien natuurlijk dan van het bed en al die medische dingen die er ook nog zijn. Dan voelt hij het slangetje in zijn neus. Hij vraagt Jennie wat het nut daarvan is en krijgt uitleg terwijl ze zijn temperatuur opneemt door de thermometer in zijn oor te doen. Jennie kan twee dingen tegelijk, zo blijkt. Terwijl ze praat, neemt ze zijn temperatuur op.
“38.5, meneer, en dat is een stuk beter dan het geweest is. Hoe voel je je?”
“Zweterig. Alles plakt.”
“En je lippen zien er niet uit. Voor je vriendje hoef ik ze niet in te smeren nu maar ik doe het toch.”
“Vonden ze het vervelend dat ik ziek was?”
“Bedoel je je familie?” Ze ziet hem knikken. “Ja, natuurlijk! Iedereen vond het rot voor jou. Ook de verpleging. We proberen hier mensen beter te maken en dan is een tegenvaller zoals dit altijd vervelend. Maar ja, je kunt in een ziekenhuis ook een griepje oplopen, verkouden worden of nog andere krijgen die je niet wilt.”
“Wat is het geweest bij mij?”
“Iets te veel inspanning.”
“Maar ik heb niets gedaan!”
“Fout, jongentje.” Jennie trekt een stoel bij en legt uit waar hij de fout in gaat volgens haar.
“Oh,” klinkt het op treurige toon. “Dus die ene nier kan ervoor zorgen dat mijn energiehuishouding flink in de war is.”
Jennie knikt. “Zeker in het begin. Je lichaam moet er als het ware aan wennen dat je maar één nier hebt.”
“Dus later gaat het wel beter?”
Om hier op te antwoorden vindt Jennie erg moeilijk. Ze kent verschillende verhalen. Sommige mensen kunnen met één nier een vrij normaal leven leiden en hun gewone levensstijl hervinden en anderen lukt dat niet meer, die moeten voorzichtig aan blijven doen.
“Nou?” reageert Jasper ietwat ongeduldig.
“Het verschilt. Ik ken verschillende ervaringsverhalen.” En ze vertelt hem wat ze, uit eigen ervaring, weet.
“Dus voetballen, ook als mijn benen het weer zouden doen, kan ik wel vergeten in de toekomst?”
“Ik denk dat Gerald je aan zou raden om een sport als voetbal te laten vallen.”
“Omdat het te vermoeiend is of omdat de kans op letsel te groot is?”
“Of je energiehuishouding weer op peil komt, zul je moeten afwachten. Het bezwaar ligt, lijkt mij in elk geval, in het laatste gedeelte van je zin. Voetbal is een contactsport en daarbij heb je eerder kans op een blessure. Als jij van een tegenspeler een beuk in je rug of in je buik krijgt, heb je kans op letsel aan je laatste gezonde nier. En dat is niet de bedoeling. Maar loop alsjeblieft nergens op vooruit. Ik denk dat het het beste is om af te wachten.”
“Ben ik mooi klaar mee dan!”
“Hè, niet meteen zo moeilijk kijken, Jasper! Niets is zeker. Voorlopig zul je het erg rustig aan moeten doen. Geef je lichaam de kans om zich aan te passen aan de nieuwe situatie en kijk later verder.”
“Maar ik heb haast niets gedaan en toch oververmoeid!”
“Ja. Je lichaam kan nog niet alles aan. Heeft bovendien een aantal weken verplichte, volledige rust gehouden. Weet je nog?”
Ja, het begint Jasper iets te dagen. Misschien is het ook wel logisch en heeft het niets met die ene nier van hem te maken. Een paar weken lang hebben ze hem helemaal in slaap gehouden en ja, dan is het opstarten moeilijk en moet je dat heel voorzichtig doen. “Ik moet me dus voorlopig erg rustig houden. Is dat de boodschap?”
Jennie beaamt die conclusie en ziet dat het afgezakte gezicht van Jasper weer wat begint op te fleuren. Ze heeft het gevoel, noem het maar gek, dat hij het kan. Dat hij in staat is om deze tegenslag te overwinnen en zich te verweren tegen nieuwe op zijn pad liggende moeilijkheden. Hij is sterk.
---
Al vroeg in de ochtend is Marion wakker. Helder wakker. Eerst probeert ze nog weer in slaap te komen maar al snel heeft ze door dat dat niet zal lukken. De slaap is gewoon verdwenen en Klaas Vaak zal niet opnieuw langs komen. Martin ligt naast haar en is onrustig. Regelmatig draait hij zich van zijn ene op zijn andere zij. Daarbij snurkt hij luidruchtig. Wakker liggen vindt Marion niet erg maar in zo’n herrie, daar heeft ze het toch niet op. Ze streelt met haar hand over Martins rug. Ze bemerkt dat Martin tot rust komt en daarmee neemt ook het snurken af.
Een klein uurtje later wordt Martin wakker en ziet dat Marion haar kussens tegen de muur gezet heeft en rechtop zit. “Goedemorgen, schat. Ben je al lang wakker?”
“Een uur ongeveer. Heb jij nog lekker geslapen na dat oorverdovende gesnurk van je?”
Martin glimlacht. Tja, één van zijn onhebbelijkheden. Hij gaat rechtop zitten en buigt zich dan naar Marion om haar te kussen. Ze slaat haar armen om hem heen en trekt hem dicht tegen zich aan. Aan de manier waarop ze dat doet, weet hij dat ze met een iets zit. Marion heeft een bijzondere gave maar in de loop der jaren dat hij met haar getrouwd is, heeft hij bepaalde manieren van doen van haar leren herkennen. En dit is er één van. Dit weet ze niet alleen op te lossen, zo interpreteert Martin, en daarbij zal ze dus hem om bijstand vragen. Lang hoeft hij niet te wachten om te ontdekken waarover het gaat.
“Vandaag moeten we een beslissing nemen, Martin.”
Hoewel hij maar al te goed weet wat ze bedoelt, houdt hij het toch even af door te zeggen: “Wat bedoel je, schat?”
“Ben je helemaal wakker?”
“Ja, lief, maar waarover moeten wij een beslissing nemen.”
“Of we hier langer blijven of niet. Het zou voor een week zijn.”
“In eerste instantie, heeft Astrid gezegd volgens mij,” brengt Martin in. “Ze heeft ook gezegd dat we de tijd moeten ne… “
“Ja, ik weet het. Maar de kinderen moeten wel weer naar school. Ze moeten nog vier weken.”
“Maar dat hoeft toch geen probleem te zijn?”
“Natuurlijk niet! Ze gaan gewoon naar school!” klinkt het bits.
“Hè, schat, doe eens rustig aan,” zegt Martin en slaat zijn armen om zijn vrouw heen. “Ik bedoel helemaal niets met wat ik zeg. Het naar school gaan is geen probleem. Als we ervoor kiezen om hier te blijven kan dat ook geregeld worden, toch?”
“Wij zijn niet geboren met een zilveren of gouden lepel in onze mond, Martin Verhulst!”
Ineens weet Martin waar het probleem zit. Marion voelt zich wat ongelukkig met de situatie waarin alle middelen van één kant lijken te komen. “Laten zij je dat zo voelen of zit dat gevoel bij jou?”
“Bij mij natuurlijk. En ik weet dat ik me aanstel alleen… Het voelt zo vreemd. Ik doe al weken lang helemaal niets. Heb geen stofzuiger of stofdoek in de hand gehad, laat staan de afwasborstel. Alles wordt voor me geregeld en dat voelt niet goed. Ik… “
“Logisch, schat. Maar je redenering klopt niet helemaal. Je zegt dat je niets gedaan hebt maar dat is een grote onwaarheid. Vanaf het moment dat je naar de Wijheseweg toe rende ben jij steeds in touw geweest. Steeds bezig met van alles en nog wat.”
“Niet altijd hoor.”
“Hè, laat me eens uitpraten, zeg!” klinkt het met een olijke ondertoon, en verongelijkte gezichtsuitdrukking op het gezicht, uit Martins mond.
Marion moet glimlachen. Martin heeft met dat ene zinnetje het ijs bij haar gebroken. Terwijl hij uitleg geeft, weet ze zelf ook wel dat ze absoluut niet stil heeft gezeten. Al haar zorg is uitgegaan naar Jasper. En dat was ook nodig. Hij had dat nodig en ze had het absoluut niet anders willen en kunnen doen. En ook deze afgelopen week was het gewoon erg druk. Alle dagen twee keer naar Zwolle op en neer. Zorgen die er nog steeds zijn. Ook sinds gisteren weer. En ja, dan moet ze zelf niet moeilijk gaan doen. Daarop komt ook Martins redenering neer.
“Dus jij vindt dat we hier nog wat langer moeten blijven?”
“Het zou heel goed uitkomen om dat te doen. Pieter en ik werken flink mee bij de renovatie. Ik heb heel veel klussen uit mijn agenda kunnen overhevelen naar collega’s en heb nog maar een paar die ik echt zelf moet doen. En dat betekent dat ik bijna al mijn tijd kan besteden aan het werk hier en des te eerder dat klaar is… “
“Niet te snel gaan, Martin. Jasper komt pas hierheen als Gerald dat goed vindt. Hij komt niet zodra de verbouwing afgerond is.”
“Ik weet het. Maar ik hoop er wel heel erg op.”
Ze ziet de rimpel in Martins voorhoofd en de tranen die zich vormen in zijn ogen. Ze trekt hem heel stijf en heel dicht tegen zich aan. “Laat ze maar komen, schat. En het is goed om te blijven hopen dat Jasper toch eerder hier heen kan komen. Dan hebben we hem weer bij ons, nietwaar?”
“Ja! Dat wil ik zo graag.”
“Ik ook, lieverd. Dat zou prachtig zijn.”
“En dus,” zegt Martin terwijl hij zijn ogen droog veegt, “lijkt het mij beter om hier gewoon nog te blijven. Jij hebt dan alle gelegenheid om je volledig in te zetten voor Jasper en ik kan hier flink meehelpen en de klus zo snel mogelijk klaren. Niels en Robin moeten ook weer naar school en ik heb het idee dat Astrid en David hier echt niet weggaan. Dus moeten die twee naar Zwolle gereden worden en dan is het volgens mij een kleine moeite om die twee van ons ook mee te nemen en af te zetten.”
“Ja, ik maak problemen waar ze niet zijn, schat. Ik weet het.”
“En, schat, maak wat vaker gebruik van een chauffeur.”
“Hoezo? Er rijdt vaak genoeg iemand met me mee.”
“Je gaat ook nog vaak genoeg helemaal alleen, en het lijkt me beter om dat niet te doen. Laat een van de jongens voor je rijden. Ik weet het, het is niet de levensstijl die wij gewend zijn maar toch, maak er gebruik van.”
“Oké.”
“Denk trouwens dat Simeon ons absoluut niet zou willen laten gaan.”
“Hoe bedoel je?”
“Zoals ik het zeg. Simeon is veel te blij dat hij zijn bibliotheek kan laten zien. Uitvoerig kan vertellen over zijn hobby.”
“Heb je zijn vrouw al eens ontmoet?”
Martin vertelt dat de oma van Astrid en Pieter elke dag komt kijken bij de verbouwing. Elke dag maakt ze dan precies dezelfde opmerkingen. Hij glimlacht.
“Ze is echt heel erg aardig, Martin. Elke dag ga ik even de tuin in als zij er is om een praatje met haar te maken. Als ze zichzelf is, vraagt ze me hoe het met Jasper is. Dat vind ik zo mooi. Zo lief van haar.”
“Ja, dat is het.”
---
Gerald is er al op tijd. Met Linda, die nu een dagdienst heeft, loopt hij Jaspers kamer binnen en ziet dat de jongen ligt te slapen. Als hij en de verpleegkundige zich uit de voeten willen maken en al weer op de terugweg naar de deur zijn, wordt Jasper echter wakker.
“Niet weggaan! Wacht nog even alsjeblieft!” zegt de jongen met een slaperige en krakerige stem.
“We staan al stil hoor!” zegt Gerald en draait zich om. “Heb je lekker geslapen?”
“Ja. Heb van Jennie begrepen dat ik gisteren heel erg ziek was.”
“Klopt. Maar naar het zich nu laat aan zien, ben je al weer stukken beter.”
Terwijl arts en patiënt met elkaar praten, doet Linda haar werk. Ze opent de gordijnen, doet het licht uit, en neemt dan Jaspers temperatuur op.
“En hoe is de stand, Linda?” vraagt Gerald en krijgt dan de thermometer te zien. “Zo, dat is mooi. Je hebt nog maar net iets boven de 38.”
“Vannacht was het hoger,” stelt Jasper.
“Goed teken, jongeman.”
“Mag ik je nog wat vragen?”
“Altijd.” Gerald maakt het zich gemakkelijk en gaat op de rand van Jaspers bed zitten. De jongen vertelt hem dat hij het er vannacht ook al met Jennie over heeft gehad en vertelt dan zijn verhaal. De arts hoort hem aan en laat hem helemaal uitpraten. Ook Jennie’s antwoord krijgt hij te horen en als Jasper dan klaar is en er een punt achter zet, is het Geralds beurt om Jennie bij te vallen. Haar verhaal te ondersteunen en vooral Jasper ervan te proberen te overtuigen dat hij af moet wachten. Dat het nu nog niet gezegd kan worden hoe alles zich zal gaan ontwikkelen. Dat hij liever heeft dat Jasper niet meer gaat voetballen, zegt hij ook. En ook daarin steunt hij op Jennie’s uitspraak. “En?”
“Ik zal het ermee moeten doen. Het maakt me niet blij dat alles zo langzaam gaat maar… versnellen kan ik het ook niet.”
“Ook niet door niet te luisteren naar medisch advies. Je moet overdag zoveel mogelijk zien te rusten. Ook als jij je heel erg goed voelt. Rust is belangrijk voor je. Ga dus niet de grote, stoere jongen uithangen maar probeer steeds weer te rusten. Je ontspannen door wat te lezen, zie dat je een hele rij boeken hebt nu, is heel erg goed maar niet te lang. Zie je trouwens al wat beter met het geopereerde oog?”
“Ja, dat gaat echt al stukken beter!”
“Maar maak het niet te bont. Doe rustig aan.”
“Zal ik doen. Mag ik straks gedoucht worden want ik plak helemaal.”
Gerald kijkt naar Linda en ziet haar knikje. “Je verpleegster vindt het goed. Ik alleen maar als je mij met je hand op het hart belooft dat jij je rustig zult houden.”
Jasper moet lachen. Legt zijn hand op zijn hart en belooft het in een erg officieel klinkende bewoording.
---
Die zondagochtend begint het ontbijt heel erg onrustig. Op zondag is het de vaste gewoonte dat iedereen die op ‘Boschlust’ verblijft met de familie mee-eet. Dat geldt ook voor het personeel en daarom lopen Afie, Astrid en Marion af en aan om de tafel goed gevuld te krijgen.
Als het tijd is om aan te schuiven, en de jonge Tuinstra’tjes ontdekken dat oma ook mee zal eten, beginnen Niels en Robin erom te kibbelen wie van hen beiden naast haar mag zitten. Als Niels het verbale geweld in wil ruilen voor een rake klap, grijpt David nog net op tijd in. Hij plukt zijn jongste van de grond en plant hem stevig op de stoel naast Sam. “En hier blijf jij de rest van het eten rustig zitten, jongeheer! Brood eten met vork en mes is niet nodig maar gebruik je mes wel om je boterham mee te smeren!”
Niels vindt het allang goed. Hij vindt Sam leuk. Bovendien ziet hij dat opa aan de ene kant en de verpleger aan de andere kant van oma is gaan zitten. Dus Robin, die naast Maarten zit, ook lekker niet naast oma.
Het is een gezellig geroezemoes zo’n heel grote familie rond tafel. Rustig alle tijd om te ontbijten maar ook om allerlei dingen uit te wisselen met elkaar. Ook is er de gelegenheid om in een ontspannen sfeer het personeel bij te praten. Ze krijgen te horen hoe het met Jasper is en ook dat de familie Verhulst, iets wat Marion Astrid in de keuken verteld heeft, graag nog wat langer blijft op ‘Boschlust’. Die mededeling leidt er toe dat er vanuit het personeel applaus opklinkt.
Marion is hogelijk verbaasd. Astrid stoot haar aan en zegt: “Jullie hebben indruk gemaakt, zo lijkt het.”
“Ja, maar ik begrijp het niet.”
“Hoeft toch ook niet! Zie het als een stukje ondersteuning. Ze weten dat jullie het niet makkelijk hebben op dit moment en dit is hun manier om het te uiten: een hernieuwde verwelkoming hier.”
Het personeel gebruikt het ontbijt ook om de familie bij te praten. Al eerder heeft Harm Jan Glas met David over de gevolgen van de storm gesproken maar nu volgen de laatste details. Het onderhoudswerk is bijna gedaan, zo meldt hij. Een mededeling waarop Niels inhaakt door te vragen of er nu weer tijd is om mee te helpen met een nieuwe boomhut. Iedereen moet om de kleine jongen lachen maar een echt antwoord komt er niet.
Als het ontbijt ten einde loopt, vraagt Marion wie haar deze ochtend naar Zwolle kan rijden. Meteen gaan er diverse armen de lucht in. Astrid opmerking is heel gevat: “Ik weet dat de familie Verhulst populair is hier maar dit is wel heel erg overdreven, jongens!” En daarmee zorgt ze ervoor dat vier hoofden flink rood aanlopen.
---
Voordat Marion vertrekt, volgt er echter nog een flinke discussie binnen de familie Verhulst. Sam en Maarten willen allebei mee naar het ziekenhuis en protesteren hevig tegen het besluit van hun moeder om alleen te gaan.
“Maar hij was gisteren heel erg ziek. Dat weten jullie toch?” voert ze als reden voor haar beslissing aan.
“Ja, maar hij is nu misschien al stukken beter,” reageert Maarten meteen. Zijn moeder kijkt hem op de haar bekende, doordringende manier aan. “Nee, ik heb niets gezien. Ik weet niets,” zegt hij.
“En toen hij in het begin heel erg ziek was,” valt Sam haar broer bij, “mochten we ook altijd mee. Zaten we soms ook naast zijn bed zonder dat hij iets kon zeggen. Maar we waren er wel. En dat willen we nu weer!”
“Het is dus niet zo,” vraagt Martin terwijl hij zich richt tot zijn dochter, “dat je wilt dat Jasper met jou alleen praat om die donkere wolk weg te blazen?”
“Nee! Dat is het niet! Als Jasper niet kan praten is het ook goed. Nou ja… zo bedoel ik het niet. Dan is het niet goed. Dan is hij nog heel erg ziek. Nou ja… jullie weten wel wat ik bedoel, pap, mam. We willen er gewoon zijn. Hij is onze broer! We horen bij hem!”
“En dus ook als hij heel erg ziek is,” probeert Maarten zijn ouders over te halen. “En ik denk dat als Jasper wel met Sam kan praten, er ook anderen bij mogen zijn. Het is niet echt een geheim of zo. Toch? Sam?”
“Dat mag,” komt Sams reactie meteen. Het maakt haar niet uit. Als haar moeder erbij blijft, kan ze in elk geval de tijd goed in de gaten houden zodat zij niet te lang met Jasper praat, als het al kan.
“Oké, dan gaan we met z’n drieën. Pap gaat later vandaag, zo hebben we afgesproken.”
---
Als ze de deur van Jaspers kamer voorzichtig openduwen en een stralende Jasper rechtop in zijn bed aantreffen, zijn ze enorm verbaasd. Marion weet echt niet hoe ze het heeft. Er komen tranen die ze rustig laat lopen. Ze voelt en weet, na de discussie van vanmorgen, dat ze zich voor de tweeling niet groot hoeft te houden. Ze loopt op Jasper toe en drukt zich tegen hem aan.
Jasper voelt hoe ze schokt en trilt. “Hè, mam! Alles is weer goed. Nou ja, bijna goed. Ik heb nog maar heel iets koorts. Ik mocht zelfs onder de douche vanmorgen.”
“Echt?”
“Ja! Ik plakte helemaal en Gerald en Linda vonden het goed. Dus nu ben ik weer helemaal lekker schoon.”
“Je ruikt lekker, schat! Kijk, ik heb het kleine grut ook meegenomen.”
“Dat is mooi, jongens! Zijn jullie uitgespeeld op ‘Boschlust’?”
“Echt niet!” klinkt het uit twee monden tegelijk en dan beginnen ze druk te praten over wat ze allemaal aan het doen zijn en wat er allemaal nog gedaan moet worden. Hun nieuw te bouwen boomhut maakt daarvan een groot deel uit.
Marion hangt haar jas op en laat de twee hun gang gaan. Even de spanning van de vorige dag weg laten ebben door te laten zien dat hun grote broer, die zo belangrijk voor hen is, er weer is. Dat hij weer aanspreekbaar is. Ze gaat zitten en luistert naar het gesprek tussen de drie. Af en toe glimlacht ze om Sams grote stelligheid en Maartens voorzichtigheid. Als het gesprek dan stokt, valt ze in en zegt dat Sam ook nog iets te bespreken heeft maar dat het niet al te lang meer mag duren.
Sam vraagt of ze bij Jasper op het bed mag zitten. Ze kijkt eerst haar moeder en daarna haar grote broer aan.
“Hè! Dat moet je Jasper vragen hoor! Daar ga ik echt niet over.”
“Mag het?”
“Tuurlijk. Maar we maken geen kermis van het bed!” Jasper ziet zijn zusje lachen en begrijpt dat ze heel goed weet wat hij bedoelt. Als ze dan rustig naast hem zit en hij een arm om haar heen heeft geslagen, begint ze te praten. Eerst begrijpt hij niet waar ze het over heeft. Ze was kwaad op hem maar waarom, dat begrijpt hij niet.
“En waarom was je kwaad op Jasper, Sam?” regisseert Marion een beetje.
“Omdat je vertelde dat je op jongens verliefd werd. Daarom werd ik boos. Heel erg boos. En pap en mam stuurden me van tafel. Naar mijn kamer.”
“Oké. Wat vond je er niet goed aan?” wil Jasper weten.
“Euhhh… nou ja…Ken je Marloes?” Ze zit dat Jasper zijn hoofd schudt. “Die zit bij mij in de klas en die heeft een grote broer die net zo oud is als jij.” En dan ontvouwt Sam haar hele verhaal. Hoe in haar plaatje haar grote broer, net als die van Marloes, verkering zou krijgen met een meisje en hoe zij dan samen met dat meisje zou kunnen gaan shoppen en praten over mode, sierraden, make-up en zo.
“Ohh, en dat kon niet toen ik vertelde dat ik op jongens verliefd werd.”
“Ja, want ik ga echt niet met Pieter praten over dat soort dingen!”
“Nee, lijkt me niet handig. Pieter is daar helemaal niet goed in.”
“Nou, dat bedoel ik dus. En nou ja… het was gewoon stom, sorry mam, het was niet goed van me dat ik al die lelijke dingen tegen je zei.”
“En nu?”
“Nu moet ik het echt goedmaken met je. Ik heb je een berichtje gestuurd met paps telefoon. En daarin driemaal een x getypt. Pap zei dat dat kusjes zijn.”
“Ja. En dan is het toch goed?”
“Nee! Ik wilde jezelf vertellen hoe stom ik geweest ben! Ik had je nooit mogen uitschelden en zo en ik moet je zelf een kus geven en niet via een berichtje.” Jasper draait zijn wang naar haar toe en haar moeder waarschuwt dat de kus niet al te hard mag zijn en dan drukt ze haar lippen tegen Jaspers wang. Als ze de kus verbreekt, voelt ze dat ze helemaal gloeit. Het voelt heel erg goed ineens. Zo goed dat ze spontaan in huilen uitbarst.
En ja, dat heb je vaker met een tweeling, overkomt de een iets dan heeft de ander het ook zwaar te pakken. Ook Maarten begint te huilen. Marion trekt hem meteen bij zich op schoot. Met Jasper wisselt ze een knipoog uit, wetende dat nu alles goed is.
Als alle tranen geplengd zijn, stelt Marion voor dat de kinderen naar beneden gaan om een ijsje te eten. Dat vinden ze geen slecht idee. Ze nemen afscheid van Jasper en dan krijgt Sam het geld en vervolgens vliegen ze weg.
“Prachtig stel, die twee!” stelt Jasper en Marion knikt. “Wanneer komen mijn vrienden op bezoek, mam?”
Dan legt Marion uit waarom ze gisteravond besloten hebben om dat bezoek tijdelijk uit te stellen. Ze ziet een teleurgestelde blik op het gezicht van haar zoon verschijnen en vraagt hem of ze het anders hadden moeten doen.
“Nee. Ik denk dat jullie het goed gedaan hebben. Maar nu ik me zo goed voel, heb ik het idee dat… nou ja… misschien zouden ze vanmiddag toch even kunnen komen?”
“Weet je het zeker? Zou je niet liever nog wat wachten?” probeert Marion voorzichtig.
“Ik snap je bezorgdheid, mam, en die is ook terecht. Maar dit is iets wat ik wel heel erg graag wil. Ik wil ze niet alleen maar kennen van een foto, weet je. En… ze zijn belangrijk voor me. Altijd geweest, toch?”
Dat kan alleen maar bevestigd worden en daarom belt Marion met Martin om hem te vragen de plannen opnieuw te wijzigen. Als ze dat gedaan heeft, staat ze op en zegt dat ze afscheid gaat nemen maar daar is Jasper het nog niet mee eens.
“Even wachten nog. Hoe gaat het met mevrouw Van Heijningen?”
Marion gaat weer zitten en pakt Jaspers hand. “Het gaat goed met haar. Zo goed dat ik van jou naar haar toe ga en haar dan naar haar huis breng. Ze wil maar al te graag weg. Heeft het wel gezien hier.”
“Het spreekwoord van de oude bomen die je niet moet verplanten?”
“Een beetje wel. Ze is haar eigen kleine wereldje gewend en een ziekenhuis is niets voor haar. Iedereen is goed en vriendelijk hier hoor maar… het is allemaal te veel, te groot voor haar. Dat is ze niet gewend.”
“Mam, zou je haar even bij mij willen brengen voor dat je weggaat met haar? Ik wil haar graag leren kennen. Ze is heel belangrijk voor jou en… nou ja… dan ook voor mij toch?”
“Ja, dat doe ik graag.” En Marion laat er geen gras over groeien. Ze staat op en loopt naar de verpleegafdeling waar mevrouw Van Heijningen al op haar wacht. Ze handelt de nodige formaliteiten af, krijgt de nodige papieren mee en dan loopt ze met haar oude vriendin in de rolstoel terug naar de afdeling van haar zoon.
“Gaan we bij Jasper op bezoek?” vraagt de oude dame.
“Ja. Hij wil heel graag kennis met je maken.”
“Het is een lieve jongen. Altijd al geweest.”
“Dat is hij. We zijn er.”
Jasper ziet zijn moeder met mevrouw Van Heijningen in de rolstoel binnenkomen. Natuurlijk had hij zich een voorstelling gemaakt van haar maar die moet hij nodig bijstellen. Waar hij verwacht had een broos, klein vrouwtje te zullen zien, krijgt hij een stevige, statige dame te zien. Het hoofd fier rechtop. Helderblauwe, schitterende ogen die de wereld onderzoekend aankijken. En hem ook. Als zijn moeder haar naast zijn bed geparkeerd heeft, gaat ze zelf in de stoel bij het raam zitten. Ze laat hen alleen voor een hernieuwde kennismaking.
“Dag, Jasper.”
“Dag mevrouw Van Heijningen. Is alles goed met u?”
“Ja. Maar dat had ik eigenlijk eerst aan jou moeten vragen want ik mag vandaag al naar huis en jij nog niet.”
“Met mij gaat het wel. Mag nog lang niet naar huis maar… nou ja… dat is nou eenmaal zo.”
Marion ziet hoe er zich gaandeweg een heel gesprek tussen haar zoon en haar mentor ontwikkelt. Een dialoog over serieuze zaken, zoals haar bijzondere gave, maar ook over voetbal, vrienden, school en noem maar op. Heel veel komt er in een paar minuten langs. Zelf raakt ze afgeleid en in gedachten verzonken totdat ze ineens merkt dat Jasper haar met een paar grote, vragende ogen aankijkt.
“Wat zei u, mevrouw Van Heijningen? Ik heb het niet zo goed verstaan. Het spijt me.”
“Onweer, jongen. Droog onweer is veel gevaarlijker dan nat onweer.”
Nog steeds begrijpt Jasper niets van haar opmerking en dat vooral omdat die ineens midden in hun gesprek geplaatst werd. Ze had zijn hand beet gepakt en ineens was ze van ondewerp gewisseld.
“Vroeger was ik als klein meisje vaak bij mijn opa. Hij woonde op een boerderijtje vlak bij Giethoorn. In de zomervakantie logeerde ik daar dan weken achter elkaar. Elke dag met een boot het water op. Zwemmen. Een heerlijke tijd. Maar na een erg warme dag kwam er steevast onweer. Tegenwoordig onweert het zelfs midden in de winter maar dat was vroeger niet zo. Toen hadden we alleen maar onweer in de zomer en alleen als het heel warm was. Nou ja, misschien herinner ik het me allemaal niet zo goed meer. Weet niet. Wat ik wel weet is dat ik dan niet naar bed hoefde. En als ik al wel in bed lag, maakte opa me wakker. Dan mocht ik mee naar de keuken waar we samen bij de tafel zaten. Op de tafel stond dan opa’s kistje. Daarin zaten zijn belangrijke papieren. Hij vertelde dan altijd dat het wachten was op de regen. Droog onweer, onweer zonder regen, was volgens hem het gevaarlijkst. Als het eenmaal regende, dan was het gevaar geweken. Dan werd het kistje weer opgeborgen en ik weer naar bed gebracht. Maar… hoe kom ik nou op dit verhaal? We hadden het over heel iets anders.”
“Ik weet het ook niet meer, mevrouw Van Heijningen. Het was een mooi verhaal en dat is het belangrijkst.”
“Ja, jongen. En nu moet ik maar eens naar huis. Zul je goed voor jezelf zorgen, Jasper?”
Jasper voelt hoe haar ogen zich in die van hem boren. Een bijzondere vrouw. “Ja, dat zal ik doen, mevrouw.” Dan neemt zijn moeder afscheid van hem en als ze de rolstoel naar buiten manoeuvreert, zwaaien beide vrouwen bij de deur naar hem. De deur valt dicht. Hij glimlacht. De vreemde wending in het gesprek doet hem lachen. Van de hak op de tak, zo leek het. Het zal toch geen dementie zijn, vraagt hij zich dan ineens af.
Wordt vervolgd…
Reacties zijn welkom op de site maar ook via mijn mailbox: lucky_eye2@yahoo.co.uk
©Lucky Eye, januari 2013.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de houder van het auteursrecht.