BLANCO deel 3
Een verhaal van Lucky Eye
Disclaimer:
Dit verhaal is niet gebaseerd op feiten. Elke overeenkomst met gebeurtenissen, personen, plaatsen en tijden berust dan ook op toeval.
Hoofdstuk 16
Nog lang nadat zijn moeder en tante weggegaan zijn en hij het bed naar beneden heeft laten zakken, blijft er een glimlach op Jaspers gezicht zichtbaar. Een spoor van vreugde vanwege de laatste opmerking van tante Afie. Hij neemt de tijd om ervan te genieten maar is niet vergeten ook te rusten. Even moet hij languit. Dan ineens schiet hem te binnen dat hij opnieuw vergeten is zijn familie te vragen om de saaie ziekenhuiskamer wat op te vrolijken met spullen vanuit zijn eigen kamer thuis. Die ochtend waren zijn vader en David er geweest en toen was hij het vergeten en nu opnieuw! Is hij vergeetachtig aan het worden? Of is er een andere oorzaak? En wat nu? Even blijft hij languit liggen omdat hij het gewoon niet weet. Heeft hij een telefoon? Hij kijkt naar zijn kastje maar ziet niets liggen. Hij probeert bij het laatje te komen maar dat lukt hem niet. Verdorie! Wat nu? De alarmbel? Mag je die ook voor zoiets gebruiken? Lang denkt hij er niet over na. Hij drukt op de rode knop. Al heel snel gaat de deur open en meldt een voor hem nieuwe verpleegkundige zich. Er is wisseling van de wacht geweest, zo blijkt. “Heb ik een mobiele telefoon hier?”
“Moet ik even navragen. Eén momentje?”
Als ze terugkomt, zegt ze dat er eentje in zijn la moet liggen. Ze opent die en haalt de telefoon eruit om hem vervolgens aan Jasper te geven als die weer rechtop zit.
Jasper zet het apparaat aan en tikt zijn code in. Nog steeds vindt hij het merkwaardig dat hij dat soort dingen wel weet en niet wie zijn familie was. Maar ja… niet te veel aan denken. Hij kent ze nu gelukkig allemaal wel weer. De mobiele telefoon valt meteen weer uit. Batterij leeg.
“Wie wilde je bellen, Jasper?” vraagt Maria die met hem meegekeken heeft.
“Mijn moeder. Ze is hier net geweest en ik heb vergeten haar wat te vragen en vanmorgen mijn vader ook al. Ik ben vergeetachtig soms, zo lijkt het.”
“Geen wonder. Je hebt op z’n minst nog last van verschijnselen van een extreem zware hersenschudding en vergeetachtigheid kan dan heel goed voorkomen. Maar wat wilde je vragen?”
Dan vertelt Jasper van zijn ingeving om zijn kamer, die een praktische ruimte is, wat vrolijker te maken met dingen van thuis, als dat mag tenminste.
Maria geeft aan dat het geen enkel probleem is om zoiets te doen mits de ruimte rondom zijn bed maar goed te bereiken blijft voor de verpleegkundigen en artsen. “Weet je wat. Ik haal even een telefoon voor je dan kun je je moeder bellen en het haar voorleggen. Oké?”
Dat vindt Jasper prima. Als Maria terugkomt, krijgt hij een telefoon aangereikt. Hij weet het nummer van zijn moeder niet uit zijn hoofd. Hoeft ook niet natuurlijk want die staat in zijn adresboek op zijn mobiele.
Maria haalt het dossier erbij en leest het nummer voor.
Jasper tikt de toetsen in en hoort de kiestoon overgaan. Er wordt niet meteen opgenomen. Zijn fantasie gaat met hem op de loop. Hij kan zich heel goed voorstellen dat de zussen, zeker gezien de onthullingen van eerder die middag, zo druk met elkaar aan het kletsen zijn dat zijn moeder haar telefoon helemaal niet hoort. Of, en dat zou ook heel goed mogelijk kunnen zijn, zijn moeder rijdt en tante Afie zoekt zich nu, in de tas van haar zus, suf naar de steeds maar overgaande telefoon. Opnieuw moet hij glimlachen. De plaatjes in zijn hoofd zijn leuk. Dan krijgt hij zijn tante aan de lijn.
Als Afie doorheeft wie er belt, vraagt ze hem meteen of hij de datum van zijn huwelijk nu al weet.
“Nee, malle tante! Dat weet ik nog niet. Ik wil graag iets anders geregeld hebben.” Hij legt uit wat zijn bedoeling is.
“Oké, jongen. Ik zal er hoogst persoonlijk op toe zien dat jouw orders worden uitgevoerd.”
“Nou, zo bedoel ik het ook weer niet,” reclameert Jasper omdat hij absoluut niet als lastig en bestellerig wil overkomen.
“Laat maar, Jasper. Ik ben je aan het plagen. Samen met de anderen zal ik gaan kijken wat we kunnen doen. We kunnen natuurlijk niet alles verbouwen maar een beetje vrolijker maken, dat moet kunnen. Is morgen vroeg genoeg om daar mee te beginnen?”
Jasper vindt het goed. “Oh ja, nog iets. Ik heb vast wel een MP3 speler toch?” Jasper hoort hoe Afie met zijn moeder overlegt. Dan krijgt hij te horen dat die kapot is maar dat zijn moeder Pieter zal vragen een nieuwe voor hem te kopen. Een groet over en weer volgt en dan geeft Jasper de telefoon terug aan de verpleegkundige. Komt alles toch nog in orde. Hij bedankt Maria en belooft haar dat hij nooit meer voor zoiets op de alarmbel zal drukken.
“Stomme belofte, Jasper! Zoiets moet je juist wel doen! We weten allemaal heel goed dat jij heel veel dingen nog niet zelf kunt. En waag het dus niet te denken dat je lastig bent of zo. Heb je ergens hulp bij nodig, bel dan!”
***
Jasper heeft geprobeerd te slapen maar het wil niet lukken. Er zijn te veel gedachten. Prettige gedachten aan het huwelijk van zijn tante en Jan en dat van Pieter en hem waarover hij nog heel veel afspraken moet maken met Pieter. Maar er zijn ook minder prettige gedachten. Gedachten die hij eerder heeft gehad maar nog niemand heeft laten zien. Nou ja, niet helemaal waar. Jennie heeft er iets van gezien. Als de verpleging op een gegeven moment merkt dat hij wakker is, wordt er voorgesteld hem naar een onderzoek toe te brengen. Hij vindt het prima. Afleiding is prettig nu. Het gaat om een vaatonderzoek. De arts, of hoe zo iemand ook maar heet, gaat met een apparaatje al zijn bloedvaten langs van zijn hoofd helemaal tot aan zijn tenen. De vrouw praat veel en dat vindt Jasper prettig. Ze legt hem uit, dat ze aan het geruis van het bloed precies kan horen om welk bloedvat het gaat. Jasper vindt dat haast ongelofelijk. Oefenen, oefenen en nog eens oefenen, is volgens haar het middel om die kennis te vergaren. Ze vertelt dat ze tijdens haar opleiding haar familie, vrienden en kennissen gek heeft gemaakt door steeds maar weer op hen te willen oefenen. Hoe geïnteresseerd Jasper ook is, hij kan niet voorkomen dat hij in slaap valt.
Op de terugweg, wachtend voor de lift, wordt hij wakker.
Zijn begeleiders merken het op en vragen hem of hij nog te porren is voor een ander onderzoek.
Jasper heeft zo zijn bedenkingen en vraagt of het niet iets inspannends is.
“Je hoeft alleen maar je mond open te doen en een tijdje open te houden. Het gaat om dokter Van der Berg, de kaakchirurg. Hij wil je heel graag zien. Hij heeft een collega op bezoek en is zo trots als een pauw op dat wat hij met jou heeft uitgehaald en wil dat maar wat graag laten zien.”
Jasper vindt het goed en dus gaan ze niet de lift in maar blijven ze op de begane grond en rijden ze naar de polikliniek kaakchirurgie. Daar aangekomen merkt Jasper dat Van der Berg een enorm enthousiaste man is. Het is voor het eerst dat Jasper hem ziet. De man is al wel vaker bij hem geweest natuurlijk maar toen hadden ze Jasper nog onder zeil gehouden. De collega waar de verpleegkundigen het over hadden, is niet te zien. Van der Berg is naast enthousiast ook heel erg voorkomend. Hij vraagt Jasper eerst of het goed is dat een andere arts, eentje uit een ziekenhuis in Arnhem, ook eventjes meekijkt. Geen enkel probleem voor Jasper. Als de arts er is, is het even de vraag of Jasper in de stoel moet of dat hij in bed kan blijven liggen.
“Wat wil jij het liefst, Jasper?” vraagt een van zijn verpleegkundigen.
“Als het geen probleem is, blijf ik het liefste in mijn bed liggen. Mij uit bed halen en in een stoel zetten, is een heel gedoe. Ze hebben dat een keer eerder moeten doen bij de oogarts en hoewel ik niets hoefde te doen, stond het zweet me toen ik eenmaal zat overal. Dus blijf ik het liefst in mijn bed.”
De kaakchirurg vindt het geen enkel probleem. Er wordt een lamp aangeschoven en als Jasper vol in het licht is gezet, buigen de twee artsen zich over hem heen.
Nu begrijpt Jasper de opmerking van zijn begeleiders. Van den Berg is echt heel erg tevreden over dat wat hij met Jaspers gebit heeft gedaan. Ja, het is echt trots dat doorklinkt in zijn stem. Jasper ziet hoe ze af en toe even bij hem weggaan en foto’s aan de wand bekijken. Zijn dat foto’s van zijn gebit? Hoe het eruit zag toen hij hier binnenkwam? Hij is nieuwsgierig genoeg en vraagt ernaar. Het blijkt inderdaad zo te zijn.
“Later als je wat sterker bent, zal ik jou ook alles haarfijn uitleggen,” zegt Van der Berg. “Nu zijn we klaar en is het tijd voor jou om terug te gaan. Heb begrepen dat ik al inbreuk heb gemaakt op jouw rust en daar wil ik niet te lang misbruik van maken.” Hij geeft Jasper een erg stevige hand en ook de andere arts schudt hem de hand. Gelukkig wel wat minder hard. Als hij de poli uitgereden wordt, valt hij opnieuw in slaap om niet eerder wakker te worden dan dat hij moet eten.
***
Die avond gaan Pieter en Martin eerst samen naar het huis van de familie Van der Hulst aan de Jan van Arkelweg. Pieter heeft een nieuwe MP3-speler voor Jasper gekocht en samen zetten ze de muziekbestanden vanaf Jaspers computer, die hij daar netjes opgeslagen heeft in de map ‘mijn MP3’, over op het nieuwe apparaat. Daarna gaan ze naar het ziekenhuis. Pieter rechtstreeks naar Jasper en Martin eerst langs mevrouw Van Heijningen die vanochtend in het ziekenhuis is opgenomen omdat ze thuis was komen te vallen. Marion belt elke ochtend en avond met haar en vanmorgen vroeg kreeg ze ineens geen contact. Ze belde meteen het alarmnummer van Thuiszorg, die dagelijks komt kijken, en reed er zelf ook heen. Toen zij aankwam, was er al een arts. Die achtte het verstandig dat mevrouw Van Heijningen ter observatie werd opgenomen.
Als Pieter binnenkomt, vraagt Jasper hem meteen of hij alleen is gekomen of dat hij iemand in het restaurant heeft achtergelaten.
“Dat laatste mag toch niet meer van jou? En ik doe keurig wat jij zegt, schat.” Hij vertelt dat Martin meegekomen is maar dat die nu eventjes bij mevrouw Van Heijningen op bezoek is. Omdat Jasper eerst wil weten hoe het nu met haar is, vertelt Pieter hem dat wat hij weet. Als hij uitgepraat is en de MP3-speler aan Jasper wil geven, komt de jongen met een nieuwe vraag.
“Wat vind je ervan?” En daarbij wijst hij naar zijn hoofd zonder verband.
“Ja, wel even wennen maar het ziet er goed uit. Het belangrijkste vind ik dat het een goed teken is dat het verband er af is. Maar je bent wel een bijzonder joch.”
Jasper begrijpt het laatste wat zijn vriend niet en kijkt hem verbaasd aan.
“Ik ken je nog maar vijf weken en heb nu drie verschillende coupes van je gezien.”
“Echt?”
“Ja. Eerst je lange haar. Toen die woensdag voor hemelvaartsdag je korte koppie en nu dit.” Dan geeft Pieter hem de MP3-speler en zegt erbij dat het een cadeautje is. Het is duidelijk te zien dat Jasper er blij mee is. “Maar waarom mocht ik nou geen iPod voor je kopen?”
“Omdat die veel te duur zijn. Een gewone MP3-speler doet het prima.”
“Je moeder zei het me heel duidelijk toen ze me vroeg of ik er een voor je wilde gaan kopen. Ze kent je goed.”
“Ja. En jou ook denk ik. Als ik je zou vragen om een notebook, zonder daarbij iets te zeggen, kom je vast en zeker met een Apple aanzetten en die dingen zijn veel te duur.”
“Maar ze zien er wel heel erg mooi en strak uit!”
“Helemaal met je eens maar dat betaal je dan ook. Mij gaat het erom of iets werkt. En iets dat minder kost, werkt vaak net zo goed.”
“Je bent een bijzondere, Jasper. Vind je de ring die ik je gegeven heb niet te duur?”
“Je hebt me nooit verteld wat die gekost heeft, schat.”
Pieter glimlacht van oor tot oor. Hij is absoluut niet van plan dat te vertellen. “Die MP3 is een cadeautje nog voor je verjaardag. Kreeg een flinke sneer van Astrid dat ik de enige was die jou geen cadeau gegeven had voor je verjaardag.”
Die opmerking zorgt ervoor dat Jasper vreselijk moet lachen. Ja, hij mag zijn aanstaande schoonzus wel. Ze heeft het niet alleen tegen hem gezegd bij haar bezoek maar Pieter er ook daadwerkelijk op aangesproken, zo blijkt nu.
“Ja, lach maar jij! Ze was echt heel erg serieus hoor!”
“Ik weet het, lieve Pieter. Ze heeft het mij ook verteld en toen was ze ook al behoorlijk verontwaardigd. Maar ik vond het geen probleem hoor. Die ring is prachtig. En dat waar hij voor staat, is nog veel mooier. Daarover gesproken… “ En dan begint hij met Pieter te praten over hun komende trouwerij.
Pieter luistert vooral en begrijpt dat Jasper vastbesloten is om hun huwelijk, waarover hij schreef in die prachtige brief van hem, niet uit te laten stellen doordat hij nu in het ziekenhuis ligt. Natuurlijk heeft Pieter zijn bedenkingen. “Maar kan het dan wel?”
“Het hoeft niet morgen! En ook niet volgende week, hoor! Kan niet eens. We moeten nog in ondertrouw en daar zijn richtlijnen voor.”
“Echt?”
“Ja. Verschilt per gemeente. Dus dat is iets wat je zou kunnen gaan opzoeken.”
“Maar dan moet je dus naar het gemeentehuis om met zo’n ambtenaar van de burgerlijke stand te praten.” Hij ziet hoe Jasper knikt. “Maar dat kun je toch nog niet? En dat duurt misschien ook nog wel heel erg lang voor dat je zoiets kunt.”
“Waar een wil is, is een weg.” En dan legt Jasper uit dat trouwlocaties ook niet meer strikt gebonden zijn aan het gemeentehuis. Je kunt elke locatie uitzoeken om te gaan trouwen als je maar een verzoek indient daarvoor. En Jasper is van mening dat een dergelijk gesprek ook wel in een ziekenhuiskamer kan gebeuren. “En mochten ze dat niet willen, dan schuif je maar met wat geld!” zo besluit hij.
“Zo, en dan mag het wel ineens iets kosten? Wil ik een iPod voor je kopen krijg ik te horen dat het niet al te veel mag kosten en nu ineens wel?”
“Ja. Jullie barsten van het geld heb ik gehoord en Astrid… nee, dat zeg ik niet. Laat maar lekker. Vertel me eens hoe het komt dat jij niet zoveel met de zaak van je familie op hebt?”
Pieter doet zijn uiterste best het Jasper goed uit te leggen. Daarbij kiest hij zijn woorden zorgvuldig en is hij niet wars om ook over zijn gevoel te praten. Want voor hem is het toch vooral een kwestie van gevoel. Als laatste zegt hij dat hij er inmiddels wat genuanceerder overdenkt dan in het begin. Dat hij heus wel inziet nu dat hij een verantwoordelijkheid heeft. Het is tenslotte een familiebedrijf en hij is nou eenmaal lid van die familie. “Maar ga me niet vragen voor de een of andere functie in dat bedrijf zoals Astrid en David doen. Dat kan ik echt niet. Ik weet niet hoe je dat soort dingen doet. Ik werk liever met mijn handen.”
“Je kunt ook mooi tekenen heb ik gehoord. Neem je een keer iets voor me mee?”
“Ik heb mijn tekenboek bij me.”
“Mooi man!”
Pieter is blij met Jaspers enthousiasme en laat hem als eerste de schets zien die hij maakte op de ochtend na hun eerste ontmoeting.
“En toen had je me nog maar eenmaal gezien?” Hij ziet hoe Pieter enigszins verlegen knikt. “Het is werkelijk heel erg mooi. Knap dat je zoiets kunt, man! Zoiets zou ik dus echt niet kunnen.”
“Een kwestie van oefenen. Heel veel doen. Dingen uitproberen.”
“Ja ja, maar een zekere aanleg moet je ook hebben, volgens mij. En dat hebben jullie allebei dus. Meegekregen van jullie moeder, hè?”
“Ja. Zij heeft mij heel veel geleerd. Astrid schildert en tekent en ik teken. Schilderen duurt me te lang. Ben ik te ongedurig voor, denk ik. Maar… ik moet eerlijk zeggen dat ik het ook nog nooit heb geprobeerd. En ik werk heel veel met hout. Ik maak onder andere de lijsten voor Astrids schilderijen. Als je in een rolstoel mag, dan rijd ik je door het ziekenhuis omdat zij hier een expositie heeft. Maar… ik weet niet hoelang die er nog is.”
Jasper is van mening dat als de expositie niet meer zo lang loopt, hij ook wel in een bed rondgereden kan worden. Ze praten nog een tijdje samen maar de opnieuw drukke dag zorgt ervoor dat Jaspers ogen af en toe dichtvallen. Als Pieter er een opmerking over maakt, geeft hij toe dat hij erg moe is. Hij vindt het wel jammer dat zijn vader er nog niet is maar ja, zijn ogen nog langer openhouden is moeilijk. Ze kussen elkaar. Jasper wil nog iets met Pieter bespreken maar is daar ook niet helemaal zeker van. Het lukt in ieder geval niet meer. Hij is te moe.
Een laatste lange kus voor die dag en dan stapt Pieter op. Hij trekt zijn jas aan en als hij zich bij de deur omdraait, ziet hij dat Jasper al slaapt.
***
Jennie is terug voor de nachtdienst. Als eerste gaat ze op haar ronde bij Jasper langs. Heel voorzichtig opent ze zijn deur maar als ze ziet dat hij nog klaarwakker is, laat ze haar voorzichtigheid varen en begroet ze hem vrolijk: “Hè! Heb je me gemist?”
“Echt wel.”
Hardop vraagt ze zich tegenover Jasper af of haar collega’s hem wel goed verzorgd hebben.
Jasper geeft aan daarover geen klagen te hebben maar dat hij toch heel blij is dat zij er weer is. De vraag of ze tijd heeft om even te praten, stelt hij meteen daarna.
Het is haar duidelijk dat hij ergens mee zit. “Natuurlijk. Maar eerst even overal kijken. Ben met een minuut of vijf terug. Lukt het je om wakker te blijven?”
Jasper knikt. Dat zal wel lukken. Hij is hartstikke helder in elk geval. Pieters bezoek was heel erg leuk. Heel erg fijn om met elkaar over hun plannen te praten en ook dat er nu echt stappen ondernomen worden. Voor hem hoeft het niet een groot feest te worden. Zijn kleine familie, die van Pieter, wat vrienden van beide kanten, dat is genoeg. Maar misschien moet Pieter vanwege dat familiebedrijf wel meer mensen uitnodigen, heeft hij sociale verplichtingen. Nog eens navragen of dat zo is. Het kan allemaal klein en als het moet zelfs hier in het ziekenhuis. Een van de verpleegsters heeft hem vanavond verteld dat er een kerkzaal is in het ziekenhuis. Die zou je mooi kunnen gebruiken voor de plechtigheid. Nou ja, niet al te ver vooruitlopen. Stapje voor stapje. Eerst informatie inwinnen en dan verder kijken, neemt hij zich voor.
Het duurt Jennie iets langer dan de door haar genoemde vijf minuten maar als ze dan terug is bij Jasper neemt ze alle tijd voor hem en gaat ze op de stoel naast zijn bed zitten. “En vertel me eens, wat is er aan de hand.”
Nu hij er ineens over kan praten, valt het Jasper toch zwaar. Het is namelijk wel heel persoonlijk. Maar…moet je niet als je A gezegd hebt ook B zeggen?
“Vind je het moeilijk om erover te praten?”
“Ja. Het is nogal persoonlijk.”
“Oké. Heb je liever dat ik ernaar ga raden dan?”
“Nee, dat zou je niet lukken ook, denk ik. Het is best een gek onderwerp om met iemand over te praten.”
“Nou maak je het jezelf wel heel erg moeilijk denk ik.”
Jasper kan haar even niet volgen.
“Ik bedoel maar, dat je volgens mij altijd over alles moet kunnen praten. Als je jezelf daarbij barrières gaat opleggen, dan maak je het erg moeilijk voor jezelf. Praten is in heel veel gevallen een heel goede remedie en ik denk in dit geval ook. En ik kan goed luisteren, dat weet je.”
“Ja. Daarom wilde ik het ook met jou bespreken.”
“Maar nu twijfel je ineens.”
De jongen knikt. Hij weet het niet meer. Kun je zoiets wel met een verpleegkundige bespreken. Een vrouw. Misschien had hij er toch beter met Pieter over kunnen praten. Het blijft natuurlijk wel heel persoonlijk maar hij en Pieter… nou ja… zijn close. Erg close geweest zelfs en… Shit… waarom is het nou zou moeilijk.
“Is er de afgelopen dagen iets gebeurd? Is je iets opgevallen aan jezelf?” gooit Jennie een balletje op.
“Ja.” Toch maar praten dan. “Ik heb de laatste dagen iets opgemerkt. De eerste dagen dat ik wakker was niet. Heb ik er helemaal niet op gelet maar gisteren en vandaag merkte ik het wel op. Of beter gezegd, merkte ik het niet op.”
Er gaat Jennie ineens een lichtje op. De woorden die Jasper gekozen heeft, maken haar heel veel duidelijk: wel opgemerkt, niet opgemerkt. Een glimlach die ze voelt opkomen, onderdrukt ze. Zou ze die nu door laten breken, dan zou Jasper wel eens het gevoel kunnen hebben dat ze om hem lacht. Hem uitlacht, misschien. En dat wil ze koste wat het kost voorkomen. Bovendien, is dat niet zo. De glimlach ontstond alleen maar vanwege zijn woordkeuze. “Ik denk dat ik het weet, Jasper. Maar toch ga ik je vragen of ik het goed heb. Gaat het erom dat je de laatste dagen geen ochtenderectie hebt opgemerkt?” Dat haar conclusie juist is, blijkt voor haar heel duidelijk uit het rode hoofd dat Jasper krijgt.
“Ik schaam me echt dood!” zegt de jongen terwijl hij zijn handen voor zijn gezicht slaat.
Meteen staat Jennie op en trekt ze zijn handen terug. “Niet doen, Jasper. Je hoeft je daarvoor helemaal niet te schamen. Het is heel goed van je dat je let op dat wat er gebeurt in je lichaam. Zeker nu je ziek bent. Alles wat je opmerkt of niet opmerkt,” zegt ze terwijl ze hem recht in de ogen kijkt en nu wel een glimlach laat zien, “is belangrijk. Wij kunnen heel veel dingen aan jou zien. We zien het als je moe bent. Als je wat down bent. Als je… nou noem maar op. We hebben daarvoor geleerd. Hebben leren onderscheiden hoe een patiënt zich voelt. Maar, en dat is een heel grote maar, we kunnen lang niet alles onderkennen. En daarom is de samenwerking tussen degene die in het bed ligt en degenen die aan het bed werken, ik dus onder andere, heel erg belangrijk. Begrijp je dat? “
“Ja, ik weet het. Maar het is toch niet iets ernstigs, hè?”
“Ik denk het niet. Het heeft denk ik alles te maken met jouw conditie. Je bent nog steeds heel erg moe en dan functioneert je lichaam nou eenmaal niet zoals het doet als je fit bent. Ik ben getrouwd. Ben vreselijk gelukkig met Ralf. Helemaal niets te klagen. Nou ja, hij ruimt niet altijd zijn rommel op maar dat schijnt bij mannen nou eenmaal altijd zo te zijn, heb ik begrepen van mijn collega’s en vriendinnen.”
Jasper moet glimlachen.
“Herken je dat?”
“Ja, een beetje wel. Maar wat heeft je man hiermee te maken?”
“Op zich niets. Maar ik probeer je een voorbeeldje te geven. Nu wordt het intiem. Tijd voor de rode oortjes,” grapt ze. “Elke ochtend als ik naast hem wakker word, heeft hij een erectie. En als we tijd hebben, vul zelf maar in. Dat vertel ik je niet. Maar, en nu komt de crux van mijn verhaal, Ralf werkt met verstandelijk gehandicapten en heeft soms ook wel eens nachtdiensten. Meestal kunnen we het zo plannen dat we tegelijkertijd nachtdiensten draaien. Thuisgekomen praten we altijd eerst samen. Even dingen van ons af praten. Is het voor hem druk geweest die nacht, dan is die harde er bij het wakker worden niet. Dan is hij gewoon nog bekaf. En ook als hij eens doorzakt met zijn vrienden, wat hij af en toe nog wel eens doet, dan merk ik dat op. Of, anders gezegd, merk ik op dat hij er niet is. Geen kwestie van te veel drinken, want dat doet hij niet, maar gewoon moeheid.”
“Dus je denkt dat het bij mij ook een kwestie van vermoeidheid is?”
“Ja, dat denk ik wel. Maar, je zou er natuurlijk ook eens met Gerald over kunnen praten.”
“Denk dat die hetzelfde antwoord geeft als jij.”
“Zou heel goed kunnen maar houd het wel in de gaten. Je kust toch wel met je vriendje, hè?”
“Ja hoor, maak je maar niet ongerust. Bij ons zit het ook goed.”
“Wanneer kus je met hem?”
“Hè! Dat is persoonlijk hoor!” laat Jasper haar breed glimlachend weten.
“Als ik jou was, zou ik het moment van kussen eens goed uitkiezen. Wanneer je je fit voelt, bedoel ik. Maar dan niet alleen een klein kusje maar meteen lekker vol op de mond. Eens flink tongen met elkaar en dan eens kijken wat er gebeurt.”
Jasper begrijpt wat ze bedoel en ziet haar idee wel zitten. “Weet je dat je geweldig bent!”
“Ach, ja, af en toe heb ik mijn momenten.”
Wordt vervolgd…
Reacties zijn welkom op de site maar ook via mijn mailbox: lucky_eye2@yahoo.co.uk
©Lucky Eye, januari 2013.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de houder van het auteursrecht.