BLANCO deel 3 - hoofdstuk 15

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Lucky Eye
Berichten: 680
Lid geworden op: za 03 jan 2009, 19:35

BLANCO deel 3 - hoofdstuk 15

Bericht door Lucky Eye » do 10 okt 2013, 05:47

BLANCO deel 3

Een verhaal van Lucky Eye

Disclaimer:
Dit verhaal is niet gebaseerd op feiten. Elke overeenkomst met gebeurtenissen, personen, plaatsen en tijden berust dan ook op toeval.



Hoofdstuk 15

Op vrijdag 8 juni begint de dag voor Jasper heel anders dan de andere dagen. De verpleging maakt hem niet op het gebruikelijke, vroege, tijdstip wakker maar laat hem op aangeven van het afdelingshoofd slapen. Zij is van mening dat de vorige dag, met de ingelaste staaroperatie, iets te druk voor hem is geweest en gunt hem wat extra rust. De ingreep op zich is heel goed verlopen. Toen Jasper weggereden werd, was er heel veel spanning geweest bij hem maar de eerdere, grote angst was verdwenen. Met zijn moeder had hij afgesproken dat ze steeds tegen hem zou blijven praten. Marion had de arts ook gevraagd om, als het mogelijk was, steeds aan te geven waar ze me bezig was. Dat praten om hem heen was voor hem belangrijk geweest. Zo had hij het gevoel dat hij er was. Dat hij helemaal niets miste. Terug op zijn kamer, met het linkeroog afgeplakt, was hij doodmoe geweest. Was ook het idee opgekomen dat hij zich vreselijk had aangesteld. Marion en Astrid hadden hem dat uit het hoofd weten te praten. ‘Niets aangesteld!’ had Astrid gezegd. ‘Je hebt alleen maar heel erg duidelijk aangegeven dat je angst voelde.’ En daar was volgens hen beiden niets mis mee. Hij vindt ze allebei ongelooflijk fijne mensen. Mensen die je niet laten vallen. Mensen bij wie je eigenlijk nooit kan tegenvallen.

Als ze hem dan toch wakker maken, lijkt er haast bij te zijn. Niet één of twee maar wel drie verpleegkundigen rennen rond zijn bed. Er wordt gevraagd of hij moet plassen, ja dat moet hij, hij doet een plas, hij wordt uitgekleed, hij wordt gewassen, hij wordt aangekleed en tegelijkertijd wordt zijn bed verschoond, en pas als zijn ontbijt klaar is, wordt het rustiger in zijn kamer omdat twee van de drie zich uit de voeten maken. Janneke Holwerda zit klaar om hem te voeren maar dat wil Jasper niet.

“Vandaag wil ik het zelf proberen!” geeft hij aan.

“Maar we hebben wat haast vanmorgen, Jasper. Dokter Van Nijvelt is al op de afdeling en Barbara zorgt ervoor dat jij als laatste aan de beurt bent maar… “

“Ik ga me echt niet haasten met het ontbijt hoor! En zeker niet voor een dokter! Bovendien eentje die ik helemaal niet ken! Wil je me de lepel geven? Alsjelbieft?” Jasper hoort hoe Janneke nog wat tegensputtert maar trekt zich daar niets van aan. Hij krijgt de lepel en steekt hem in het spul op zijn bord - dat uit een pakje vermengd met geprakte banaan - om dan heel voorzichtig de lepel naar zijn mond te brengen. Hij merkt dat hij trilt maar het lukt. Hij moet erom glimlachen. Een overwinning behaald! Vandaag voor het eerst zelf gegeten. Nou ja… de eerste lepel is gelukt. Ook de tweede en derde gaan goed. Hij ziet hoe Janneke ondertussen regelmatig op haar horloge kijkt. Zat van haar nerveuse gedoe, en zelf ook toe aan een pauze om zijn spieren wat rust te gunnen, legt hij na acht scheppen zijn lepel neer. “Is dokter van Nijvelt een man of een vrouw?”

“Een vrouw. Hoezo?”

“Een Kenau dan?”

“Nee! Ze is echt heel erg aardig.”

“Maar waarom dan al dat gestress? Ik snap het niet!”

“We weten wanneer de arts komt voor de ronde en dan moeten de patiënten klaar zijn voor onderzoek en Barbara koos er vanmorgen voor om jou te laten slapen. Tot het laatste moment!”

“Oh, en door die keuze van Barbara is het nu dus stressen.”

“Ja! Maar… wij waren het er wel mee eens hoor. En bovendien zou je helemaal klaar zijn als je je door mij liet helpen met het eten. Dat deed je gisteren ook, toch?”

“Ja. Maar ik wil, als ik het idee heb dat ik dingen zelf kan, dat ook proberen. Is daar iets mis mee?”

“Nee,” klinkt het met iets van spanning in de stem van Janneke.

“Als ik maar door eet, bedoel je zeker.”

Janneke glimlacht. “Nee, dat was niet mijn bedoeling. Sorry. Het is al goed. Doe het op jouw manier.”

Jasper is blij dat de spanning die hij heel duidelijk gevoeld had wat uit de lucht is nu en gaat verder met eten. Nog steeds gaat het goed. Maar de korte pauze lijkt hem weinig goed gedaan te hebben. De spieren in zijn arm lijken heel langzaam vol te lopen met cement en daardoor wordt hij steeds zwaarder. Als hij merkt dat hij begint te zweten, laat hij zijn poging voor wat het is en geeft Janneke aan dat hij graag geholpen wil worden. Niet omdat hij mee doet aan het gestress maar omdat hij moe is, geeft hij aan.

Janneke heeft nog maar net een paar lepels aan haar patiënt gevoerd als er op de deur wordt geklopt en het afdelingshoofd, Barbara Tiemens, met drie anderen binnenkomt. Ze staat op, veegt Jaspers mond schoon en zegt tegen hem dat ze later verder zullen gaan. Zijn bord zet ze op zijn kastje neer.

Waar Jasper had verwacht dat de arts zich aan hem zou voorstellen, elke arts had dat tenslotte tot nu toe altijd gedaan, doet deze dat niet. Ze gaat op de stoel bij het tafeltje bij het raam zitten en neemt een toekijkende rol aan. Hij vindt het maar vreemd en weet niet wat hij ervan moet denken. Nou ja, misschien wel helemaal niets.

“Goedemorgen, Jasper. Ik ben Frederik,” zegt een van de anderen terwijl hij Jasper een hand toesteekt. Dit is mijn collega Annemieke.” Een tweede hand volgt. “Wij zijn beiden arts in opleiding en onze begeleider is dokter Sabine van Nijvelt.”

De hand van Frederik voelt klam aan. Jasper begrijpt nu waarom dokter Van Nijvelt op enige afstand is gaan zitten. Ze wil kijken hoe haar leerlingen het doen. De klamme hand van Frederik is waarschijnlijk het gevolg van spanning, zo interpreteert hij.

“Hoe gaat het met je? En dan ben ik benieuwd naar wat jij er zelf van vindt en niet wat de verpleging erover zegt. Dat kunnen we wel lezen in je status.”

Een mooie, directe aanpak vindt Jasper. Inwendig moet hij glimlachen omdat hij het idee heeft dat hij zelf bezig is met de beoordeling van de komend arts. Gauw loslaten, want hij heeft een andere rol in deze scene. ““Euhh… nou ja… het is nog niet veel soeps, hè! Ik kan nog verrekte weinig. Vanmorgen voor het eerst zelf begonnen met wat oplepelen van mijn ontbijt maar… dat gaat me niet helemaal lukken.”

“Omdat?”

“Ik heel snel moe word. Zojuist voelde het alsof mijn arm vol begonnen te lopen met cement.”

“Hij werd dus zwaar.”

“Ja. Steeds zwaarder en dan ga ik zweten en… “

“En dat zweten moet je dus zien te voorkomen! Zover mag je het eigenlijk niet laten komen. Het is heel goed dat je zelf dingen wilt doen maar… “ En dan volgt er een heel lange preek waarom Jasper zich nog heel erg lang zal moeten ontzien. Eraan zal moeten wennen dat hij zich met van alles en nog wat zal moeten laten helpen. “De verpleging en verzorging zijn er niet voor niets!” zo besluit Frederik zijn toespraak.

Even is Jasper terug bij zijn korte woordenwisseling met Janneke. Heeft hij dat goed aangepakt? “Ik weet het. Maar als ik denk dat ik iets kan, mag ik het dan wel proberen?”

Frederik vindt het geen probleem maar wijst er wel op dat Jasper dan heel erg goed op zijn lichaamssensaties moet letten. Bij het minste of geringste teken van vermoeidheid, is het volgens hem beter om meteen te stoppen. Kleine stapjes zijn volgens hem het beste. “En met heel veel kleine stapjes, kom je net zover!” zegt hij concluderend.

Ineens neemt Annemieke het over tot Jaspers verbazing. Heeft dokter Van Nijvelt een teken gegeven of zo? Of is het vooraf afgesproken wie wat zou gaan doen. Ze begint Jasper allerlei vragen te stellen. Hoe slaap je? Hoe is het met plassen? Hoe is het met je ontlasting? Ben je onrustig? En zo volgen er nog heel veel vragen. Jasper laat het rustig over zich heen komen en geeft antwoord. Als hij het even niet weet, en soms gebeurt dat, kijkt hij naar Janneke en Barbara in de hoop dat ze voor hem zullen antwoorden en dat doen ze.

Een opmerking van de arts in haar stoel geeft het derde deel van hun bezoek aan: lichamelijke controle. Janneke maakt Jaspers pyjamajas open en dan krijgt hij twee stethoscopen na elkaar op zijn lichaam gedrukt. Hij merkt hoe de twee studenten hun bevindingen met elkaar vergelijken en daarna doorgeven aan Barbara die aantekeningen maakt. Ook de polsslag wordt door beiden genomen. Dan stelt Frederik voor om het verband rond zijn hoofd te verwijderen om de wond te bekijken.

“Heb je het zelf al eens gezien?” vraagt hij.

“Ja hoor. Dinsdag nog.”

“Ik neem aan dat het toch wel dagelijks verschoond is!”

“Zeker wel maar ik had er niet altijd zin in om het te zien. Vandaag wel dus als ik een spiegel mag.” Jasper krijgt een spiegel aangereikt van Janneke. En als zijn hoofd uitgepakt is, houdt zij er ook een achter zijn hoofd zodat hij de wond ook daar kan bekijken. “Dat is wel even wennen zo zonder beschermend verband.”

“Dat is het zeker maar ik ben van mening dat het er heel goed uitziet. Sabine, wil jij ook even kijken misschien?”

“Ja, dat vind ik interessant,” zegt dokter van Nijvelt. “Altijd benieuwd om te zien wat een collega van mij ervan gemaakt heeft.”

Gedrieën kijken de medici ernaar.

Het lijkt Jasper toe dat ze prima tevreden zijn en dat blijkt ook zo te zijn.

“Annemieke, mag ik jouw idee hierover horen?”

“Het ziet er heel erg goed uit,” antwoordt ze aan Van Nijvelt. “Zo goed dat ik zou willen voorstellen om het verband weg te laten. Tenminste, als onze patiënt het ermee eens kan zijn.”

De directe blik op hem gericht uit drie nee vijf paar ogen, want de verpleegkundigen kijken hem ook aan, maakt dat Jasper zich even ongemakkelijk voelt.

“Als je het te eng of zo vindt, dan moet je het gewoon zeggen,” probeert Annemieke hem op zijn gemak te stellen. “Heb ook begrepen dat je bezoek krijgt van je broertje en zusje en misschien wil je daarom het verband er nog een tijdje op houden?”

“Nee, dat is het niet. Sorry. Van mij mag het verband eraf. Een wond heelt beter zonder verband, volgens mij. En eng vind ik het zelf niet. Denk ook niet dat Sam en Maarten het eng zullen vinden.”

“En je vriend?” vraagt dokter Van Nijvelt.

“Hij moet er maar aan wennen! Groeit er trouwens op littekens weer haar?”

Het antwoorden laat Van Nijvelt over aan Frederik die zegt: “Nee! Helaas niet. Draag je je haar kort, zoals ik, dan zul je het altijd blijven zien. Laat je het langer groeien dan… nou ja… dan kan een goede kapper er wellicht voor zorgen dat het allemaal wat goed valt… “

“En anders blijft het dus rond dat litteken alle kanten opspringen?”

Frederik geeft aan dat hij niet echt een deskundige is op het gebied van haar maar dat die kans er wel in zit. Dat het net zoiets is als met een kruin. “Ook dat is vaak op die plek moeilijk in model te krijgen en te houden.”

“Ach, mij maakt het niet uit. Heb wel begrepen dat ik aardig ijdel ben maar, wat maak ik me druk, ik heb al een vriend.” Jaspers nonchalante opmerking zorgt ervoor dat iedereen moet lachen.

Dan wordt de aandacht verlegd naar de kleine wondjes op zijn borst, de wond in zijn buik en die bij zijn knieën. Eerst worden ze vrij van verband gemaakt en dan zorgvuldig bekeken. Alles ziet er volgens de deskundigen goed uit. Het verbinden van de kleinere wonden op Jaspers borst is eigenlijk niet meer nodig maar Sabine van Nijvelt kent het verhaal er omtrent en kiest ervoor om die toch niet direct zichtbaar te maken.

Als alles is gecontroleerd, neemt Van Nijvelt de regie in handen. “Heb jij nog vragen voor ons, Jasper?”

Een vraag van Jaspers kant is er niet. Tenminste, hij kan er niet op komen op dit moment. De vermoeidheid begint langzamerhand zijn uitwerking te krijgen. De bekende man met de hamer is al langs geweest en heeft een eerste slag uitgedeeld en langzaam zakken Jasper ogen dicht.

Barbara verwijst de drie artsen naar de gang en nodigt hen uit om nog even wat na te bespreken met elkaar. Ze zorgt voor koffie en als ze zelf ook is gaan zitten, opent Sabine het gesprek door Frederik en Annemieke te vragen of ze bijzonderheden hebben opgemerkt.

“Krijgt de patiënt al fysiotherapie?” vraagt Annemieke.

Het afdelingshoofd geeft aan dat dat tot nu toe beperkt is gebleven tot massage. Op de intensive care hebben ze al wel gewerkt met elektrostimulatie van de spieren en het buigen van de knieën maar op de verpleegafdeling is dat niet meer gedaan vanwege Jaspers vermoeidheid.

“Wat vind jij dat moet gebeuren, Annemieke?”

Op de vraag van haar begeleidend arts geeft de arts in opleiding aan van mening te zijn dat uitbreiding van de fysiotherapie, indien mogelijk, overwogen moet worden. Met als doel het sterker maken van lichaam en spierweefsel.

“Tegenwerpingen, Frederik?”

“Nee. Niet echt. Maar ik denk dat alles wel heel voorzichtig moet gebeuren. We hebben gezien dat de patiënt heel snel moe wordt. Het mag niet zijn dat de fysiotherapie hem uitput.”

“Oké, ik zal voorstellen de fysiotherapie in werking te stellen,” richt Sabina zich tot Barbara. “Waarbij het jullie taak is om te zorgen dat Jasper zich niet te veel inspant. Hij mag niet moe worden! Frederiks eerdere opmerking over het eten, was juist geplaatst. Moe worden is uit den boze. Nog vragen van jullie kant?” gaat Van Nijvelt in één ruk door.

“In Jaspers status hebben wij geschreven,” zo zegt Barbara, “dat hij in de nacht van woensdag op donderdag pijn had in beide onderbenen. Hij heeft ons gevraagd hoe zoiets kan.”

“Moeilijk nog om daar een goed antwoord op te geven. Hij zit nog midden in de onderzoeksfase.” Ze vertelt haar leerlingen dat het voor het team geheel onverwacht was dat Jasper zijn onderbenen niet kan gebruiken. Scans en allerlei andere onderzoeken wezen daar niet op. Nu worden er opnieuw diverse onderzoeken gedaan. Meteen daarna komt haar vraag wat zij ervan denken.

Eerst kijken de twee naar elkaar. Dan komt Annemieke met het volgende: “Is het mogelijk dat het vergelijkbaar is met fantoompijn? Ik bedoel, zoiets komt ook vaak voor bij patiënten bij wie bijvoorbeeld een been is afgezet. Ze voelen soms nog pijn of jeuk of zo in het afgezette lichaamsdeel.”

“Ja,” vult Frederik aan, “de hersenen registreren als het ware nog gevoel in dat lichaamsdeel terwijl het er al niet meer is.”

“Zou heel goed kunnen. Maar, Barbara, laat het voorlopig maar bij een nog niet weten. Pas als alle onderzoeken gedaan zijn en alle resultaten binnen, dan kunnen we gezamenlijk een goed beeld krijgen. Een eerder antwoord is giswerk.”

Barbara vindt het prima en loopt, als de bespreking is afgerond, met de artsen terug naar het begin van haar afdeling. Ze sluiten het bezoek af met de belofte over en weer dat de gemaakte aantekeningen aan de diverse dossiers zullen worden toegevoegd.

Ongeveer een half uur nadat Van Nijvelt en haar stagiaries weggegaan zijn, kijkt Janneke even bij Jasper. Ze ziet dat hij nog steeds slaapt. Ze glimlacht. Dan ziet ze hoe er op zijn gezicht ook een glimlach verschijnt en dat hij wakker begint te worden.

“Ben ik nou alweer in slaap gevallen?” klinkt het krakerig.

“Ja, maar dat geeft niets. Zal ik je helpen met de rest van je eten of wil je het zelf doen.”

“Het doktersadvies luidt dat ik me moet laten helpen als ik moe word, en dus mag jij het doen. Ik hap wel.”

***

Na de middag slaapt Jasper heel erg lang.

Afie die op bezoek is, gaat rustig in de stoel bij het raam zitten en leest in het boek, geleend uit de biblioheek van Simeon, dat ze meegebracht heeft. Af en toe staat ze op en loopt naar het bed om naar Jasper te kijken. Hij slaapt heel erg rustig, zo heeft ze het idee. Ze ziet de ring aan zijn vinger. Ze glimlacht. Gevoelens die nog maar kort geleden echt ontwaakt zijn, schieten door haar hoofd en in gedachten dwaalt ze af. Ja, het voelt goed zoals het nu is. Nee, het is goed, verbetert ze zich zelf.

“Wat sta je daar te dromen?” vraagt Jasper als hij wakker begint te worden.

“Sorry, lieve jongen, ik had niet door dat je al wakker was.”

“Nog niet helemaal. Ben bezig met het zwemmen van de diepte naar de oppervlakte en dat is een heel eind soms.”

“Neem je tijd, Jasper.”

De jongen is echt niet van plan zich te laten haasten. Iedereen heeft het hem keer op keer op het hart gedrukt dat hij rust moet nemen en voorzichtig moet zijn met zichzelf en dat moet hij ook, zo weet hij maar al te goed. Vanmorgen voelde hij zich eerst een heel flinke vent toen hij een paar lepels van zijn bord naar zijn mond kon brengen, maar hij weet nu dat het maar een begin is. Een klein stapje. En ook weet hij dat het nog wel even zal duren voor het hem zal lukken zijn bord zelf helemaal leeg te eten. Haasten heeft geen enkele zin. Zou er alleen maar toe leiden dat alles nog langer gaat duren. Dat heeft hij al overvonden aan zijn hand en een ezel stoot zich in het gemeen niet twee keer aan dezelfde steen. Hij wil, als het kan, hier snel mogelijk weg maar is realistisch genoeg om te weten dat het nu nog lang niet kan. “Ik ben er,” zegt hij als hij klaar is met zijn gedachten en wakker genoeg om zijn tante te begroeten.

Afie buigt zich naar hem toe en kust hem. Ze voelt zijn droge lippen tegen haar wang. “Hé, zal ik die even voor je insmeren?” Ze wacht niet op een antwoord maar pakt meteen de vaseline en doet wat op zijn lippen.

“Ze hebben het druk hier. Niet iedereen denkt erom dat regelmatig te doen. Jennie wel toen die dienst had. Die kwam regelmatig even binnenzetten om te kijken hoe het met mijn lippen was.”

“Het is soms best een heksenketel hoor, zo’n ziekenhuis!” weet Afie maar al te goed uit de jaren dat ze er zelf in één werkte.

“Ga zitten,” nodigt Jasper haar uit en als ze dan zit, komt hij meteen met een vraag: “Wanneer ga je trouwen?” De blik die op haar gezicht verschijnt, kan hij echter niet peilen. En dat zorgt ervoor dat hij gaat twijfelen aan dat wat dacht te hebben gezien. “Of gaan jullie samenwonen?” Nog steeds volgt er geen woordelijke reactie van zijn tante. Het lijkt alsof ze helemaal niet aanwezig is. Kleur genoeg op haar gezicht, dat wel, maar haar ogen staan glazig. “Of,” probeert Jasper nog een keer haar aan het praten te krijgen, “is het alleen nog maar dat jullie verliefd op elkaar zijn. Tante Afie? Tante Afie?”

Pas bij de tweede maal dat Jasper haar naam roept, schrikt ze op en komt ze weer tot zichzelf. Eventjes was ze er helemaal niet. Verzonken in gedachten. Rottige gedachten uit het verleden die nu plaats hebben gemaakt voor plezierige over het heden. Maar toch… toch wil ze het nog geen woord hebben. “Hoe kom je erbij dat ik ga trouwen!”

“Nou ja, ik heb dan wel geen bijzondere gaven zoals mijn moeder en Maarten maar toch, toch heb ik iets bijzonders gezien.”

Natuurlijk wil ze weten wat en waar. Op Jaspers vraag geeft ze hem het digitale fotolijstje aan dat op het kastje naast zijn bed staat. Ze ziet hoe hij op een knop drukt en dan op nog veel meer zo lijkt het haar toe. Dan verschijnt er als bij toverslag een triomfantelijke glimlach op zijn gezicht.

“Kijk dit is er één van een hele serie. Kijk je even mee?”

Dat doet ze. Ze ziet foto’s van Jaspers verjaardagsfeest voorbij komen maar een toelichting geeft haar neef haar niet. “En op grond waarvan meen jij nou dat ik ga trouwen?”

Jasper begrijpt dat dat het laatste woord is dat ze gehoord heeft en herhaalt dat het ook samenwonen of gewoon verliefd zijn, kan zijn. Maar omdat zij het in de voorbijgekomen afbeeldingen niet gezien heeft, haalt hij een foto terug. “Kijk,” zegt hij glunderend, “wie zie je hier op deze foto?”

“Van links naar rechts: Jan, ik, je moeder, je vader, Maarten en Niels,” somt Afie op terwijl ze met haar vinger het scherm aanraakt om de personen één voor één aan te wijzen.

“En deze?”

“Astrid, een lerares van jouw school waarvan ik de naam vergeten ben, Jan, dokter Van Haastrecht en ik. Maar ik snap nog steeds niet… “

Jasper wil haar er nog één laten zien, zo geeft hij aan. Opnieuw vraagt hij haar de personen op de foto te benoemen. Als ze dat gedaan heeft, begint hij met het ontrafelen van zijn conclusie. “Op die drie foto’s komen jij en Jan steeds terug. En als je dan goed kijkt, zie je steeds dat jij naar hem kijkt, of hij naar jou, of jullie naar elkaar en dat is niet alleen op deze drie foto’s zo maar op heel veel andere ook. Kijk maar!” Vervolgens laat hij Afie nog diverse foto’s zien en steeds wijst hij haar op dat wat hem opgevallen is. “En ja… zoiets is wel heel opvallend hoor!”

“Niet als je weet dat wij heel veel samenwerkten die dag. We verzorgden de bediening en dan moet je gewoon heel veel met elkaar communiceren. En wij deden dat waarschijnlijk door heel veel oogcontact met elkaar te hebben.”

Eventjes is Jasper van zijn stuk gebracht maar dan overwint al snel zijn eerste oordeel, zijn intuïtie. Hij gelooft er helemaal niets van en schudt zijn hoofd.

“Van wie heb je dat stijfkoppige toch, jongen! Het is toch een heel logische verklaring?”

“Je kunt mij nog meer vertellen. Die blik in jullie ogen zegt heel wat anders.”

“Oh ja? Wat dan volgens jou?”

“Wil je het echt horen?” Jasper ziet zijn tante knikken. “Die blik zegt ‘ik vind je leuk’ ‘ik.. ‘”

“Dat is nog heel wat anders dan gaan trouwen, lieve jongen!”

“Ja! Helemaal mee eens! Maar het is wel het begin en ik kan me niet voorstellen dat jij het hier bij laat, lieve tante van me!” En als Jasper dan zijn ene niet afgeplakte oog heel lang laat rusten op die van Afie, slaat zij uiteindelijk haar ogen neer.

“Je hebt gelijk. Er is meer tussen ons maar het is nog zo vreselijk pril en… “

“Maar toch voelt het heel erg goed, hè?”

“Ja. Heel erg goed. Nou ja… voor mij is het moeilijk. Weet je iets van onze thuissituatie, van die van je moeder en mij?”

“Mam heeft me iets verteld over hoe moeilijk ze het altijd heeft gehad.”

“Maar over wat wij is overkomen, weet je nog niets. Wil je het horen? “

“Als het voor jou van belang is wel.”

“Dat is het.” Ze geeft hem een samenvatting omdat ze weet dat het bezoek niet al te lang mag duren. Die korte vertelling zorgt er echter voor dat Jasper vreselijk kwaad wordt. De tranen staan hem in zijn ogen en zijn vuisten zijn gebald.

“Die vent heeft je hele leven verwoest!” knalt hij er uit.

“Nee! Dat is niet waar! Hij heeft een gedeelte ervan heel zwart ingekleurd maar er is daarnaast zoveel moois gebeurd! En ja, natuurlijk heeft mijn verleden een grote impact op me gehad maar ik heb ook altijd dat andere, dat mooie kunnen zien. Ik vond het zo mooi om bij jullie thuis te zijn. Te weten dat ik daar thuis mocht zijn! Te zien hoe jouw vader en moeder van elkaar houden. Te zien hoe ze met jou omgingen toen jij er eenmaal was en hoe je liefdevol werd opgevoed. Dat ene dat blijft. Dat kan ik niet uitwissen maar het hoeft ook niet op de voorgrond te treden. En, nu ik weet dat ik wel verliefd kan worden op iemand en… nou ja… je weet tenslotte toch al veel te veel, ook intiem kan zijn met hem, heb ik ook die laatste barriere overwonnen. En ja, we gaan trouwen.”

“Verliefdheid kan komen als een donderslag bij heldere hemel, hè?”

“Ja, dat weet je zelf ook. Nou ja… sorry…”

“Het geeft niet. Ik heb het geschreven aan Pieter en dus weet ik het want ik heb die brief gelezen. Heel kort elkaar nog maar kennen en dan al praten over trouwen. Jij dus ook.”

“Ja. Niemand weet er nog van. En dat willen we ook nog even zo houden.”

Maar daar vergist Afie zich in.

De deur van Jaspers kamer vliegt open en Marion stormt met een hoogrode blos op beide wangen naar binnen. “Hadden wij niet afgesproken dat we altijd alles met elkaar zouden delen?” richt ze zich meteen tot Afie. “Geen geheimen voor elkaar? Oh, meid! Wat ben ik vreselijk blij voor je! Kom hier, geef me een knuffel!”

Een keuze heeft Afie niet want Marion trekt haar in een geweldig stevige omarming en blijft haar zus zoenen.

Jasper kijkt vol verbazing toe. Hoe weet zij dat nou? Afie vertelt het voor de eerste keer aan iemand, aan hem, en dan…

Als Marion eindelijk stopt met het kussen van Afie en haar los laat, gaat ze zitten en vertelt ze hoe ze het ontdekte. “Ik had het al eerder kunnen weten, hè?”

Afie knikt. “Ik versprak me en had het idee dat jij het door had maar gelukkig was je het later vergeten.”

“Ons gesprek was toen zo heftig! Je zei op een gegeven moment: ‘Intiem worden met iemand zat er voor mij niet in.’ Heel duidelijk maakte je gebruik van de verleden tijd. Op zich klonk het logisch maar meteen ging er een belletje bij mij rinkelen op de achtergrond. Later wist ik dat ik je ergens naar moest vragen maar kwam het niet meer boven.”

“Ik zei zojuist dat ik me versprak maar eigenlijk is het gewoon de waarheid. Intiem worden zat er niet. Nu ik Jan ontmoet heb wel.”

“Maar, mam, hoe kan het nou dat jij het wist?”

Marion vertelt dat ze samen met Afie naar het ziekhuis gereden was maar dat zij eerst even bij een kennis van haar langs wilde. Toen ze daar afscheid genomen had en via de trappen naar beneden liep, waren haar gedachten ineens uitgegaan naar Jasper. Ze had aan hem moeten denken en op datzelfde moment voelde ze wat er in Jasper omging. Voelde ze zijn blijdschap over de verliefdheid van zijn tante. “En toen was het een heel snel combineren van dat eerdere belletje en dat wat ik daar op die trap voelde.”

Het bezoek duurt veel langer dan de dames gepland hadden maar Jasper valt niet in slaap. Hij is veel te opgetogen. Een bruiloft in de familie! Hij hoopt dat hij nog wat tijd heeft om aan te sterken want hij wil het absoluut niet missen! Ook hoopt hij dat de gereserveerdheid van Jan nu echt weg zal vallen nu ze een familieband gaan krijgen. Een oom! Jan zal zijn eerste oom zijn! Oh nee, hij heeft er nog twee maar ja… die tellen niet echt mee.

Als de zussen opstappen, krijgt Jasper van de oudste van de twee een vraag die hem doet lachen: “Maar… over trouwen gesproken… wanneer ga jij eigenlijk trouwen?”

Wordt vervolgd…



Reacties zijn welkom op de site maar ook via mijn mailbox: lucky_eye2@yahoo.co.uk

©Lucky Eye, januari 2013.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de houder van het auteursrecht.

Gesloten