BLANCO deel 3 - hoofdstuk 14

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Lucky Eye
Berichten: 680
Lid geworden op: za 03 jan 2009, 19:35

BLANCO deel 3 - hoofdstuk 14

Bericht door Lucky Eye » do 26 sep 2013, 05:50

BLANCO deel 3

Een verhaal van Lucky Eye

Disclaimer:
Dit verhaal is niet gebaseerd op feiten. Elke overeenkomst met gebeurtenissen, personen, plaatsen en tijden berust dan ook op toeval.



Hoofdstuk 14

Als Linda aan het begin van de nachtdienst bij Jasper komt kijken, voelt hij zich heel erg goed. Het cijfer dat hij opgeeft voor de pijn is lager dan het de hele dag geweest was en in samenspraak besluiten ze de pijnmedicatie wat te verlagen. Zonder een inslapertje valt hij in slaap maar midden in de nacht wordt hij wakker met vreselijk veel pijn: in zijn hoofd, in zijn buik, zijn borst, in zijn bovenbenen, zijn rug, ja zelfs zijn onderbenen - die hij tot nu toe nog niet heeft kunnen voelen - doen pijn. Meteen drukt hij op de bel en Linda is er vrijwel meteen. Zij vindt het raadzaam om een arts te waarschuwen en als die komt, volgt er een kort onderzoek. Daarbij moet Jasper onder andere opnieuw aangeven of hij iets voelt als de dokter zijn onderbenen aanraakt. Hij voelt niets. En toch was er heel duidelijk pijn te voelen eerder. De arts en Linda besluiten de pijnmedicatie weer terug te zetten naar het vorige, hogere, niveau. Jasper vindt het allang goed. Natuurlijk wil hij zo snel mogelijk van die rotzooi af zien te komen maar verrekken van de pijn is geen optie. Slapen lukt daarna niet meer en als Linda nog een keer bij hem komt kijken en voorstelt om toch een slaappilletje te nemen, wijst hij dat van de hand. Heel lang blijft hij naar de geluiden buiten luisteren en af en toe kan hij zijn kamer zien als er een lichtflits is. Die kamer van hem moet nodig wat meer ingericht worden. Hij zal er vast en zeker nog heel lang moeten blijven en misschien mag hij er wel wat spullen van zijn eigen kamer thuis in zetten. Morgen maar eens vragen. En met die gedachte valt hij dan toch nog in slaap.

Als hij opnieuw wakker wordt, ligt er op zijn nachtkastje een briefje van Linda. Ze laat hem weten dat ze twee dagen afwezig is en dan terug komt in een andere dienst. Na het ontbijt moet hij plassen. De fles aanleggen, lukt hem al prima. Er is ook wat gerommel in zijn buik en hij heeft het idee dat er ook een grote boodschap gedaan moet worden. Helga helpt hem met de ondersteek en Jasper vindt het allemaal een heel gedoe. Heeft ook het idee dat hij op die manier nooit lekker zal kunnen poepen. Helga zegt hem dat hij over een paar dagen vast en zeker wel gebruik mag maken van de postoel en dat dat door de meeste mensen veel prettiger wordt gevonden. Jasper kan zich dat heel erg goed voorstellen maar een postoel… dat is ook niet alles. Helga laat hem gelukkig even alleen. Als er een ander bij is, kan hij echt niet! Maar er komt niets. Persen mag absoluut niet, zo heeft Helga hem gezegd en dus doet hij dat ook niet. Na een tijdje is hij het zat en drukt hij opnieuw op de bel. Helga komt en helpt hem. Dan wordt hij gewassen en opnieuw aangekleed. Het feit dat hij heel veel dingen zelf niet kan, neemt hij voor lief. Het is nou eenmaal niet anders. Liever zou hij alles zelf doen maar hij zou het niet kunnen. Nu is hij alweer doodmoe. Rustig gaat hij achterover in de kussens liggen en valt in slaapt.

Een hand die over zijn wang streelt, zorgt ervoor dat hij zijn ogen langzaam een stukje opent. Hij is er niet van geschrokken maar heel langzaam en ontspannen komt hij terug naar de oppervlakte, zo lijkt het. Hij ziet het gezicht van Astrid: Pieters zus die hij kent van maandagmiddag. Zij was zijn spreekbuis geweest toen Pieter het eventjes te moeilijk had.

“Goedemorgen, Jasper. Heb je lekker geslapen?”

“Ja, het lijkt er soms op dat ik niets anders doe hier.”

“Goede zaak, jongen.” Ze kussen elkaar op beide wangen en dan gaat ze naast hem zitten. “Van de verpleging begrepen dat je veel pijn had afgelopen nacht.”

Jasper knikt en praat haar bij.

“En nu?”

“Nu gaat het weer beter. Er is wel iets pijn maar dat kan ik hebben.”

“Niet de grote, stoere bink gaan uithangen hoor! Pijn is niet nodig!”

“Ik weet het maar… “

“Ik wil het niet nodig hebben al die rommel,” zo maakt ze de zin af die ze onderbrak.

“Ja, dat is het. Het is chemische troep en des te eerder ik er af ben des te beter.”

“Ben ik in principe met je eens.”

“Leuk! Een discussie,” reageert Jasper met een brede glimlach.

Meteen voelt Astrid de band die ze met de jongen in het ziekenhuisbed heeft. Was zij vroeger niet net zo geweest? Stapelgek op discussies. Na het avondeten mocht er van haar altijd wel gepraat worden. Natuurlijk was dat lastig voor haar kleine broertje maar toch, toch kreeg ze het heel erg vaak voor elkaar dat het gezamenlijk zitten aan tafel heel erg lang uitliep. Haar vader had haar daarin altijd gestimuleerd. ‘Blijf vragen!’ was zijn motto. Haar moeder had in het begin vaak wat moeilijk gedaan, was wat onrustig geweest maar als het gesprek dan eenmaal liep, ging ook zij volop erin mee.

“Ja. Maar niet te lang. Bovendien heb ik gelijk.”

Jasper moet hard lachen om de stelligheid van zijn aanstaande schoonzus.

“Altijd trouwens hoor!”

Nogmaals schiet Jasper in de lach.

“Maar nu even serieus. Ieder mens heeft een bepaalde hoeveelheid energie. Die energie verbruik je door van alles en nog wat te doen. Je vult het weer aan door te eten en te rusten en dan kun je weer verder gaan. Het lijkt misschien alsof je niets doet hier liggend in je bed, maar je lijf is hard bezig weer gezond te worden. Pijn kun je daarbij eigenlijk niet gebruiken want pijn vreet energie. Beter is het, op dit moment, om te zorgen dat je de pijn onderdrukt. En ja, daarvoor heb je nou eenmaal die rommel nodig.”

“Ik weet het en toen ik vannacht ineens heel veel pijn had, heb ik ook meteen de bel gebruikt.”

“Goed van je, Jasper. Heel erg goed. En eerlijk gezegd, ben ik net zoals jij hoor! Ik neem ook niet snel een pijnstiller. Eerst even aankijken. Soms wel eens wat te lang voor ik de paracetamol pak en dan ook nog maar een halve!”

Jasper glimlacht naar haar. Ze is leuk. Ze lijkt wel iets op zijn moeder. Hun leeftijd kan elkaar niet veel ontlopen, zo heeft hij het idee. De haarkleur van beiden is precies gelijk. Pieter heeft hem vast wel verteld wat ze doet voor haar beroep maar ja, ook dat weet hij niet meer. Hij is echter nieuwsgierig genoeg om ernaar te vragen.

“Ik? Lastig hoor. Ik doe heel erg veel verschillende dingen.”

“Noem ze dan maar in volgorde van belangrijkheid. Voor jou natuurlijk.”

Die aanvulling maakt het er voor Astrid niet gemakkelijker op, want dat wisselt nogal eens. Soms is haar moederschap het belangrijkst. Bijvoorbeeld als een van de kinderen ziek is. Dan zijn er ook van die artistieke opwellingen die ervoor zorgen dat er inspiratie opborrelt en dan vragen haar schilderijen om de meeste aandacht. En dan is David er ook nog. En haar werk in het ziekenhuis maar die zal ze nu zeker niet noemen. Ze begint met te zeggen dat er in haar opsomming geen enkele volgorde zit. Dat het geheel willekeurig is en noemt dan vervolgens op dat ze schilderijen maakt, de vrouw van David is, de moeder van Robin en Niels en werkt in het familiebedrijf.

“Wow, je bent lekker druk dus!”

“Dat probeer ik juist niet te zijn. Al die dingen doe ik natuurlijk part time. Een paar dagen kantoor, een paar dagen wat kliederen op een doek. Moeder en vrouw ben ik natuurlijk wel full time. In de huishouding heb ik hulp.”

“Dat mag ook wel want anders zou je zwaar overbelast zijn, lijkt me. Pieter heeft het met mij nog helemaal niet gehad over dat familiebedrijf.”

“Hij heeft je er het een en ander over verteld maar dat weet je niet meer.”

“Oké. Maar de afgelopen dagen heeft hij het er nooit over gehad.”

“Jij bent belangrijker voor hem, Jasper. Dat familiebedrijf komt voor hem absoluut niet op de eerste plaats. En dat omdat het voor hem niet belangrijk is. Hij heeft er helemaal geen oren naar. Hij wil er zo min mogelijk mee te maken hebben.”

Natuurlijk wil Jasper de reden weten waarom Pieter niet zo erg in het familiebedrijf geïnteresseerd is, en die geeft Astrid hem dan ook. Ze zegt dat zakendoen absoluut niets is voor Pieter. Dat hij veel liever met zijn handen werkt. Een leuk winkeltje met een werkplaats heeft in Kampen en daar gelukkig is.

“En jullie vinden dat goed? De familie bedoel ik?”

“Ja! Opa vroeger niet. Die wilde dat Pieter zijn plaats zou innemen in het bedrijf en ze kregen er hooglopende ruzie over. Ik werd bemiddellaar en heb alles enigszins recht kunnen breien. Heb Pieter laten zien dat hij toch wel bepaalde dingen voor het bedrijf kan doen en opa laten inzien dat Pieter heel anders is dan onze vader en David en ik. Wij vinden het prettig om het te doen. Maar, eerlijk gezegd, als het voor mij een full time baan zou zijn, zou ik het ook niet trekken.”

“Je bent een beetje een alleskunner?”

“Hmmm, beetje sterk overdreven.”

“Of nu valse bescheidenheid van jouw kant. Je hebt, zo heb ik gehoord, de laatste tijd ook heel veel gedaan om alles in goede banen te leiden.”

“Ja, iemand moest dat doen en, nou ja, ik mag graag dingen regelen. Wist echter ook dat ik dat niet alleen kon doen en heb meteen de hulp van Jan ingeroepen.”

“Jan Nelissen?”

“Ja. Hij is echt geweldig. Toen hij eenmaal in actie kwam, werd het voor mij een stuk gemakkelijker.”

“Ik voel me heel erg stom,” klinkt het sip en het eerst vrolijke gezicht van Jasper betrekt meteen.

Astrid kijkt hem vragend aan en hoeft geen vraag te stellen omdat Jasper meteen met een verklaring komt.

“Zit hij naast mijn bed, maken we kennis en… val ik in slaap!”

Meteen barst Astrid in lachen uit.

“Echt niet leuk hoor! Maak ik voor het eerst kennis met hem en dan… Nou ja... “

“Dat is de goede instelling, Jasper. Nou ja… wat geeft het! Prima om je zo op te stellen. Je hebt je rust nodig en je hebt gemerkt dat die je overvalt. Die laat zich nog niet door jou inperken. Komt wel weer.”

“Ja! Laat ik het hopen, zeg! Maar even geen discussie nu. Oké?” Jasper ziet hoe Astrid knikt. “Lijkt me heel leuk maar bewaren we voor later. Wanneer is Pieter jarig?”

“22 juni. Vergeet ik nooit meer natuurlijk, hè! Ik was tien toen hij geboren werd en oh wat voelde ik me verantwoordelijk voor hem. Maar ja, dat gevoel zul jij ook gehad hebben natuurlijk. Jij werd ook een grote broer toen je ongeveer zo oud was en nog wel van twee!”

“Ja. Weet het niet. Maar weet wel dat toen Maarten bij me zat op het bed laatst het heel goed voelde. Ik als grote broer. Hij met een probleem dat ik volgens hem weg kon blazen.”

“Ik weet het. Heb het gehoord van je moeder.”

“Maar even terugkomend op Pieters verjaardag. Dat is al snel en ik moet iets bedenken voor zijn verjaardag. Hij heeft mij een prachtig cadeau gegeven en nou ja… zo iets duurs kan ik niet betalen maar ik moet wel iets leuks hebben. Heb jij een idee?”

“Ja. Dat heb ik.” Ze buigt zich op vertrouwelijke manier naar hem toe en laat het volume van haar stem dalen om hem dan deelgenoot te maken van dat wat zij in gedachten heeft. Er komt echter niet meteen een toestemming om haar plan uit te voeren. Ze krijgt tegengas omdat Jasper aangeeft dat zoiets heel veel geld moet kosten en dat hij dat absoluut niet kan betalen. Wel iets op de bank zal hebben maar dat hij niet eens weet hoeveel. En zo gaat het nog een tijdje door. Steeds maar draaiend om dat ene onderwerp: geld. “Lieve jongen, geld is niet zo heel erg belangrijk. Als jij het een goed idee vindt, dan doen we het gewoon. Jij hoeft het niet te betalen en dan kan het toch nog wel een cadeau van jou zijn. Bovendien is dit wel heel erg persoonlijk. Niemand anders zou zoiets kunnen geven. Alleen jij.”

“Maar… “

“Volgens mij kan het. Bovendien heeft Pieter jou voor je verjaardag niet eens iets gegeven!”

“Die ring dan?”

“Die was er ook wel gekomen als je niet jarig was geweest. Bovendien mooi handig van hem. Je vriendje een prachtige ring cadeau doen en jezelf ook verwennen!”

Jasper moet lachen. Hij mag haar wel lijden, die schoonzus van hem. Een prachtfiguur. Iemand met de nodige wilskracht, dat mag duidelijk zijn, maar ook een hoop humor. Een heel goede combinatie, lijkt hem. Veel zin in een nog langere discussie heeft hij niet en bovendien heeft ze helemaal gelijk. Had ze al niet gezegd dat ze altijd gelijk had? Haar voorstel is een pracht idee. “Denk je dat het uitvoerbaar is? “

De overtuiging is groot. Ze geeft aan mensen te kennen die zoiets heel erg goed kunnen en dat er nog tijd genoeg is.

“Oké, dan doen we het.”

Dan komt Marion binnen. Ook zij is er vroeg bij deze ochtend. Niet zo vroeg als Astrid, die ze bovendien gemist heeft bij het ontbijt, maar mooi op tijd. Ze begroet Astrid als eerste en daarna Jasper. Dan hangt ze haar jas op, pakt een stoel en gaat zitten aan dezelfde kant als Astrid. “Ik heb goed nieuws,” begint ze dan. En dan vertelt ze dat een ingeplande patiënt voor de staaroperatie is uitgevallen. Ze was snipverkouden, hoestte en proestte dat het een lieve lust was en daarom kan haar ingreep vandaag niet doorgaan.

Meteen voelt Jasper paniek bij zich opkomen. “En nu kan ik al geholpen worden?”

Het woordje ‘ja’ ligt Marion op de lippen maar ze ziet de verschrikte blik in de ogen van haar zoon. Even weet ze niet hoe te reageren. Haar ‘ja’ had ze opgewekt willen laten klinken omdat het voor haar zo voelt. Er kan meteen iets gedaan worden om ervoor te zorgen dat Jasper beter kan gaan zien en… Maar hij voelt dat niet zo. Dat mag duidelijk zijn. “Ik snap dat het je overvalt, Jasper, maar er zit ook een goede kant aan. Toch?”

“Ik weet het niet. Het voelt helemaal niet goed.”

Ook Astrid heeft de paniek afgelezen op Jaspers gezicht. Ze besluit om zich er even nog niet mee te bemoeien. Eerst eens kijken hoe Marion ermee om gaat.

“De goede kant is volgens mij dat het sneller gaat dat verwacht. Als de ingreep nu al gedaan kan worden, kun je ook weer eerder goed zien met één van beide ogen. En dan is de tweede operatie ook eerder.” Haar redenering klinkt haar zelf heel logisch in de oren en, als ze even naar Astrid kijkt, ziet ze dat die het ook kan volgen. Bij Jasper blijft echter de paniek overheersen, zo bemerkt ze. Hij ademt sneller dan voorheen, zweet verschijnt op zijn voorhoofd en hij wriemelt heel onrustig met zijn handen.

De angst heeft hem overvallen. Ineens was het er, zo voelt het voor hem. Een plotselinge golf die hem volledig omver wierp. Hij merkt het aan alles. Een grote onrust heeft het overgenomen. Zijn hart bonkt in zijn keel. Hij zweet en voelt een knoop in zijn maag. Misselijkheid volgt. Maar waarom hij nou precies zo bang is, dat weet hij niet. Waar komt het vandaan? Wat zit erachter? Is hij gewoon een angsthaas? Is hij altijd al een bangerik geweest? Als hij die laatste vraag uit, volgt er een ontkennend antwoord van zijn moeder.

“Nee, dat ben je absoluut niet. Eerder iemand die op heel veel dingen moedig afstapt.”

“Maar ook niet als kind? Ben ik vaker geopereerd?”

“Neusamandelen eerst en later nog aan je keelamandelen maar ook toen was je niet echt bang. Ik mocht bij je blijven tot je in slaap viel en dat vond je prima.” Marion pakt Jaspers hand beet en voelt heel duidelijk de angst bij haar zoon. Niet alleen omdat ze een bijzondere gave heeft maar ook omdat Jasper heel erg hard in haar hand knijpt. Ze zegt er niets van. Laat hem geworden. Voelt dan ook dat er zelf licht bij hem komt. Dat hij weet waarom hij angstig is.

“Dat is het, mam. Ik ben bang dat er met de verdoving iets mis zal gaan.”

“Maar het is alleen maar een plaatselijke verdoving door middel van druppels. Ik heb het je voorgelezen toch? Kijk,” zegt ze, terwijl ze tegelijkertijd met haar andere hand het voorlichtingsboekje uit het laatje van zijn kastje haalt en de bewuste pagina opzoekt, “hier staat het zwart op wit.”

“Ja! Maar stel je voor dat er iets verkeerd gaat wat dan? Moet ik dan toch helemaal verdoofd worden? Maken ze me dan toch weg? Narcose?”

Astrid heeft het allemaal gevolgd en begrijpt professioneel gezien heel erg goed dat wat Marion en zij ook zullen zeggen, ze Jaspers angst niet zullen kunnen beteugelen. De angst is totaal ongegrond maar toch zit die heel erg diep.

“Ik wil dat niet nog een keer! Ze hebben me de laatste keer dagen lang in slaap gehouden en ik ben zoveel dagen kwijt van mijn leven. Dat wil ik niet! Hoor je me, mam!”

“Ja, lieverd, ik hoor het en ik begrijp ook dat je daar bang voor bent maar als je niets laat doen aan die ogen van jou dan wordt dat ook niet beter!”

“Maar… “

Astrid acht de tijd om in te grijpen aangebroken. Ze vraagt of het misschien een goed idee is om een deskundige over verdovingen erbij te halen om alles nog eens heel goed uit te leggen. Ze ziet hoe Jasper naar Marion kijkt en dan tot een besluit komt. Hij vindt het een goed idee. Astrid staat op, verlaat Jaspers kamer en loopt naar de balie. Ze vraagt of ze even een intern telefoongesprek mag voeren. De receptioniste vindt het goed. Astrid belt met de afdeling anesthesie. Daar krijgt ze een bekende aan de lijn: Daniël Kijk in de Vegte. Samen met hem, en nog vijf anderen, vormt ze het bestuur van de personeelsvereniging en eerder hebben ze samen eens de kascommissie gevormd om het werk van de penningmeester te controleren.

Daniël kijkt op van Astrids vraag. Natuurlijk wil hij haar helpen als het kan maar de vraag is wel heel bijzonder. Hij kijkt op de werkstaat van die dag en ziet de naam van de patiënt nergens.

“Dat is juist het probleem, Daniël! Jullie zijn absoluut niet betrokken bij deze ingreep maar toch leeft er bij Jasper de angst dat er iets mis kan gaan, dat jullie er toch bij moeten komen, dat jullie hem onder narcose moeten brengen en dat hij er opnieuw dagenlang niet zal zijn. Angst die nergens op gegrond is maar die voor hem werkelijkheid is.”

“Net zoiets als dat monster dat altijd onder het bed van mijn dochter ligt,” merkt Daniël op.

“Ja, daar is het heel goed mee te vergelijken. Ga jij op je knieën om onder het bed te kijken om dan te constateren en haar te zeggen dat er helemaal niets is, gelooft ze je. Maar ze zal blijven volhouden dat dat monster er eerst wel was.”

De anesthesist zegt toe eraan te komen en legt de telefoon neer. Hij draagt zijn werk tijdelijk over aan een collega en loopt de afdeling af. In de lift naar de derde verdieping ziet hij één van Astrids schilderijen hangen die deel uitmaakt van de kunstroute. Twee dagen geleden heeft hij de expositie samen met zijn vrouw, aan de hand van de bijbehorende brochure, helemaal gelopen. Beiden waren ze onder de indruk geweest van het werk van Astrid. Nu herinnert hij zich ineens weer dat er ergens een schilderij ontbrak. Toch straks even naar vragen.

Astrid wacht Daniël op bij de toegangsdeuren van de verpleegafdeling. Ze begroeten elkaar met een korte omarming en een klopje op de rug. Ze lopen de gang in en zij geeft hem aan dat hij absoluut niet mag laten blijken dat hij haar kent om meteen daarna ook de toelichting hierop te geven.

Daniël zegt het te begrijpen.

“Was je erbij die eerste dagen?”

“Wie niet! Iedereen die met hemelvaart of vlak daarna dienst had, heeft op het een of andere moment wel rond de operatietafel gestaan waar Jasper op lag. Ik had dienst toen hij binnengebracht werd. Het zag er allemaal heel erg beroerd uit. Heb begrepen dat het hem, met de nodige beperkingen, redelijk goed gaat.””

“Ja. Voor zover we nu kunnen zien wel.”

“Je hebt je twijfels?”

“Vanuit mijn professie gezien wel. Ik denk dat er nog wel iets aan zit te komen.”

“En dan bedoel je?”

Astrid praat met hem over de acceptatie. Dat die mogelijk nog problemen zal gaan veroorzaken. Dat er volgens haar twee mogelijkheden zijn. Ten eerste een boos worden op dat wat er gebeurd is. Het niet willen accepteren dat dingen anders zijn dan hij wil. Ten tweede een masker opzetten en net doen of alles goed is. Onverschilligheid. “Natuurlijk kan er ook nog iets anders gebeuren of een mengvorm van dat wat ik geschetst heb. Maar ik wil voorbereid zijn. Vandaar ook mijn voorzichtige aanpak. Ik wil hem later kunnen helpen als het nodig mocht zijn. En daarom is het belangrijk dat hij niet weet dat ik hier in het ziekenhuis werk als psycholoog.”

“Ik heb het idee dat hij heel erg sterk is. Hij kan veel hebben.”

“Vast. Hij is jong. Maar is dat tegelijkertijd ook niet een achilleshiel omdat je als je jong bent nog zoveel wilt? Op die leeftijd heb je vaak nog zoveel plannen.”

“Ja, daar kun je wel eens gelijk in hebben. Een heel andere vraag, waarom ontbreekt er in jouw kunstroute een schilderij?”

Astrid lacht. “Er was een koper die het schilderij heel erg graag wilde hebben en er niet op wilde wachten. Zijn bod was ver boven mijn vraagprijs en omdat de helft van het bedrag naar een goed doel gaat, wilde ik het niet afslaan maar ik heb me wel voorgenomen om zoiets nooit weer te doen.”

“Gelijk heb je. Je expositie zou anders maar op een gatenkaas gaan lijken.” Aangekomen bij de kamer van Jasper, klopt de anesthesist op de deur en stapt naar binnen. Als hij de jongen rechtop in het bed ziet zitten, glijdt er een glimlach over zijn gezicht. Hij geeft Jasper een hand en stelt zich voor. Daarna geeft hij ook Marion een hand. “Ik heb begrepen dat je nog wat vragen hebt over de verdoving die je straks gaat krijgen bij je staaroperatie,” steekt hij meteen van wal. Hij ziet Jasper bevestigend knikken. “Kom maar op! Ik ben hierheen gekomen om antwoorden te geven!”

“Ik ben bang dat als er iets misgaat met de plaatselijke verdoving ik toch onder narcose gebracht moet worden. En… nou ja… ik heb het daar niet zo op. Na mijn operaties hier hebben ze me heel erg lang in slaap moeten houden en ik wil niet nog een keer zoiets. Ik wil niets meer missen van mijn leven!”

Daniël gaat op de rand van het bed zitten en geeft aan dat hij Jaspers angst enigszins kan begrijpen. Daarna vertelt hij dat hij al meer dan tien jaar hier in het ziekenhuis als anesthesist werkt en dat het bij de huidige staaroperaties nog nooit is voorgekomen dat de plaatselijke verdoving niet werkt, of dat er zulke complicaties optreden dat er over gegaan moet worden op algehele narcose. “Als zoiets ooit gebeurd zou zijn, zou ik het weten. Artsen en verpleegkundigen praten heel veel over hun vak met elkaar. Ook daar leren we van! En zoiets bijzonders, zou zeker tijdens de koffie tot gespreksstof geleid hebben. Dus… neem van mij aan dat zoiets ook vandaag met jou niet zal gaan gebeuren. Je krijgt druppels in je ogen om die te verdoven en dan volgt de procedure die keurig in het boekje, dat je moeder daar vasthoudt, beschreven staat. Op zich een heel eenvoudige ingreep. Je hebt jouw ziektekostenverzekering al heel wat geld gekost, jongen, en een narcose voor zoiets als een staaroperatie daar zouden we echt last mee krijgen!” Daniël laat een knipoog volgen op zijn laatste opmerking en ziet dat de spanning bij Jasper er nog wel is maar dat het wel duidelijk minder is geworden. “Kun je wat met mijn antwoord?”

“Ja. Ik denk dat ik er toch maar voor ga.”

“Heel goed. Ik zal informeren hoe het gegaan is.” Opnieuw schudt Daniël handen en dan gaan hij en Astrid weer de gang op. Ze lopen naar de liften en pas daar blijven ze staan om nog even met elkaar te praten.

“En?” vraagt Astrid. Als Daniël gaat zitten, doet zij dat ook.

“Hij ziet er naar omstandigheden goed uit. Ik heb er een gewoonte van gemaakt om patiënten die er ernstig aan toe zijn, niet alleen te zien op de OK. Daar komen ze binnen als… hoe zeg ik dat netjes… een geval… begrijp je me?” Hij ziet Astrid knikken. “Maar als je ze een beetje volgt en ook later nog eens onder ogen krijgt, dan is het ineens… een mens… in dit geval een jong mens die iets vreselijks is overkomen. Ik ben een aantal keren bij hem geweest op de IC. Het is natuurlijk nog lang niet goed met hem. Veel te bleek. Zwak. Die donkere plekken rond zijn ogen zijn erger geweest. Dat trekt al aardig bij maar het duurt nog wel even voor hij weer op zichzelf gaat lijken. Onbewust keek ik ook naar zijn benen. Ik hoop dat het hem niet opgevallen is. Je kijkt toch en ziet helemaal niets bewegen. Vreselijk!”

“Het meeste zal genezen, daarvan ben ik overtuigd. Of het met zijn benen ook goed komt, dat blijft een vraag.”

“Kan me nu veel beter voorstellen dat jij een troefkaart achter de hand wilt houden. Om deze, als de nood echt aan de man komt, uit te kunnen spelen.” Dan staat hij op en zegt dat hij moet gaan.

Net als bij hun begroeting omhelzen ze elkaar. Astrid bedankt hem en zegt dat ze altijd tot een wederdienst bereid is.

“Daar houd ik je aan! Als ik Katja niet langer kan overtuigen dat er echt geen monster onder haar bed ligt, stuur ik haar naar jou toe!”

Wordt vervolgd…



Reacties zijn welkom op de site maar ook via mijn mailbox: lucky_eye2@yahoo.co.uk

©Lucky Eye, januari 2013.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de houder van het auteursrecht.

Gesloten