BLANCO deel 3 - hoofdstuk 13

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Lucky Eye
Berichten: 680
Lid geworden op: za 03 jan 2009, 19:35

BLANCO deel 3 - hoofdstuk 13

Bericht door Lucky Eye » do 12 sep 2013, 05:45

BLANCO deel 3

Een verhaal van Lucky Eye

Disclaimer:
Dit verhaal is niet gebaseerd op feiten. Elke overeenkomst met gebeurtenissen, personen, plaatsen en tijden berust dan ook op toeval.



Hoofdstuk 13

“Maarten? Slaap je al?”

“Nee. Jij?”

Sam kijkt even raar op haar neus. Hoe kan hij nou vragen of zij slaapt als ze dat zojuist aan hem… Dan begrijpt ze dat haar broer een grap met haar uithaalt. Hij begint al net zo vervelend te worden als Jasper soms. Zouden alle jongens zo zijn? Als dat zo is, wil ze later geen verkering, neemt Sam zich stellig voor. Maar misschien zijn het ook alleen wel broers die zo flauw doen. “Natuurlijk slaap ik niet, suffie! Hoe kan ik anders met je praten!”

“Dat begrijp ik ook wel, Sam. Het was maar een grapje. Sorry, hoor. Vond het leuk. Vandaag was het ook leuk, hè? Met die nieuwe boomhut die we gemaakt hebben.”

“Ja, was heel erg leuk. Het gaat er fantastisch uitzien. Zouden we er straks echt licht en zo in mogen hebben?”

“Robin heeft gezegd dat het kan. Verder weet ik het niet. Maar wat is er? Waarom wilde je weten of ik sliep of niet?”

“Straks. Denk je dat de boom blijft staan in dit slecht weer? De wind waait echt heel hard, hè?”

“Ja. Het stormt. Meneer Glas heeft gezegd dat deze boom de grootste en sterkste is in dit gedeelte van het bos dus… hij zal wel blijven staan.”

“Maar zeker weten doe je het niet?”

“Weet niet zo heel veel van bomen. Meneer Glas weet er alles van!”

“Ben je een beetje jaloers op hem?”

“Nou ja… “

“Ik weet hoe je bent, Maarten. Je wilt altijd alles heel graag weten. Je leest en leert nog eens zoveel dat je net zoveel weet als het internet!”

“Kan echt niet, Sam! Daar staat zoveel op! Maar waarover wilde je nou praten met me?”

“Nou ja… jij praat wel eens met Jasper, hè?”

“Ja.“

”Mam noemt dat dan ‘jongenszaken’. Is dat zo?”

“Weet niet of dat een goede naam is. We praten gewoon over dingen die belangrijk zijn voor ons. Maar ook wel over niet zo belangrijke dingen hoor. Over gewone dingen die gebeuren op school of zo. Of over wat we willen worden. Maar ook wel als ik problemen heb.”

“Zoals toen je gepest werd?”

“Ja. Dat is een goed voorbeeld. Toen ook. Toen vond ik het heel vervelend en… je weet wel. Toen hielp helemaal niets. Jasper praatte toen met me en wist een manier om er iets aan te doen en dat werkte. Je hebt het gezien.”

“Ja. Het werkte echt!” klinkt het vol bewondering voor het plan van Jasper en de uitvoering daarvan door Maarten.

“Maar waarom wil je dat nou weten?”

“Ik heb ook een probleem. Zou Jasper daar ook met mij over willen praten of… doet hij dat alleen maar met jou.”

Buiten scheurt een bliksemschicht de pikzwarte lucht open en in dat ene moment ziet Maarten waar zijn zus het met Jasper over wil hebben. Hij ziet in een toekomstbeeld hoe ze samen op Jaspers bed zitten, net zoals hij dat eerder deed. Hij weet ook waarover ze praten. Hij dacht dat Sam daar geen problemen meer mee had maar dat blijkt dus niet zo te zijn. “Natuurlijk wil hij daar wel met jou over praten! Je bent toch zijn zus!”

“Maar geen jongen!”

“Dat maakt echt niet uit. Ik noem het altijd donkere wolken wegblazen, wat Jasper doet. Hij kan dingen makkelijker maken. Is daar goed in. Voelt het ook zo bij jou? Als een donkere wolk?”

“Ja. Zo voelt het nog steeds.”

Het laatste woordje maakt het Maarten nog duidelijker dat het probleem van zijn zus ondanks alle woorden die erover gesproken zijn nog niet echt weg is. Ze wil het van Jasper zelf horen. “Gewoon met Jasper gaan praten. Hij is een kei in het wegblazen van donkere wolken. Niet alleen maar over denken hoor, om met Jasper te gaan praten. Het gewoon doen. Beloof je dat?”

Sam belooft het Maarten en als ze dan weer op haar rug ligt, voelt ze zich meteen een stuk opgeluchter dan eerst. Dan wil de slaap ook eindelijk komen en valt ze al heel snel weg.

*

Pieter wordt wakker van het aanhoudende onweer. Hij staat op en loopt naar het grote raam dat uitkijkt over de tuin. Hij opent de gordijnen net op het moment dat een bliksemflits de tuin verlicht. Even is de donkere duisternis verdreven maar het resultaat is niet echt mooi om te zien. De prachtige, fleurige bloementuin van zijn grootmoeder met bloemen in allerlei vrolijke kleuren ziet er ineens heel vreemd uit. Duidelijk het gevolg van de overbelichting, is Pieters conclusie. Hij pakt een stoel en zet deze op enige afstand van het raam. Zijn ouders vonden het nooit goed als hij tijdens onweer bij het raam ging zitten om naar buiten te kijken. Te gevaarlijk volgens hen maar hij kan het niet laten. Ook nu niet. Als het onweert en hij wordt er wakker van, dan gaat hij altijd even kijken. Voor hem is het een gevoel van zich even overgeven aan het natuurgeweld. Geen bewust risico lopen natuurlijk, maar wel kijken vanaf veilige afstand. Donder en bliksem volgen elkaar nog steeds in een razend tempo op.

Op de terugweg naar ’t Harde was hij reuze blij dat iedereen er zo op aangedrongen had dat er beslist iemand met hem mee moest naar Zwolle. Als hij alleen naar Jasper zou zijn gegaan dan had hij ervoor gekozen om te overnachten in zijn eigen huis en niet terug te rijden hierheen. Nu is hij in elk geval bij zijn familie en die van Jasper en dat voelt goed: één grote familie. David is nog steeds een uitstekend chauffeur. Toen hij de Ceintuurbaan op wilde draaien, had hij meteen de opstopping gezien, was hij snel van baan verwisseld om via een andere oprit dan Zwolle-Noord de snelweg te bereiken. Door het centrum van de stad waren ze gegaan en dat was een echte uitdaging gebleken. De stormwind had ervoor gezorgd dat fietsers levensgevaarlijke objecten waren die ineens voor je auto geslingerd konden worden. David had alle klippen met zijn bijna spiksplinter nieuwe BMW keurig omzeild. Op de snelweg hadden ze niet de normale 120 kilometer kunnen halen. Harder dan 80 kilometer was absoluut niet vertrouwd vanwege de hevige regenval en de gevaarlijke rukwinden. Medeweggebruikers die hun auto toch met een noodvaart hadden ingehaald, werden steevast getrakteerd op een stortvloed aan krachttermen in de stijl van Kapitein Haddock uit de avonturen van Kuifje geschreven door Hergé. De ‘bommen en granaten’ waren in allerlei samenstellingen uit Davids mond tevoorschijn gekomen en dat had ervoor gezorgd dat Pieter terug had moeten denken aan de tijd dat hij David had leren kennen. Hij was acht geweest en David was zijn vaste oppas. Als Astrid niet bij hem kon zijn, vanwege haar studie of iets anders, dan was David er altijd. In het begin had hij het best vervelend gevonden. De overgang van hun thuis naar de flat die hij samen met Astrid deelde was best lastig. Het was een moeilijke periode, zo vlak na het overlijden van hun ouders. Toen Pieter gewend begon te raken aan de regelmatige verschijning van David, had hij hem zijn stripboeken laten zien. Pieter had er diverse maar van twee de hele serie: ‘Asterix & Obelix’ en ‘Kuifje’. Die laatste vond hij zelf het leukst. Een paar aan het begin van de serie vond hij niet zo spannend maar de andere stuk voor stuk wel. Pieter had ze uitgeleend aan David die al heel snel verslaafd was geraakt. Toen was David ook begonnen zich de woorden van Kapitein Haddock eigen te maken.

De rit had veel langer geduurd dan anders. De toegangsweg naar ‘Boschlust’ oprijdend, hadden ze beiden een duidelijk hoorbare zucht van verlichting geslaakt. Harm-Jan Glas, de beheerder van ‘Boschlust’ had hen opgewacht bij het hek. Hij had het achter hen gesloten en wilde teruglopen naar zijn huisje maar daarvan had David niets willen weten. ‘Doe niet zo moeilijk, Harm-Jan! Instappen! Het is hondenweer en je hebt waarschijnlijk al tijden op ons staan wachten.’ Dat bleek inderdaad zo te zijn. Niet omdat het moest, want niemand had hem daartoe opdracht gegeven, maar hij en zijn vrouw waren ongerust geweest.

En geen wonder ook, zo schiet het door Pieters hoofd. Het is nog steeds enorm slecht weer. Zulk slecht weer dat er waarschijnlijk een aantal bomen op het terrein zal sneuvelen. Morgen zal Harm-Jan met zijn mensen heel wat werk hebben. Dan is er even geen tijd om met de kinderen te spelen en te helpen met hun boomhut. Nee, dan moet er echt gewerkt worden. Die boomhut! Zou die het overleven? Altijd afwachten. Nou ja, mocht hij bezwijken dan weet hij zeker dat de vier gewoon een nieuwe zullen gaan maken. Maar eerst zullen ze vast en zeker Harm-Jan en zijn team gaan helpen.

Ze hadden de beheerder afgeleverd bij zijn huisje dat op enige afstand van het grote gebouw staat. De beheerder had flink gesputterd dat dat echt niet nodig was maar David zat achter het stuur en bepaalde wat er gebeurde. Toen ze gestopt waren bij het kleine huisje had de vrouw van Harm-Jan, Stientje, meteen de deur voor hem geopend. Harm-Jan had zich verontschuldigd voor het feit dat hij de achterbank van Davids nieuwe auto zo nat had gemaakt. David had daar niets van willen weten: ‘Als die nieuwe auto van mij daar niet tegen kan, dan kan ik hem beter maar meteen inleveren. Denk je dat die koters van mij altijd zo schoon en droog zijn als ze achter in gaan zitten?’ Om die mededeling had Harm-Jan moeten lachen en daarna was hij uitgestapt en het op een rennen gezet naar de uitnodigend openstaande deur en zijn vrouw.

Pieter kan zich de ongerustheid van de beheerder en zijn vrouw wel voorstellen. Het is nog net geen familie. Maar voor zover hij weet zijn Harm-Jan en Stientje er altijd geweest. Net zoals Kokkie, het hoofd van de huishouding Janny van Egmond - die aangegeven heeft het volgende jaar met pensioen te zullen gaan - en Marcel Dengerink de beveiligingsman. De jonge generatie van de familie Kemp-Verhaeghe en Jan Nelissen hebben die naaste medewerkers geleerd dat een meer familiaire omgang geen probleem is. Ze noemen elkaar bij de voornaam. Zij zijn zich er echter terdege van bewust dat dat alleen maar kan als er geen ander personeel in de buurt is. Zodra dat het geval is, worden ze meteen aangesproken met ‘mevrouw’ en ‘meneer’.

Toen ze de grote woonkamer binnengekomen waren, trokken ze meteen alle aandacht naar zich toe. Zo was het altijd gegaan. Iedereen die terugkwam van een bezoek aan Jasper stond in het middelpunt van belangstelling. De vreugde was op de gezichten van een ieder af te lezen toen Pieter verteld had dat Jasper de schuld voor het gebeurde niet langer bij zichzelf zocht. Dat hij dat moeilijke hoofdstuk had afgesloten. Astrid was er niet geweest en daarom had Pieter haar daarna een kort bezoekje gebracht in de kamers die zij en haar gezin gebruiken. Ze had in de woonkamer gezeten en toen Pieter zijn hoofd om de deur gestoken had meteen op de plaats naast haar op de bank geklopt. ‘Kom zitten, broer!’ had het geklonken. Toen hij haar het goede nieuws verteld had, zag hij hoe haar ogen fonkelden. Het was duidelijk dat zij het nieuws ook als goed bestempelde. Daarna was de schittering echter verdwenen en was er weer bezorgdheid in te lezen. Pieter wist maar al te goed dat zij, vanuit haar professie, waarschijnlijk nog andere leeuwen en beren zag die in het verschiet lagen. De grote klap, zoals zij het had genoemd.

“Nou ja, niet aan denken nu,” spreekt Pieter zichzelf toe. “Blijf bij dat wat er is,” vervolgt hij met een van de citaten die hij de afgelopen tijd van zijn zus heeft geleerd. “En als het allemaal toch niet lukt, ga ik gewoon zitten met de onrust die er is. Ook dat mag er zijn. Maar het liefst niet al te vaak!” Hij glimlacht om de laatste toevoeging. Dat zittend mediteren doet hij vaker tegenwoordig. Is ook onderdeel van de cursus die hij volgt bij Astrid. Die heeft hem heel duidelijk voor gehouden dat ze hem wel het een en ander kan bijbrengen maar dat hij daar zelf ook mee moet oefenen. Hoe zei ze dat ook alweer? Oh ja: ‘Niemand heeft ooit piano leren spelen door er een boek over te lezen.’ Een opmerking die hem geroerd had omdat hij die eerder uit de mond van Jasper had gehoord. Dat had hij zijn zus gezegd en met haar armen om hem heen had ze hem zowat fijn geknepen. Een heerlijk, troostend gevoel. Daarna was ze verder doorgegaan op dat citaat met de mededeling dat als je iets wil leren, je er aandacht aan moet geven en oefenen. Dat geldt voor een cursus schilderen net zo goed als voor een cursus mediteren. Als je bij die schilderlessen alleen maar op de cursusavond ermee bezig bent, zul je niet zo heel veel leren. Thuis moet je in je eigen tijd er ook mee aan de gang om de geleerde technieken in de praktijd te brengen. En ja, dat geldt ook voor mediteren. Je moet ermee oefenen. Hij weet dat Marion en Astrid elke middag voor het avondeten samen zitten in de oude danszaal; een immense ruimte. Zelf voelt hij zich daar nog niet goed genoeg voor. Hij is bang dat zij zijn onrust zullen merken, daardoor afgeleid zullen raken en dat wil hij absoluut niet op zijn geweten hebben. Nee, liever zit hij op zijn eigen kamer. Op de mat en het bankje die hij van Astrid heeft geleend. Later dan zal hij eens samen met hen gaan zitten, zo neemt hij zich voor. Voor nu is hij blij dat Jasper deze moeilijke hobbel heeft genomen.

---

“Kun je niet slapen?” vraagt David als hij merkt dat Astrid van plan is uit bed te gaan.

“Ja, het wil maar niet lukken.” Ze gaat weer liggen en legt haar lichaam tegen dat van haar man aan.

“Onrust?”

“Tja… dat zal het wel zijn, hè. Anders was ik allang in dromenland geweest.”

“Nou ja, het had ook van die storm buiten kunnen komen, toch?”

“Ook dat had gekund maar dan nog is het onrust,” klinkt het bits.

David begrijpt wat ze bedoelt maar heeft, vanwege de scherpe klank in haar stem, ook door dat ze niet echt redelijk is op dit moment. Altijd lastig zo’n moment want dan moet er een keuze gemaakt worden. Vraag je niets meer, dan kan het verkeerd uitpakken maar doorvragen kan tot precies hetzelfde leiden. Een goede manier om dit op te lossen is er eigenlijk niet. Het maakt hem ook niet uit. Hij wil weten wat er aan de hand is. “Kun je me uitleggen waar jouw onrust vandaan komt?”

“Nee.”

Opnieuw vreemd, zo vindt David. Het antwoord is gewoon te kort. Astrid zit haast nooit om woorden verlegen. Altijd is ze goed gebekt en dit, dit kent hij niet van haar. “Mag ik je wat vragen?” Haar knikken, dat hij voelt tegen zijn bovenarm, zorgt ervoor dat hij na enige tijd van zorgvuldig in zijn hoofd formuleren zijn vraag stelt. “De laatste dagen ben je niet jezelf. Het lijkt er haast op alsof je je verstopt. Natuurlijk begrijp ik heel erg goed dat je moe bent. Wekenlang heb je gedraafd en ervoor gezorgd dat alles op rolletjes liep maar… nu… nu ben je er gewoon even niet. En het is volgens mij niet alleen maar moeheid want anders zou je na die paar dagen volledige rust die je genomen hebt, opgeknapt zijn. Er vreet iets aan je, hè?”

Inwendig moet Astrid glimlachen om de omzichtige manier waarop haar maatje zijn woorden heeft gekozen. Hij probeert alle gevoeligheden te omzeilen, zo voelt ze, maar toch heel duidelijk te maken dat hij bezorgd is. En… nou ja… het is gewoon heel lastig voor haar. Hoe breng je het onder woorden als je jezelf enorm tegenvalt. Als je het gevoel hebt alsof je niet echt bent. Alsof je jarenlang toneel hebt gespeeld. Anderen getraind, geleerd en hebt voorgedaan hoe het moet en nu… nu het zelf niet kunnen! Misschien… ja, gewoon maar doen. Gewoon maar die twijfel, dat wat ze niet kan uitstaan, hardop zeggen. Misschien dat ze het dan uit haar hoofd kan krijgen. “Ik val me zelf zo verschrikkelijk tegen, David! Heb heel veel cliënten, geef heel veel cursussen in mindfulness, aandachttrainingen, geef adviezen aan iedereen die bij me komt. Begeleidt Pieter op dit moment en tegenover al die mensen weet ik het heel erg mooi te brengen. Geef ik wijze raad. En zelf… zelf kan ik dat alles nu niet in de praktijk brengen. Ben ik… helemaal uit het veld geslagen gewoon. Wat ben ik nou voor een begeleider! Ik ben gewoon waardeloo… “

“Ho! Stop!” zegt David terwijl hij zich op zijn zij draait en zijn armen om Astrid heen slaat. “Loop niet te hard van stapel, schat. Wees voorzichtig met alles wat je zegt want anders bezeer je jezelf.”

“Misschien is dat wel goed! Misschien moet ik dat juist doen omdat alles zo nep aanvoelt aan me. Het voelt zo verkeerd, David!”

“Maar je waardeloos willen noemen en je zelf willen straffen, want daar lijkt het op, gaat wel heel erg ver, liefste! Zoiets heb je niet verdiend gewoon. En… het is ook niet waar. Je bent absoluut niet waardeloos. Je bent van onschatbare waarde voor mij, voor onze kinderen, voor je broer, voor Jaspers familie en zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan.”

“Maar ik kan het zelf niet, David! Ik kan, nu ik zelf in de put zit, geen uitweg zien. Het is alleen maar één grote warboel in mijn hoofd. Het is donker. Ik voel me compleet van de voeten gevaagd. En ik zou het beter moeten weten. Ik zou als psycholoog, als therapeut, als begeleider beter moeten weten dan het een onwarbare kluwen in mijn hoofd te laten worden. Ik had… “

Dan maakt David een fout. Hij is iets te snel met zijn reactie en vergeet de behoedzaamheid, die hij eerder wel hanteerde, ook nu in acht te nemen. In de zin waarin hij haar oproept om te stoppen, gebruikt hij het werkwoord moeten en… dat is link. Dat is je begeven op erg glad ijs. Nooit eerder heeft hij Astrid gezegd wat ze moet doen. Maar aan de andere kant… het lijkt ook nodig. Op dit moment, na haar opmerkingen, heeft hij het gevoel dat ze de regie kwijt is en dat hij die moet overnemen.

“Ik moet helemaal niets, David Tuinstra!” klinkt het verontwaardigd en meteen draait ze zich van hem af.

“Schat, ik wil je absoluut niet zeggen wat je moet. Sorry,” verontschuldigt hij zich voor zijn verkeerde woordkeuze of beter gezegd voor het feit dat die woorden van hem verkeerd uitgelegd kunnen worden. “Het zou beter zijn als je… als je even… Hè, honderdduizendmiljard bliksembommen en dondergranaten, ik weet het even niet, schat. Ik bedoel…leg me… wil je me alsjeblieft precies uitleggen wat er aan de hand is. Wat je voelt. Waar je volgens jou tekortschiet en wat belangrijker is, waarom dat zulke heftige reacties bij jou oproept. Ik wil je helpen, schat. Ik wil er voor je zijn maar heb het gevoel dat ik een kennisachterstand heb.”

De woorden ‘ik wil er voor je zijn’ doen het hem bij Astrid. Het zijn woorden uit de boeken van haar kleine Vietnamese monnik die ze David gevraagd heeft te lezen. Hij heeft ze gelezen, zo blijkt. En dat niet alleen. Hij weet dat wat die kleine, zachte man schrijft ook toe te passen. Ze draait zich weer naar David toe en begint heel zachtjes te huilen. Davids sterke handen glijden over haar rug. Ondanks haar ellende voelt ze zich geborgen. “Dank je, schat, dat je ervoor me wilt zijn. Ik val me zelf tegen omdat ik het zelf allemaal nu niet kan.”

“Wat is daar zo erg aan, Astrid?”

Voor haar heeft het alles te maken met oordelen. Iets waarvan ze weet dat ze het niet zou moeten doen. Want dan is er altijd wel iets te vinden om jezelf te veroordelen.

“Ja, en dat te weten is heel belangrijk. Die kennis kan je verder helpen. Volgens mij wil het feit dat je psycholoog, therapeut, trainer, leraar en begeleider bent niet zeggen dat je ineens een supermens bent geworden. Emoties zijn ook jou niet vreemd.”

“Maar ik had er beter mee moeten omgaan. Had het eerder moeten herkennen wellicht.”

“Dat is niet gebeurd. Je hebt het niet gemerkt en nu mo… “ heel snel herstelt hij zich, “nu kun je verder met dat wat er is, schat. Meer is er niet. Je kunt niet met delete of backspace over je leven schuiven en dingen gaan wissen. Onmogelijk. Ga alsjeblieft verder met wat er is.”

“Maar ik had de balans moeten bewaren. Dat leer ik iedereen altijd. En zelf kan ik het niet eens. Wat voor een leraar ben ik! Ik kan dat wat ik leer niet eens in de praktijk brengen.”

“Je oordeelt jezelf en blijft dat doen, Astrid. Waar je heel goed bent in het niet oordelen over anderen, blijf je bezig je zelf te bekritiseren. Nogmaals, je bent ondanks al je goede kwaliteiten niet een supermens geworden. Je blijft gewoon jezelf. En, dat leer je iedereen ook altijd: een beginner. Nietwaar?”

“Je hoeft mij niet te vertellen wat ik anderen leer, David Tuinstra.”

“Dat doe ik ook niet, schat. Ik heb alleen maar dingen opgestoken van alles wat je mij verteld hebt. En ik ben ervan overtuigd dat het waar is! En ja, je hebt het gevoel dat je het zelf niet kunt maar het is niet waar. Nog een voorbeeldje. Ik zie je vaak genoeg yoga doen en van één van die oefeningen heb je me eens uitgelegd wat de betekenis ervan is.”

Astrid vraagt hem welke dat geweest is.

David vertelt dat het gaat om een evenwichtsoefening. De handen boven het hoofd gestoken en in elkaar gevouwen en dan de voet tegen het dijbeen van het andere been aan.

Meteen weet ze welke oefening hij bedoelt en ook wat ze daarbij verteld zal hebben.

“Het ging volgens jou niet om het continue in balans zijn maar om het evenwicht terug te kunnen vinden als je dat verliest. En, geloof me of niet, dat kun jij ook! Nog steeds! Ook voor jou als leraar is het niet mogelijk om steeds in balans te zijn. Het leven zit zo niet in elkaar. Af en toe zullen er emoties voorbij komen die je helemaal uit het veld kunnen slaan. Zo zie ik het, in elk geval. Die gevoelens zijn er. Zullen blijven komen. Ook bij jou. Jij bent een mens, liefste. Een mens zoals alle andere mensen. Geen robot, geen machine, geen supermens. Jasper betekent heel erg veel voor jou. Want het gaat om Jasper nietwaar?” Het opnieuw knikken van Astrid zegt hem dat hij gelijk heeft wat betreft zijn veronderstelling. “Jasper is jouw maatje. Je hebt vaak gezegd dat hij een voorbeeld is voor al jouw cliënten. Iemand die jij alleen maar de richting hoefde te wijzen en die op eigen kracht, ondanks zijn jonge leeftijd, de rest zelf heeft kunnen doen. En daarna werd jullie relatie alleen maar sterker op de meditatiegroep.”

Astrid vult aan: “Hij ontwikkelde zich zo mooi. Eerst nog een bang vogeltje. Ook natuurlijk omdat de rest van de groep zoveel ouder is. Maar hij groeide, door met ons samen te zijn, door te lezen en door heel veel te oefenen. Ongetwijfeld is hij degene die het meest oefent in de hele groep. Hij weet dat je moet bijven oefenen. Steeds maar weer opnieuw. En, het doet hem goed. Het geeft hem iets.”

“Ja. En jouw verbondenheid met Jasper maakt dat het voor jou nu heel erg moeilijk is. Dat je je evenwicht kwijt bent geraakt. Zolang je van alles en nog wat moest regelen, ging het goed. Nu er wat minder te doen is, val je om. Maar je hoeft het niet bij dat omvallen te laten. Dat weet je ook.”

“Dank je, schat. Voor deze geweldige peptalk.”

“Ik ben er voor je, schat.”

“En ik voor jou, David.”

“Ja, we zijn er voor elkaar. Kunnen elkaar niet behoeden voor het omvallen maar wel er voor elkaar zijn.”

“We zijn een goed team.”

“Zeker. Dat zijn we. Maar nog even over Jasper. Het bericht van vanavond was goed toch?“

Astrid knikt maar geeft dan een nadere toelichting. Schetst wat er volgens haar allemaal nog zou kunnen gaan gebeuren. Bewust kiest ze voor de woorden ‘zou’ en ‘kunnen’ omdat haar vak geen exact vak is. Ze werkt met mensen en iedereen is nou eenmaal anders. Eens had ze een collega die zich in het teamoverleg beklaagde omdat één van zijn cliënten zich niet gedroeg zoals beschreven stond. Haar opmerking daarop was geweest dat hij blij moest zijn met zo iemand want die zorgt ervoor dat je scherp blijft, dat je je niet alleen maar laat leiden door de theorie die je geleerd hebt, maar vooral kijkt naar wat je zelf ziet.

Twee verschillende scenario’s krijgt David te horen. Duidelijk uitgewerkte betogen waarbij Astrid toch nog de nodige slagen om de arm houdt. Uit alles wat hij hoort, begrijpt hij dat Astrid de afgelopen dagen niet alleen maar gerust heeft. Ze is op de achtergrond hard aan het werk geweest. Heeft zich gericht op beide mogelijkheden en als ze uitgepraat is, weet David dat zij erop voorbereid is. Dat ze weet hoe ze Jasper kan helpen. “En wanneer ga je naar hem toe?”

“Morgenochtend. Ik ga vroeg naar mijn werk om de boel op te ruimen en over te dragen en dan ga ik bij hem langs. Ik beloof je dat ik me niet langer zal opsluiten in mezelf. En het spijt me dat ik je heb beroofd van je nachtrust.”

“Houd je nou eens op jezelf te oordelen! Morgen jij nog een paar uurtjes in het ziekenhuis, ik nog een korte dag op het hoofdkantoor en dan gaan we genieten van wekenlang vakantie! Ga ik eindelijk dat onderzoekje van mij naar al die bommen en granaten van kapitein Haddock eens uitvoeren.”

Astrid begrijpt er niets van en krijgt dan te horen dat David jaren geleden aan Pieter al eens heeft beloofd, iets waar Pieter waarschijnlijk helemaal niets meer van weet, dat hij alle boeken van Kuifje weer door zou lezen om te turven hoe vaak kapitein Haddock die uitdrukkingen gebruikt en in welke samenstelling. Astrid schudt haar hoofd als David uitgesproken is. “Echt iets voor mannen! Jullie blijven altijd kinderen!”

“Yep! Gelukkig wel.”

“Maar… ik heb het toch niet verkeerd gedaan, hè? Ik hoef toch niet perf… “

“Stoppen, schat. Dat is goed om te doen nu. En inderdaad, je hoeft niet perfect te worden. Het streven naar perfectie is absoluut niet nodig. Probeer dat alsjeblief nooit te bereiken! Wees jezelf. Zoekende naar het evenwicht. Je kent mijn favoriete citaat toch?”

“Ja. ‘Wer wirklicht lebt, ist nie perfekt!’ Wie waarlijk leeft, is nooit perfect. Uit dat ene lied van Udo Jürgens. Ben de titel kwijt.”

“Ja, de favoriete zanger van je ouders. Werkelijk prachtige teksten en heel erg mooi om naar te luisteren.”

“Ik blijf regelmatig Amazon.de checken om te kijken of er weer iets nieuws van hem uitkomt. Zo houd ik de herinnering aan mijn ouders ook in leven.”

“Heel goed, schat! Blijven doen. Je mag ze nooit vergeten!”

“Alleen jammer, dat jij ze nooit gekend hebt, David.”

“Natuurlijk ken ik ze wel!”

Astrid kijkt haar echtgenoot verbaasd aan.

“Je hebt me zo ontzettend veel over hen beiden verteld! Hoe zou ik ze dan niet kennen?”

“Je hebt gelijk.” Even valt er een stilte. “Ik praat toch niet te veel over ze, hè?”

Davids mening is duidelijk: “Praat zoveel over ze als je wilt. Alleen door te blijven praten over iemand, zul je hem of haar nooit vergeten.”

Astrid kust hem. “Ik ben blij met je, David.”

“Ik met jou, Astrid,” zegt hij voordat hij haar kust. “Maar… ik ben nu wel heel erg wakker en van slapen komt nu even helemaal niets, heb ik zo het idee. Zullen we wat warme melk gaan drinken?”

Astrid vindt het prima. Ze wacht tot David zijn sokken heeft aangetrokken, blote voeten buiten bed en de badkamer vindt hij nou eenmaal helemaal niets, en dan lopen ze samen naar de woonkamer die aan hun slaapkamer grenst. Daar bij het keukenblok maakt David twee bekers melk warm. Als dat gedaan is, zet hij die op de tafel voor de bank en gaat naast Astrid zitten. Ze schuiven dicht tegen elkaar aan. Dan gaat heel langzaam de kruk van de deur naar beneden en verschijnt het hoofd van Robin.

“Ik dacht al dat ik jullie gehoord had.” Hij raapt iets van de grond op en komt dan met zijn schetsboek, zijn tekendoos en zijn knuffelaap de kamer binnen om de deur met zijn voet, net als zijn vader ook gestoken in een sok, achter zich dicht te duwen. Als hij zich tussen zijn ouders wringt, moet Astrid glimlachen. Twee kinderen. Beiden een mengelmoes.

“Wil je ook wat melk?” vraagt David aan zijn oudste.

Robin vraagt of hij warme chocolademelk mag. Zijn vader vindt het prima maar zegt dat hij er geen slagroom op krijgt. Hij kijkt zijn vader vreemd aan. Pas als hij hoort dat het een grapje was, verschijnt er een glimlach op het gezicht van de jongen.

“Kon je niet slapen?” vraagt Astrid.

“Ik werd wakker van het onweer. Het blijft maar flitsen en donderen. En het stormt echt! Er blijft vast niets over van onze boomhut.”

“Morgen maar eens gaan kijken, lieve jongen. Slaapt Niels wel?”

“Ja, die hoort waarschijnlijk helemaal niets. Hij was ook heel erg moe.”

David zet het gevraagde op de tafel neer en gaat dan weer zitten.

“Ik was allang wakker,” zegt Robin, “en ben naar de speelkamer gegaan. Heb daar wat gekrabbeld. Maar ik krijg iets niet voor elkaar.”

Astrid vraagt hem wat hij bedoelt en Robin laat het zien. In zijn schetsboek heeft hij een plaatje geplakt dat hij uit een tijdschrift heeft geknipt. Een plaatje dat hij daarna diverse keren heeft geprobeerd na te tekenen maar, volgens zijn woorden, lukt het niet goed. Hij wijst aan waar het steeds weer fout gaat.

“Kun jij dat wel, mam?”

“Ja. Maar het is wel heel erg lastig.”

“Wil je het mij leren?”

“Nu?”

“Als het kan. Ik ben toch wakker en jij ook.”

Astrid glimlacht om die logica en als ze op staat en naar de eettafel loopt volgt Robin haar met zijn tekenspullen.

David blijft eerst nog wat zitten. Hij is toch slaperiger dan hij gedacht had, zo blijkt. Dan staat ook hij op en neemt de bekers mee naar de tafel. Als hij is gaan zitten, kijkt hij toe hoe Astrid hun zoon uitleg geeft. Het zelf een paar keer voor doet en dan Robin vraagt of hij het ook wil proberen. Hij ziet dat Robin heel goed heeft opgelet. Zelf heeft David absoluut geen talenten op dit gebied maar hun oudste zoon heel duidelijk wel. Die kopieert dat wat Astrid hem heeft voorgedaan bijna feilloos. De kritiek op zichzelf hoort David echter dan ook. Astrid pakt dat goed op. Zegt dat zij het zelf ook niet in een keer kon en dat het vooral aankomt op het blijven oefenen. David glimlacht. Hadden ze het daar eerder ook niet samen over? Nogmaals probeert Robin het en er volgen nog een paar probeersels totdat hij weet dat hij het kan.

“Dank je, mam. Heeft jouw moeder het jou ook geleerd?”

“Ja. Mijn moeder heeft het mij ook geleerd. Maar niet midden in de nacht,” voegt ze er met een glimlach aan toe om vervolgens een hand door de haren van haar zoon te halen.

Ze drinken hun bekers leeg en daarna spoelen ze bij het aanrecht hun mond. Dan wordt Robin door beide ouders naar bed gebracht, lekker ingestopt, geknuffeld en gekust.

Als Astrid en David weer in bed liggen, slaakt Astrid een diepe zucht. “Dit voelt heel erg goed, weet je dat.”

“Ja, kan ik me voorstellen. Je hebt je zoveel zorgen om hem gemaakt en nu blijkt dat als er echt iets is, als hij ergens niet uitkomt, als hem iets niet wil lukken, hij gewoon naar je toe komt. Nou ja gewoon, midden in de nacht.” Beiden schieten ze in de lach.

“Ja, ik moet nog meer leren om los te laten. Ik moet niet alles willen controleren. Niet alles willen sturen. Niet willen proberen Robin dingen te leren maar het initiatief bij hem laten. Om zo hem te laten worden wie hij is.”

“Zo is het maar net. Worden wie je bent, is het enige dat belangrijk is.”

Wordt vervolgd…



Reacties zijn welkom op de site maar ook via mijn mailbox: lucky_eye2@yahoo.co.uk

©Lucky Eye, januari 2013.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de houder van het auteursrecht.

Gesloten